De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 23 april pagina 12

23 april 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 APRIL 1927 No. 2603 Dramatische Kroniek door TOP NAEFF Nieuw Nederlandsch Tooneel Tartnffe LJ IER nu is traditie, scholing, voortbouwing op ?*? * beproefde beginselen, door een ensemble, dat voor Molière niet vreemd staat, en de kunst machtig is in den gegeven stijl de onsterfelijke gestalten op elkaar te laten inwerken. Wij danken er een vertooning aan, die aan de eerste vereischten van stijl en tempo voldoet, die niet, zooals we dit soms zien, uit haar hengsels hangt, maar vast in den vorm staat en sluit, en gevuld wordt zoowel door het spel der hoofdper sonen, als door de kleine figuren, welke gezamenlijk den achtergrond tot een levend weefsel maken, tot een atmosfeer. Een goede, onderhoudende voorstelling, met in het midden Hubert La Roche, dien we lang hebben gemist, en tot onze spijt binnenkort weer aan Brussel zullen moeten afstaan. Goed, al is dit werk met de Misanthrope" en Les femmes Savantes" vormend de trits der hautes Comédies" grootscher van allure, dan wij het thans zagen, en al ontbrak er de uiterlijke verfijning aan, die in den goeden tijd het werk der Lensvelts was. Van welk een kaliber dit meesterwerk van nature is, men hoort, voelt, speurt het al aan den eersten zin, de worp, waarmede een schrijver over zijn werk beslist: Allons, Flipote, allons, que d'eux je me délivre !" De kracht, de macht, de heerlijkheid, de vaart van dien aanhef biedt voor het geheele spel stemvork, maatstaf en tijdmeter, men kan er als het ware de vertooning aan optrekken. Naar dien maatstaf liet zich deze vertooning niet meten, daarvoor zou men zelfs een Tartuffe" wenschen van grooter afmetingen dan La Roche, hoezeer wij ook hebben genoten van zijn sobere en rhenschelijke uitbeelding, en vooral ook een domheidsmachtiger Orgon". Deze personages, die voor een deel dragers van begrippen blijven, kwamen ons thans te na. Hoe meer distantie men bij Molière schept, des te meer kan men de contouren aanzetten, des te meer kan men wagen zonder vrees, dat het den toeschou wers overdreven zal voorkomen, des te brillanter wordt het. Dit bleef te huiselijk, te gemoedelijk. Molière heeft zich om dit werk in zijn tijd fel moeten verdedigen, en wanneer hij in onzen tijd geleefd had en met hetzelfde genie de schijnvroomheid onzer dagen had aangepakt, zou hij er niet minder van moeten hooren. Een meedoogenlooze haat tegen misschien het afschuwelijkste kwaad, dat hij tot den wortel ontblootte, voelen we eronder. Si l'emploi de la comédie est de corriger les vices des hommes, je ne vois pas par quelle raison il y en aura de privilegies". Hier is dus een sterke tendenz zoo mogelijk te ge nezen" en daarbij niet n mensen te treffen, maar de geheele gemeente van huichelaars in deze eene aan de kaak te stellen. Maar daarom moet deze eene, ten opzichte van een meester als Molière, dan ook een geweldige, een bijna niet te vatten, prooi zijn. Twee bedrijven houdt hij hem achter de coulissen, en ge durende die bedrijven hooren we niet anders dan over hem, den geheimzinnigen Raspoetin, die het huis beheerscht. Eerst in het derde bedrijf komt hij voor den dag welk een les geeft Molière in de kunst der voorbereiding! en wordt het fantóme onzer opgezweepte verbeelding verwezenlijkt. * * * La Roche viel, om zoo te zeggen, mee. De trekken van een kwezel, een gloed van wellust over het bolle gelaat, de oogjes, loerende spleten, de handjes knuffelig, een kwallige vent, maar toch niet heelemaal een monster, waarvoor men huivert. In zijn overwegend menschelijke opvatting, schiep La Roche een prachtig gaaf beeld, waarvan het lokkend zoete vogelgeluid en tal van fijne, scherpe, flitsen, waarvan ook de geheele gestalte, als iets zeer persoonlijks bijblijft. Tegenover hem bleef de geestige Orgon" van Kreeft op zijn beurt nog weer eenige hoofden te klein. Ten opzichte van het werk kon men dezen heer des huizes, van wien zelfs de domheid imponeerend werkt, .nauwelijks aanvaarden. Dat deze fluweel-zachte vader bij machte zou zijn een zoon uit het huis te verjagen, vrouw en kinderen eenige wet te stellen, was moeilijk te gelooven. Meer nog dan de domheid hekelde Mo lière in zijn persoon de verblindheid. Om aan het ongelukkig gezin, overgeleverd aan zulk een kortzichtigen tyran van een vader, de ergste tragiek, die het spel te psychologisch en te zwaar zou maken, te ontnemen, gaf hij Orgon bij zijn verwatenheid en fanatisme, ook de wezenstrekken van een stomkop kostelijk was die bedrukte, verbaasde blik van Kreeft! Maar deze soort huiselijke domheid is toch niet de hoofdzaak bij den door zijn misplaatst idealisme be zetene, en in zijn waan zich wurgend mensch. Er kan haast geen sterker stuk dialoog in de litteratuur aan te wijzen zijn, dan het beroemd refrein: Die arme man !" historische woorden, door Molière aan niemand minder dan Lodewijk XIV ontleend, welke volgens de anecdote eens zoo'n medelijden had met een bisschop, die wegens de vasten niet bij hem kon dineeren, en zich inmiddels met een formidabele lunch schadeloos stelde. Molière laat Orgon dien zin telkens herhalen, maar het zal zijn bedoeling niet geweest zijn, dat dit steeds in denzelfden toon geschiedt. Er is in deze litanei een sterke climax, Orgon bedrinkt zich aan zijn vereering Indrukken van het Congres der S. D, A, P. voor de Groene Amsterdammer" geteekend door Marie de Roode?Heyermans o» '<tilï^ ^ '.' / --., ?/)'? /s.r' * ; -'^y ~' *-"f NV > sr "j^. .r'" A. H. GERHARD HENRI POLAK E. RIBBIUS?PELLETIER ? '-'. A \ ' ED." POLAK C. WERKHOVEN ,-v / ^ * l- l }. ALBERDA. F. M. WIBAUT DE OUDSTE EN UE JONGSTE PARTIJBESTUURDER voor den heiligen broeder, en hoewel hij in zijn mee warigheid nauwelijks weet wat hij teemt, moet toch de zwelling van het lustgevoel den zin opblazen tot het bijna etherische. Kreeft was ontegenzeggelijk fijn en koddig, maar ook hij groeide niet uit. Een wat eentonige, maar krachtige poging het groote te benaderen, deed Antoinette Sohns, als Madame Pernelle", wier fanatiek vertrouwen eerst bezwijkt als haar geld in het gedrang komt. Steunend op haar stok, en al in de beweging van dien stok, gaf zij felheid, een complex van saamgedrongen harts tochten in een oude vrouw. Ook Sophie de Vries, de beminnelijke ,Elmire" die terwille van den vrede in haar huis en het geluk harer kinderen bereid is tot een vernederend valsch spel, met het doel Tartuffe te ontmaskeren, heeft voor een Molière-stuk houding en gebaar. Haar weinig buigzaam orgaan onthoudt aan haar vrouwenfiguren tot op zekere hoogte de charme, en hier vooral was dit jammer. Maar als actrice toont zij zich in deze soort rollen altijd de waardige dochter van Louis Moor, en de Cécile Sorel van ons tooneel. Mevrouw de Gruyter, Dorine, is almede voor dit werk geschapen. In de eerste bedrijven, vóór de opkomst van Tartuffe, kwam het veel op haar neer en hoe kranig deed ze het! Vlot en gul, wars van alle gekunsteldheid, vollevend. Men begrijpt haast niet hoe er sinds Molière nog eenig mensch voldoening kan vinden in aanstellerij, met zooveel liefde heeft zijn hart de natuur gegeven wat haar toekomt, in die frissche volkskinderen, bestemd eenmaal over alle decadentie te zegevieren. Carl Veerhoff was een wat stijve en koele Cleante", in wiens streven naar redelijkheid, menschelijkheid en maat, wij den aanleg .vinden van Alceste", den misantroop, die een verkapt en terneergeslagen humanist is. Het jonge paar, Helene Treep-Vink (Marianne) bekoorlijk, maar wat ijl en zwevend, de lieve rol kan best wat innigheid verdragen, en Valere", haar minnaar (Rien van Noppen) met Damis", haar broeder (zwak van dictie was Phil de Vries) vulde het tweede plan en het samenspel, het luisteren, het kijken, het op- en afgaan, viel te loven. Zooals de geheele vertooning ongetwijfeld als een der weinige beste" van het seizoen verdient te worden geprezen. De kans een Molière-werk te zien in een behoorlijke opvoering moet niemand zich laten ontgaan. Dit oprechte, trouwe hart klopt voor een ieder, zijn taal hoe goed zijn toch die vertalingen van Wendel l is voor ieder verstaanbaar, menschelijkheid, moraal en schoonheid, vindt men hier in onvergelijkelijken vorm bijeen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl