Historisch Archief 1877-1940
No. 2603
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 APRIL 1927
19
FEUILLETON:
Het Spooksel aan den
door MELIS STOKE
.Met teekening voor de Groene Amsterdammer" door
Karel van Seben
EEN meneer uit Soerakarta maakte
gebruik van de hem van
Gouvernementswege geboden gelegenheid om met
zijne Vrouw en vijf kinderen een verlof
in Europa door te brengen.
Op den drempel van de hem en den
zijnen nieuwe wereld, zoo tusschen
PortSaïd dus en het eiland Kreta, had de
meneer uit Soerakarta een gedaante
verwisseling ondergaan.
Hij droeg nu een slecht zittend
colbertje van stug laken. Zijne vrouw droeg een
somber-getint wandelcostuum en een
hoed met pluim en de vijf kinderen
waren tot aan den neus in gebreide klee
ding gewikkeld en droegen, tot op de
oogen, wollen mutsen met kwastjes.
Aldus toegerust voer het gezelschap
plichtmatig op het groote comfortable
mailschip, rondom het bewoonbare ge
deelte van Europa, naar de duinenkust
waaruit havenarmen in zee liggen als
gereed orn de broeders uit het verre
oosten te omstrengelen en aan het hart
te drukken.
Met gemengde gevoelens zag de me
neer uit Soerakarta die armen en dat
oogenblik tegemoet.
Want, weliswaar, hadden zijne vijf
kinderen, zij het dan ook onder pressie,
en zonder den zin der woorden te ver
staan, op school, met Chineesjes en
Javaantjes en Klingaleesjes, gezongen van:
Holland's Duin" en ,,Opden blanken
top der duinen", vooralsnog was hun
allen een rotsige kust, waar lauwe golven
tegen breken, vertrouwder.
En het mailschip, met xijn Oostersche
bediening en gemoedelijk-goed- Indischen
toon, was huh nog een veilig honk, een
soort afgebroken en weggestuwd brokje
vaderland, waarop de gouvernementeeie
Almacht hen allen in oneindige goedheid
en onontkomelijke regelvastheid, ge
plaatst had, echter, om hen straks over
te leveren aan eene wilde, avontuurlijke
vrijheid onder onbekende en dikwijls ge
vaarlijke omstandigheden.
Met bewonderenswaardige zekerheid
leidde de kapitein het schip langs de
boorden van Europa en tenslotte de
steenen omarming van de Hollandsche
haven binnen.
De meneer uit Soerakarta zag hoe de
vangarmen het schip omsloten en hoe
een nauwe vaargeul het met hem en de
zijnen inzoog naar het Moederland.
Onder een afgrijselijk spektakel zette
het gezin veertien hagelnieuw geschoeide
voeten aan wal, liet zich meesleepen in
een tumultueus gedrang, en belandde
eindelijk in een confusie van pakjes en
koffertjes in een rookcoupétweede klasse
naar 's-Gravenhage.
Nog dienzelfden avond kwam de
meneer uit Soerakarta tot de verbijste
rende conclusie dat het eindpunt van
zijn reis, middelpunt van jarenlange
verwachting, bereikt was.
Geleund in een rood-pluchen fauteuil.
beschenen door fel electrisch licht van
onder een knalrood kapje stralend, luis
terde hij naar het klagelijk geween van
de jongste drie kinderen in het aan
grenzend vertrek. Een lauwe geur van
roode kool en ossenlapjes zweefde door
het pension. De pendule sloeg negen
maal. Bij de buren werd op een ont
stemde piano getingeld.
De groote reis was volbracht. De
droom was werkelijkheid geworden. De
meneer uit Soerakarta genoot
welbehagelijk de belooning voor jarenlange
stipte plichtsbetrachting als kantoor
hoofd in dienst van het gouvernement
van Nederlandsch Indiëmet den
peroonlijken titel van hoofd-kantoorhoofd.
Een ontzettend triomfgehuil wekte
den volgenden morgen de medebewoners
van het pension uit den dommel.
Snelle, nijdige stappen raasden langs
de traptreden. Er klonk geklop op een
deur. Daarna heerschte er eenige secon
den diepe stilte en toen schoten vrouwe
lijke kijftonen uit, zóó fel als in deze
omgeving nog sk'chts zelden waren
gehoord.
Na eenigen tijd verstomde het tumult.
Een deur sloeg dicht. In de apparte
menten van den meneer uit Soerakarta
was de stilte des grafs.
En beneden telefoneerde de dame van
het pension met een behangersbaas.
,,Die Indische kinderen, zoo verklaar
de zij, weten van baldadigheid niet wat
ze doen moeten.... ze scheuren m'n
op zijn beurt het minimum-loon aan
zijn gezel uitbetaalde.
Zoodat wér eens de Indische middelen
in breeden moederlandschen kring herin
neringen hadden gewekt aan de batige
sloten uit dien verfoeilijken tijd van kolo
niale exploitatie.
Maar dat, ook in dien modernen en
eerzamen vorm, de exploitatie van het
wingewest zich wreekt, zij den
scherpzinnigen econoom duidelijk gemaakt
door de mededeeling dat het nieuwe,
lichte behang uiterst slordig, zóó maar
over de gehavende resten der vroegere
versiering geplakt was.
Wanneer, in het algemeen, heeren uit
Soerakarta, of van elders, nieuwe wo
ningen betrekken, stemmen zij eerst de
daarin huizende geesten gunstig met een
of ferm aal.
De meneer uit Soerakarta wist niet óf,
en in hoeverre, de booze geesten in een
Haagsch pension bezworen kunnen
worden met andijvie, gehakt of
griesmeelpudding.
En, aangezien zijne echtgenoote en
papier bij lappen van m'n muur...."
Dit was, inderdaad, zoo al eenigszins
overdreven, toch juist. De kleinste drie
verlofgangers hadden, op hun bij het
ochtendgrauwen ingezette speurtochten
in de nieuwe omgeving, ontdekt dat het
niet-onvriendelijk gebloemd behangsel
van onderen los zat. Ze hadden eerst een
stukje los gepeuterd en, toen ze daar
onder een diep-bruin motief ontdekt
hadden, steeds grooter stukken afge
scheurd, wellicht in de atavistischen
hoop muurschilderingen of lofwerk van
historische of artistieke waarde te zullen
ontdekken.
Allengs echter had het onderzoek
het karakter van vernielingsdrift aan
genomen, en, juist toen een groote lap,
welhaast tot aan de zoldering, met
grillige flarden werd weggescheurd, was
hun vader binnengetreden.
Zijn ingrijpen had het gegil gewekt
dat wederom de pensionhoudster, en
vervolgens via deze, den behanger in
het incident betrokken had.
Dien avond reeds was het vertrek ge
heel op nieuw behangen. De meneer uit
Soerakarta betaalde een hoog bedrag aan
de pensionhoudster, deze een aanzien
lijk geringere som aan den behanger die,
hij-zelf liever niets deden dan booze
geesten nóg boozer te maken door ze te
beleedigen met voedsel dat ze niet
lusten, besloten ze tot het eerste.
Want het begraven van een runder- of
geitenkop heeft, om een stout beeld te
gebruiken, in een Haagsch pension
nogal voeten in de aarde.
Zoo bleven dan, tot heimelijken angst
van den meneer uit Soerakarta en de
zijnen, de blijkbaar van den aanvang af
verstoorde huisgeesten onbevredigd ..
De niet slechts in overdrachtelijken
zin gouden verlofdagen spoedden heen.
Ze waren, voor den meneer uit Soerakar
ta en de zijnen, in vele opzichten zoo
bezwaarlijk ais een pool-expeditie: zoo
koud, zoo kostbaar en zoo oncomfortabel.
Het scheen alsof de pensionhoudster,
nu haar behang niet meer beschadigd
werd, langs andere, indirecte wegen,
maar uit dezelfde milde bron, midde
len wilde putten om ditmaal geheel
's-Gravenhage te laten bespannen met
goudieder....
Maar de huisgeesten, die zich blijk
baar zuiver-economisch hadden georiën
teerd, lieten het gezin verder onbelaagd.
Totdat, op zekeren avond, de meneer
uit Soerakarta uit dien waan werd
wakker geschud....:
Hij was met zijn vrouw naar een
koffiehuis geweest, waar zij elk tegen
de bittere koude drie wijngroccen tot
zich hadden genomen. Hierdoor evenzeer
gerestaureerd als duizelig, keerden ze
huiswaarts. En, alvorens te bedde te
gaan, besloten zij zich te vergewissen
van den rustigen slaap der jongsten.
Te dien einde, en om t ie niet te ver
storen, ontdeden ze zich in den gang van
hun knellend schoeisel en slopen, slechts
met een brandende kaars gewapend, het
slaapvertrek der kleinen binnen. De
meneer uit Soerakarta sloop vooraan.
Zijne vrouw sloop, den blaker dragend,
achter hem.
En, midden in de kamer staande, kre
ten zij beiden, tegelijk, en schier in den
zelfden falsettoon: Adoe-oe-oe.. !"
Daar in het schemerduister rees, ach
ter de bedden der kinderen, reuzenhoog,
de gestalte van den verstoorden
huisgeest: een oude, gebogen Chinees, met
hangende snorren en een afzichtelijke
muts. Hij boog zich grijnzend over de
kinderbedden en wees met een vinger,
waaraan een afschuwelijk lange nagel,
naar hun hoofdjes. De blaker viel klet
terend op den grond. En uit het duister
klonken woeste kreten.
Adé'tje".... Prullie !"....
Lotisje".... Adue...,
De deur vloog open. Langs de trappen
snelde de meneer uit Soerakarta, met
in eiken arm, een krijschend kind, ge
volgd door zijne vrouw, die hare in een
deken gewikkeld angstig gillende jong
ste mee-droeg....
In een oogwenk stoiui het portaal vol
menschen....
Men riep dat er brand was en om po
litie en water....
In het gedrang viel een glasruit in
scherven op den steenen vloer.. ..
De meneer uit Soerakarta en zijne
vrouw riepen onverstaanbare woorden..
Den volgenden dag verhuisde het
gezin naar een ander pension. En daar
het juist maildag was, werd het apparte
ment verhuurd aan een meneer uit
Soekaboemi.
Met du waarschuwing het nieuwe
behang in de achterkamer niet te be
vuilen. ...
En met liet zimr-zoute verzoek gén
aanstoot te nemen aan die ne plek,
waar het oude, donkere behang wat
doorschemerde. Want dat zag men niet
overdag, maar, hoogstens, 's avonds bij
schuinopvallend licht....
AAN DE INZENDERS
Alle voor het redactioneele gedeelte
bestemde inzendingen moeten
worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
zonder vermelding van persoonsnamen,
De geschiktste omvang van artikelen
bedraagt ten hoogste 1800 woorden.
Indien de bijdrage voor illustreenng
met foto's in aanmerking komt, gelieve
de inzender, zoo mogelijk, de foto's
die niet reeds in andere week- of dag
bladen mogen zijn gereproduceerd
tegelijk met het artikel in te zenden.
De copy moet in machineschrift zijn
geschreven, terwijl slechts n zijde
van het papier mag zijn gebruikt.
Indien inzenders prijs stellen op terug
zending van ongevraagde bijdragen,
wanneer deze niet worden geplaatst,
dan moet daarvoor porto worden
ingesloten.