Historisch Archief 1877-1940
No. 2603
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 APRIL 1927
Uit de Natuur
De Idylle van de Honigbij
door Dr. JAC. P. THIJSSE
EEN BIJENSTAL IN DE KOOLZAADVELDEN
(Foto Polygoon)
l
l
;N het voorjaar verlaat de bij den korf, als indertijd
de duif de arke Noach's. Wat zij terugbrengt is
niet de olijftak, maar twee pakjes stuifmeel aan de
achterpooten, ten teeken, dat het bloeien is begonnen."
Zoo ongeveer begon John Burroughs een halve eeuw
geleden zijn relaas over de honigbij.
Dat is ieder jaar Weer een nieuwe vreugde, het
bewijs dat de korf nog leeft en krachtig genoeg is,
om dadelijk flink aan het werk te gaan. De enkele
vlucht op een zonnigen Januari-morgen of de
reinigingsvlucht in het eind van Februari zijn beide ook
merkwaardig genoeg, maar het indrukwekkendst
blijft toch steeds de hervatting van den ai beid, het
druk vertier der werksters. Troepsgewijs draven zij
het vlieggat uit, toeven even op de vliegkamp en
gaan er dan van door. Als nieuwelingen den korf voor
het eerst verlaten, dan maken zij dadelijk rechts
omkeert en monsteren in schommelvlucht den korf
en zijn omgeving als om zich te oriënteeren voor de
terugkomst. Spoedig keeren ze weer met de
stuifmeelklompjes aan de achterpooten of de zuigmaag
vol honig. Een kwartiertje bij het vlieggat leert u
Welke bloemen reeds in massa in bloei zijn. Hier in
Kennemerland komen veel bijtjes thuis met blauw
stuifmeel van de sterhyacinthjes, met oranje stuif
meel van de crocussen, geel van wilgen, zeer licht
van de perzik en later ook groote grijzig, geelwitte
massa's van de buksboompjes, of palmboompjes.
Aan de honigdraagsters is uitwendig niets te zien, zij
hebben haar zoete vracht in de honigmaag, die ligt
in het achterlijf, vlak vooraan tegen het middel. Ze
halen den honig van dezelfde planten, die ook het
stuifmeel leveren. De boschanemoontjes geven geen
honig, wel stuifmeel.
De anemonen en de Wilgen zijn echt inlandsche
planten, al het andere is kweekgoed. Trouwens onze
honigbij zelf is een gast uit warmer landen en zou
het zonder onze zorgen hier niet kunnen uithouden.
Van tijd tot tijd vestigt een verwilderde zwerm zich
Wel eens in een hollen boom of in muurholten, maar
die houdt het zelden langer uit dan een jaar of zoo.
De beminnelijke en bewonderenswaardige honigbij,
die het natuutleven opvroolijkt van vroeg i.i h.t
voorjaar tot laat in den herfst is niet een natuurlijk
element in het Hollandsen landschap, maar een pleeg
kind van de cultuur. Maar welk een aanwinst, ook
voor onze oorspronkelijk inheemsche bloemen zelve.
Doch laat ons blijven bij de cultuurplanten. Zonder
deze zouden wij moeilijk bijen genoeg kunnen houden,
vooral in het voorjaar, hoe grooten voorraad de
wilgen ook leveren en dikwijls genoeg moeten wij nog
bijvoederen in Maart en zelfs nog in April. Met het
midden van April komt er wat meer ruimte: het
koolzaad gaat bloeien, groote gele vlakken in onze
kleipolders. De imker brengt er zijn korven heen en
nu kan het lieve leven beginnen. ledere
koolzaadbloem heeft onderin tusschen de twee korte
meeldraden een paar dikke, glanzige groene honigklieren
voortdurend werkzaam. Het teveel aan honig, dat zij
voortbrengen vlei: af naar den hollen voet van de
kelkblaadjes. Maar den heelen dag vegen de honig
bijen met haar ruigen tong het vloertje droog. Onbe
grijpelijk vlug gaat dat, een dozijn bloemen per
minuut, van tros tot tros en eindelijk rijk beladen
naar de i korf toe. Teg;nwoordig weten we, dat zoo'n
rijk beladen honigverzamelaarster in kennelijk opge
wonden staat in den korf terugkeert en een soort van
bacchantischen dans uitvoert eer ze haar buit in de
voorraadschuren deponeert, een dans, die de andera
bijen opwekt om haar te volgen als zij den korf ver
laat en zoo krijgt het veld waar rijkelijk honig vloeit
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Den Haag.
DE BESTE HOED.EN IN HOLLAND
al spoedig druk bezoek. Het koolzaad zelf heeft er
voordeel van, want de ruige bijen brengen onwillens
en onwetens stuifmeel uit de eene bloem op de
stempels van de andere, bewerken zoo de kruisbe
stuiving, die het koolzaad meer begeert dan
zelfbestuiving. Ge weet, dat tijdens den bloei de vier lange
meeldraden van de koolzaadbloem zich
buitenwaarts draaien als om te verhinderen, dat haar stuif
meel op de stempels komt.
Nu komen er dagen van overvloed, want tegelijk
met het koolzaad gaan de kersen bloeien en iets later
de appels. De honigbij kan die kersen best gebruiken,
maar de kersen zelve hebben de honigbij nog meer
van noode dan de honigbij de kers. Het koolzaad kan
nog zaden vormen door zelfbestuiving, maar de kers
zoo goed als niet. Wanneer de honigbijen er niet waren
dan zou het met de kersen- en appelteelt droevig
gesteld zijn. Wanneer ge dezer dagen het heerlijk
schouwspel geniet van de bloeiende kerseboomen, dan
zult ge wel opmerken, dat de bloemen behalve door
de bruingrijze honigbijen ook bezocht worden door
kleurige hommels en ook door bonte en glanzige
graafbijtjes, maar het aantal van deze inlandsche
bijen is bij lange na niet voldoende om al onze kerse
boomgaarden te verzorgen. De hommelnesten, midden
Maart gesticht door n enkele koningin, tellen hun
bevolking nog slechts bij tientallen, de graafbijtjes
leven alleen en afgezonderd en missen de voordeelen
van samenwerking en arbeidsverdeling. In de bijen
korven echter hebben we al dadelijk een bevolking
van tienduizenden arbeidsters elk met haar eigen
taak en bezield met ontembare arbeidsdrift. Zoo is
het mogelijk dat de kersen en de appels en de vroege
bessen behoorlijk worden bevrucht. Wanneer wij het
al niet deden om honig en was en om het genoegen,
dan zouden wij toch al bijen moeten houden ter wille
van landbouw en fruitteelt en een uitbreiding van
de fruitteelt moet onvermijdelijk gepaard gaan met
een vermeerdering van de bijenbevolking.
't Is heel moeilijk, zoo niet ondoenlijk om voor deze
omstandigheden een kwantitatieve uitdrukking te
vinden. Wanneer We echter aannemen en dat
kunnen we gerust ??dat 90 percent van onze kersen
en appels afkomstig zijn van het bestuivingswerk van
de bijen, dan blijkt wel dat het nut der bijen voor de
fruitteelt veel en veel grooter is dan de opbrengst
van al de was en honig. Ze worden er niet direct voor
beloond en de imkers ook niet. Maar we mogen nu
toch wel zeggen, dat de bijenteelt van groot nationaal
belang is en iedere imker een Weldoener der
menschnud.
(Wordt vervolgd)
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP IEDEREFLESCHl
Wat Anderen van ons Zeggen!
Met eere en met talent heeft dit weekblad (De Groene Amsterdammer)
zijn taak in de Nederlandsche samenleving verricht. In alle hoeken
van ons land is zijn naam bekend. Mannen en vrouwen van beteekenis
hebben zich onder zijn groene vaandel geschaard, en naar hun stem
hebben duizenden gaarne geluisterd.
D. HANS, Voorzitter Ned. Journ. Kring in het 2500ste nummer