De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 30 april pagina 1

30 april 1927 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

i- i F^e Groene <ts<_xVVêekbI , voor Nederland .. sinda vijftig jaar aan de apita der ?weekbladen . . . ." ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP Redacteuren! H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF Secretaris der Redacüe. C. F. VAN DAM Uitg.1 N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM TOE AND HEEL OPGERICHT IN 1877 No. 2604 ZATERDAG 30 APRIL 1927 Leiding gewenscht 'TPOEN in Maart van het vorige jaar door het op* A treden van het kabinet-de Geer een einde werd gemaakt aan de regeeringscrisis, kondigde het nieuwe ministerie terstond aan, dat het zijne taak als vol" bracht zou beschouwen, zoodra gebleken zou zijn, dat zich weder een parlementaire meerderheid had gevormd, die bereid was de regeeringsverantwoordelijkheid te aanvaarden. Op dat oogenblik zag het er niet naar uit, dat deze omstandigheid zich spoed g zou voordoen. Slechts op twee wijzen toch zou een parlementaire meerderheid tot stand kunnen worden gebracht: door het herstel der coalitie, of door een samengaan van Roomsch-Katholieken met sociaal- en vrijzinnigdemocraten. Tijdens de crisis had men achtereenvolgens beide wegen ingeslagen. De poging van den heer Marchant om een democratisch kabinet te vormen, was afge stuit op de weigering van de Roomsen-Katholieke Staatspartij om daartoe mede te werken; evenmin was het gelukt de breuk te heelen, die in de coalitie was ontstaan door het geschil over het gezantschap bij het Vaticaan. Zoo bleef er niets anders over dan de formatie van een extra-parlementair, juister ge zegd: een interimair kabinet. Een tijdlang zou dit zich zeker kunnen handhaven; het was niet aan te nemen, dat de veete tusschen Christelijk-historischen en Roomsch-katholieken reeds heel spoedig zou worden bijgelegd; evenmin dat voor de laatste partij reeds na enkele maanden de bezwaren tegen een samen werking met sociaal- en vrijzinnig-democraten niet meer zouden wegen. Maar met dat al bleef de levensduur van het kabinet-de Geer toch onzeker. Sommigen achtten het niet uitgesloten, dat het tot de Kamerverkiezingen van 1929 zou aanblijven; anderen voorspelden het geen langer bestaan dan een jaar. De coalitie, zoo oordeelden deze laatsten, zal herleven, zoodra het gezantschap bij het Vaticaan in het vergeetboek is geraakt; voor de drie partijen der rechterzijde is het gezamenlijk uitoefenen van de regeeringsmacht te veel waard, dan dat zij geen uitweg zouden weten te vinden uit het doode slop, waarin zij zijn geraakt. Nu het kabinet-de Geer reeds langer dan een jaar zich heeft gehandhaafd, en daarmede de voorspelling der pessimisten alvast heeft gelogenstraft, valt de gissing naar *.ijn levensduur iets gemakkelijker. Het ziet er thans heelemaal niet naar uit, dat aan de coalitie nieuw leven zal worden ingeblazen; ook de kans op het tot stand komen van de andere parlementaire meerderheid, het zwart-rood-rose-blok, is niet gestegen, maar verminderd. De jongste verkiezingen voor de Provinciale Staten hebben in dit opzicht een belangrijke aanwijzing gegeven. Zij hebben n.l. getoond, dat de twee Protestantschkerkelijke partijtjes, die uit den afkeer van de coalitie zijn geboren, een aanmerkelijken aanwas, van stemmen hebben gekregen; de anttrevolutionalre partij daar entegen, die van de drie rechtsche partijen het meest op herstel der coalitie uit is, ging vrij sterk achteruit; de Christelijk-historischen, onder wie er zeker zjjn, die naar een terugkeer van de coalitie verlangen, maar die dan toch de breuk met Rome hebben ver oorzaakt, hadden geen reden tot klagen over den uitslag der verkiezingen. Men mag aannemen, dat zoowel voor de antifevolutionaire als voor de Christelijk-historische partij deze les niet verloren zal gaan; de eerste zal de waar schuwing voor het gevaar van verdere afbrokkeling niet in den wind slaan en zich wat gereserveerder toonen tegenover eventueele plannen tot herstel der coalitie; de laatste zal haar invloed niet willen ver spelen door meer toenadering te gaan zoeken tot de Roomsch-katholieken. En ook de mogelijkheid van een democratisch kabinet is thans nog verder verwijderd. De sociaal-democraten blijven steeds daarvoor ijveren; zij laten geen gelegenheid voorbijgaan om aan de R.K- arbeiders voor te houden, dat zij alleen heil hebben te verwachten van een regeering, waarin Roomsch-katholieken, sociaal- en vrijzinnig-demo craten zich op een democratisch programma hebben vereenigd; zij laten de hoop niet varen om de samen werking, die in verschillende gemeenteraden reeds is verkregen, ook naar het landsbestuur over te brengen. Maar tot nog toe kloppen zij aan doovemans deur bij de R.K. Staatspartij. Deze legt er hoe langer hoe meer den nadruk op, dat zij de gemeenschappelijke belangen van alle R.K- kiezers, en niet slechts die van een bepaalde groep wil behartigen, en het gelukt haar, ondanks velerlei verschil van meening in eigen boezem, de uiterlijke eenheid te handhaven. Ook in dit opzicht geven de verkiezingen voor de Prov. Staten een vingerwijzing: de R.K. volkspartij, waar toe de R.K. democraten, die voor een gezamenlijke regeering met sociaal- en vrijzinnig-democraten te vinden zouden zijn, zich toch het meest aangetrokken moesten gevoelen, maakte daarbij een povere figuur. Zoo laat het zich niet verwachten, dat het kabinetde Geer spoedig zal worden herinnerd aan zijn belofte om af te treden, zoodra blijk is gegeven van de vorming eener parlementaire meerderheid; het heeft een goede kans om aan te blijven tot de eerstvolgende Kamerverkiezing, die van 1929. Men mag zich daarover verheugen, omdat intusschen zijne taak aanmerkelijk belangrijker is geworden. Sinds de verwerping van het Nederlandsch-Belgisch tractaat heeft het te zorgen voor een nationaal belang van de eerste orde: het vinden van een oplossing voor de kwesties, die aan de goede betrekkingen tusschen beide rijken in den weg staan. Wij hebben hier meermalen betoogd, dat het ka binet-de Geer ten onrechte het tractaat als een aan gelegenheid heeft beschouwd, die het geheele regeeringsbeleid niet raakte. Gedane zaken nemen geen keer; de fout, die bij de samenstelling van het kabinet was begaan, viel niet meer te herstellen; indien de Eerste Kamer het tractaat had aangenomen, zou toch de volle verant woordelijkheid voor alle gevolgen daarvan op het tegenwoordige kabinet hebben gedrukt, ondanks zijn afzijdige houding. Maar de verwerping van het tractaat heeft ook dit goede gevolg gehad, dat het kabinet-de Geer thans zijn gedragslijn heeft bepaald; dat het eensgezind is omtrent de nieuwe regeling, die het zal voorslaan, en in zijn geheel daarvoor zal opkomen; dat het de beslissing daarover niet aan den opvolger van den heer van Karnebeek heeft gelaten, maar er zich van INHOUD: 4. 5. 6. 7. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. Prof. Dr O. W. Kernkamp, Leiding gewenscht. Wlnston Churchill, Bulldog en Tygrr. Joh. Braakensiek, De Vereenigde Sloten tn Mid den Amerika Dr. B. Raptschinsky, Italiëen Joegoslavië. H G. Cannegieter. Een nieuw boek over de oude school. L. J. Jordaan, Het backfish-kiesrecht in Enge land Dr. W. v. Ravesteyn, Een negatief resultaat Annie Salomons, Bijkomstigheden. Dr. Jac. P. TMisse Uit de natuur. W. Wijnaendts-Francken, Het gevaar Top Nafff, Jo Feiten-Steenbergen f. Top Naeff, Dram. Kmniek. J. W. F. werumpus Buning, Kroniek van den Dans, mei teekeningen door W. Heskes. Dr. j. Tidrooy. N. Fransche boeken Carry van Bruegen. Grepen. O. Simons, De buste van Mtngelbtrg H. J. M Walenkamp, De Vischhal op de Meuwmarkt. Constant van Wessem, Muziek Otto van Tussenbroek, Hei nieuwe gebouw van M-tz & Co. H. K. Teune. Amsterdamsche Schouwburgen Joh. L , Mijn Film Prof. Dr. J Prinsen en H. Middendorp, Boek bespreking. L J. Jordaan, Bioscopy. Beursspieg'l. Jhr. Mr H Smissaert, On den Econ. Uitkijk C A K. Internationaal Girnverketr Pad'o: A. Duboi», Luchtvaart en Radio R. Swierstra, De Antenne. Barbarossa, Hit den Gemeenteraad. Melis Stoke, Weekendgenofgtns Cel 2. Telefoon. Feuilleton: SI ierengevechten Uit het Kladfchrift van jantje. Melis Stoke, Kijmkronyck Charivarius, Charivaria. Omslag: Spelproblemen. Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, Belgische Pamfleltenngen boven Limburg. heeft vergewist dat deze instemt met de meening van het Kabinet. Van dit alles is wel is waar niets gebleken; maar men mag niet aannemen, dat anders zou zijn geschied. Zoo goed als er in Belgiëblijkens'de onduldbare propaganda-tochten naar Limburg chauvinisten zijn, die op een botsing aansturen, zoo goed zijn er in Nederland stokebranden, die het vuurtje van de oneenigheid willen voeden. Men late hun niet te lang de gelegenheid daartoe ! Ook om het kwaad, dat zij kunnen stichten, tev oorkomen, moge de Regeering niet langer dan noodig is het zwijgen bewaren over de gedragslijn, die zij denkt te volgen. Het Kabinet-de Geer heeft in de NederlandschBelgische aangelegenheid thans leiding te geven, ook aan de openbare meening. KERNKAMP Naschrift. Dit is niet geschied in de rede, die de nieuwe minister van buitenl. zaken, nadat het bovenstaande was geschreven, in de Eerste Kamer hield; wij waardeeren de strekking ervan; maar over de voornemens van de Regeering in de Bel gische kwestie heeft zij ons niet veel wijzer gemaakt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl