Historisch Archief 1877-1940
12
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 APRIL 1927
No. 260*
Niemwe Fraesehe Boeken
door JOHANNES TIELROOY
Edmond Fleg, Le juif du Pape, pièce en
4 actes, Paris, Rieder, /r. 7.50
In de eerste decenniën van de zestiende eeuw heeft
eenmaal een hoofd der Katholieke christenheid van
den- universeeien vrede gedroomd, misschien Dat
hij tenminste vrede wenschte tusschen Frankrijk en
het rijk van Karel V is zeker. Verzoend, zouden zij
ook zijn grenzen niet overschrijden, den pauselijken
staat niet misbruiken om er hun geschillen uit te
vechten, en samen zouden zij sterk zijn tegen den
gemeenschappelijken vijand, den barren en baarlijken
Turk. Dat paus Clemens VII achter deze verzoening
tusschen twee vorsten ook een Vrede der wereld zag
lichten, kan men gissen, en heeft Edmond Fleg gegist,
verondersteld, in een drama tot verbeelde waarheid
gemaakt.
In denzelfden tijd als die paus, droomde van
universeele verzoening een Jood. Hij heette Molco, hij was
pauselijk arts. Hij deed wonderen, zei men. Zijne
vrienden en hijzelf zochten overal in Europa de
Christenen te naderen, en dezen smeekte hij die toe
nadering te gedoogen. Samen zouden zij, naar hij
zeide te hopen, Europa verdedigen tegen de donkerste
dreiging die het nog overhuifd had. Samen zouden zij
zelfs het Heilige Land bevrijden, en Jood zoowel als
Christen zou daar zijn rekening bij vinden. Molco
schijnt werkelijk geleefd te hebben, maar veel van
wat over hem verhaald wordt, is legende: Edmond
Fleg heeft het tot tijdelijke werkelijkheid gemaakt
voor wie zijn drama leest of ziet spelen.
Het werd inderdaad reeds gespeeld, te Parijs, in
1925. Een jaar tevoren was het geschreven. Ook te
Parijs droomde men van vrede, ge ziet het. Hij die er
ditmaal zoo daadwerkelijk van droomde, was zelf ook
weer een Jood, een vijftigjarige, een zuiver, sterk en
sober dichter, een stille, wiens stem niet zoo heel vaak
had geklonken, maar altijd een vroom-aandachtig
gehoor had gevonden. Ecoute Israël had Edmond
Fleg b.v. tot zijn rasgenooten gezegd, en ook anderen
hadden ernaar geluisterd. In de jaren na den oorlog
was hij bekommerd geweest om het chaotisch Europa.
Toen herinnerde hij zich dien ouden droom der redding,
eeuwen tevoren door een man van zijn natie gedroomd,
en nooit vervuld. Zoo kwam het, dat dit drama in zijn
geest werd geboren; zoo herrezen Molco en paus
Clemens, om samen te zweren tegen de vereenigde
machten der lagere wereld, de machten van Keizer en
Koning, van ghetto en inquisitie. Idealisme tegenover
georganiseerd eigenbelang en versteende gedachte
Gevaarlijk beten de bedreigde belanghebbenden
terug, als slangen in nood, en ze wisten hun meerderen
ook ditmaal te weren. Molco en de paus redden nog
juist hun eigen leven, den vrede vestigden zij niet.
Men volgt Fleg tot het einde, o.a. omdat de analogie <
van het gegeven met den toestand in onzen tijd voor
de hand ligt. De Turk van toen is de Chinees van
tegenwoordig. Europa is nog altijd oneenig, en de
universeele Vrede staat ook nu nog niet voor de deur.
Droomt de mensen dan telkens opnieuw tevergeefs?
Leverde de lectuur of het aanhooren van dit
tooneelspel echter niets op dan zulke overwegingen en mis
troostige vragen, het werk zou de bespreking niet
waard zijn. Gelukkig heeft Fleg door een oordeel
kundige afwisseling in het rhythme der verzen, door de
levendigheid van sommige, en den ernst van andere
tafereelen, door een psychologisch niet onjuisten
(ofschoon niet bijzonder diepen) kijk wel weten te
bereiken, dat die sinds lang uit het gezicht verdwenen
soortgenooten van ons voor een oogenblik tot ons
kwamen, met hun oogen en hun handen evengoed als
met hun hoop en verdriet. Al weet men niet zeker
of zij niet spoedig opnieuw zullen sterven....
Paul Morand, Rien que la terre, voyage.
Parijs, Grasset, 12 fr.
Als kinderen hebben wij allen gedroomd van
toovertuinen, waar alles licht en goud was, fonkeling en
geheimzinnige belofte, paradijzen waarvan men den
oorsprong niet zocht en de samenstelling nooit meende
te kunnen begrijpen. Het was eigenlijk de vraag of
zoo iets, als wij het ooit in al zijn heerlijkheid aan
schouwden, zou blijken eenmaal begonnen, door iets
anders begrensd, of uit deelen samengesteld te zijn !
Het is wonderlijk, maar ik geloof werkelijk dat het
de bedrogen liefde voor zulke oorden is, die ons armen
naar de koffiehuizen en de music-halls der wereld
steden brengt. Ons armen, want wij weten tegelijk
dat iedere illusie belachelijk zou zijn ! Wij weten dat
achter alles de sluwe wil van een exploitant huist.
Wij weten te veel.
Paul Morand heeft nog pleizier in zulke plaatsen
van vermaak. Met welgevallen beschrijft hij, als het
moet, een bar in Shanghai en groote hotels in alle
deelen der wereld. Uit dineeren gaan in smoking is
een bezigheid die hij de vermelding waard vindt en
beschrijvingen van cocktails vloeien hem vanzelf
uit de vulpen. Ik heb er niets tegen, en vind het niet
erg". Als het er op aan kwam, zou hij zelf de kinder
lijkheid van zulke voorliefden erkennen. Ook geeft
hij er in zijn boeken wel aan toe om publiek te vangen
(want bij al zijn talent is hij slim en handig). Maar toch,
het duidt de maat aan van zijn geest.
Deze geest is op het uiterlijke gericht. Het is een
impressionistische geest.
Reizende kan men juichen over het schoone, onder
het leelijke lijden. Men kan het ware willen opgraven
uit den schijn, een waanbeeld weg willen branden.
Men kan landen en naties verheerlijken, andere
smaden. Beter (maar dan moet men lang en lui en
langzaam in den vreemde leven): men kan zich met
andere Volken tijdelijk vermengen, hun eten lekker
vinden, hun denkwijze deelen, hun gevoelens mee
voelen, hun vrouwen beminnen. Zoo doet de ware
cosmopoliet die daarom eigen aard niet behoeft te
verloochenen.
Bij Morand nagenoeg niets van dat alles (die ne
negerin telt niet mee !) Hij had geen tijd, maar vooral,
zijn geest staat er nu eenmaal niet naar. Hij nam in
drukken op, onthield ze merkwaardig goed, en dacht
erover na. Hij dacht er niet diep over na. Daarvoor
BOUWT IN MC r
OOSTERPARK
BimibVEN
INLICHTINGEN VEBSTBEKT Dg DIRECTIE
TELEMNTN»
had hij tevoren niet diep genoeg gevoeld. Neen, hij
gaf zich rekenschap, in het voorbijgaan, met mate.
Zoo kon hij van den aard der Chineezen iets zeggen,
dat zeker wel waar zal zijn en van Siam en zijn be
woners eigenschappen aanwijzen die in het bijzonder
een Indisch Hollander herkent. Maar schepen, sporen,
huizen en kleeren, bosschen, zon, zee en regen, tem
peraturen en kleuren vullen zijn boek bijna geheel.
En dat heeft zijn bekoring! Vooral omdat de
bijzonderheden zoo goed zijn gekozen. Van ieder
land wordt, in een prikkelenden, geestigen,
onderhoudenden trant, precies dat gezegd wat het uiterlijk.
kenmerkt, wat het ons doet zien. Er zijn misschien;
wel kleine onjuistheden, en in zijn bladzijden over de
vernielende kracht van de tropische natuur is wel
eenige rhetorica; maar wat zijn die paar woorden over
Vancouver goed, wat is dat stemmingsbeeld vare
Macao subtiel! (Het doet denken aan Pondichéry"
van Loti). Morand is niet in staat, geloof ik, tijdelijk
een Siamees of een Japanner te worden, maar wei!
merkt hij goed op waardoor zij zich van elkaar onder
scheiden, en weet 't te zeggen. Sympathiseeren doet
hij nooit lang of innig, hij maakt koude grappen over
veel van wat hij waarneemt; maar onjuist ziet hij
het ook nooit.
Hij klaagt dat 't er niet mooier op wordt op onze
aarde (?c'est l'age sale du métis"), maar hij vergeet
dat vermenging van rassen geen duurzaam kwaads
behoeft te zijn. Hij vindt ook dat de aarde te kleim
wordt en het reizen waarschijnlijk binnenkort de
moeite niet meer waard is; maar dat staat onnatuur
lijk, in een boek waar met zooveel smaak van nationale
verschillen verhaald wordt die nog lang niet
uitgewischt zijn ! Hij betuigt aan de toekomst van ons
blanke ras niet te wanhopen, o.a. omdat Amerika vol
kracht is. En dat doet dan integendeel weer volkomen
natuurlijk aan, uit de pen van iemand die er in den
grond van zijn hart niet aan twijfelt, of de aardbol
is geschapen om aan de Bleekgezichten winst, en aars
n hunner, die den naam Paul Morand draagt,
amusement te verschaffen.
Maar dat hij de Hollandsche passagiers aan boord*
van hun mailschepen d'un ennui mortel" vindt,
vergeef ik hem nooit. Hoe kan hij het zeggen !
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam?R'dam?Den Haagt.
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
GREPEN
door CARRY VAN BRUGGEN
Katten en Honden"
ZOOVELE meridianen als men over
den aardbol trekken kan, op zoo
vele wijzen kan men haar bewoners
halveeren. En al die halveeringen komen,
indien ze maar gegrond zijn in wezens
kenmerken, ten slotte weer op hetzelfde
neer. Al het andere is hetzelfde".
Galsworthy spreekt van Men of Fact" en
Men of Idea". Wanneer Pierre Nozières
(Anatole France: ,,Le Livre de mon
Ami") na jaren een oud schoolkame
raad ontmoet, begint vanzelf het uit
wisselen van herinneringen.
Weet jij nog, dien dag ?"
Nee, wat was dat.... wat bedoel je
... .Maar herinner jij je nog....'{"
Neen.... niets.... niemendal."
Zeg mij, wat ge onthouden hebt uit
uw jeugd en ik zal u zeggen, wie
ge zijt. Zeg mij, wat je nog weet van uw
kinderboeken, en ik zal u zeggen, wie
ge zijt Man of Fact" of Man of
Idea"?, mystisch" of dogmatisch"?,
speculatief" of positivistisch" aan
gelegd. Uit kleinigheden die noch met
wetenschap", noch met wijsbegeerte"
iets te maken (schijnen te) hebben.
Dit verdeelt n van het menschdom
in aldoor dezelfde helften langs aldoor
andere lijnen is wel bijzonder mee
slepend. Men begrijpt dan pas het
passioneerende in het werk van den
diamantklover , die dagen lang met zoo'n
grooten, ruwen steen zit opgesloten,
om hem te bestudeeren, totdat hij ein
delijk de ligne mince, inflexible"
ontdekt, waarlangs hem een geringe
stoot glad in twee parten zal doen vallen.
Er zijn menschen, die niet en menschen
die wel van reizen houden. Er zijn men
schen, wier hart trekt naar
altijd-watnieuws, en anderen, wier hart trekt
naar altijd-hetzelfde. Er zijn
honkvasten en rusteloozen. En elk dier eigen
schappen heeft andere op sleeptouw,
vormt met andere een samenstel (?com
plex" is genaast door de Freudianen !)
dat wijst in de richting der groote
grondverdeeling...
Er zijn menschen met en menschen
zonder lust en aanleg voor het schaak
spel. Ik verbeeld mij dit, en ik verbeeld
het mij allang: zij, die met hart en ziel
belang stellen in het wezenlijke
levensprobieem, voor wie het geldt dat Een
niet onderzocht leven niet levensjaar d
ik", zullen zich afkeeren van het fic
tieve spelprobleem, dat daarvan, hetzij
zonder de minste hatelijkheid opge
merkt, de'spotvorm is. En omgekeerd.
Ik weet heel veel gevallen waarin dit
volkomen klopt. Mijn statistiek zou een
iegelijk die al overtuigd was af
doend overtuigen. Maar ik heb een
slight misgiving" dat mijn en elks geest
de gevallen, waarin het niet klopt,
listiglijk verdonkeremaant, vandaar mijn
scepticisme tegenover de nobele sta
tistische wetenschap.
En we spraken zoo over den stand
van de hedendaagsche kunst. De Dood
in den pot" decreteerde de twintig
jarige penseelvoerder, met twintigjarigen
Weltschmerz". En toen moest ik
zeggen, hoe het staat in de litteratuur.
Wie uit den tijd zijn en wie den tijd
helpen maken. Wie het oude begraven
en wie het nieuwe doen geboren worden.
En we groepeerden, we vergeleken ,
en daar ineens stonden Colette en
Galsworthy naast elkaar. Ja, ze hebben veel
overeenkomst, ze zijn beiden Men of
Idea", ze begrijpen het universeele in
het incidenteele. En toch zijn ze weer
onderling verschillend hij meer:
ethisch-panthei'stisch, zij meer:
plastisch-fantastisch. 1)
En daar had mij mijn sport, mijn
diamantklovers-hartstocht weer te pak
ken. Heeft niet Galsworthy den hond en
Colette de kat vereeuwigd? Weinigen
schreven zoo gevoelig en zoo aandoenlijk
over honden. Mij persoonlijk heeft hij
van mijn hoogmoedigen wrok tegen
dat schaamtelooze" dier genezen. Een
der neteligste?en noodzakelijkste !
opgaven voor den aspirant-pantheïst is
het meebegrijpen in het eigen
liefdeleven van het liefdeleven der dieren ,.
der honden! Hoogmoed en romantiek
beide gaan ervoor terug. Maar die eene
passage ik meen in Fraternily"
is afdoend voor beide.
De in die richting aangelegde zal licht
den hond idealiseeren. Zijn wezen
biedt aanknoopingspunten met het
menschelijke, het eigene, te over. Niet
dat van de kat, de hautain-ge
soleerdeWie van zijn kat iets maken wil, moet
zijn kat creëeren. Galsworthy ideali
seerde den hond, Colette cre
erdede kat. En vergelijkt men bijvoorbeeld
zijn bundel The Inn of Tranquillity"'
met haar Aventures quotidiennes",
dan treft, bij groote fundamenteele
overeenkomst, voortdurend dit onder
scheid: dat hij ethisch-pantheistisch.
en dat zij plastisch-fantastisch is.
Er zijn ,,katten-menschen" en
honden-menschen" , dat weten we alle
maal. Zullen we nu de elite uit de eer
sten plastisch-fantastisch", die uit de
anderen ethisch-pantheïstisch" noe
men? Het ware verleidelijk...
Maar de menschen, die nu heelemaa!
niet van beesten houden? Wel, voor hen
smeden we een andere hypothese. Bestaat
ze niet, dan moet ze ijlings worden uit
gevonden !
1) Neen, neen, lieve zielen die met hupsch
aplomb hetzelfde zoudt zrggen, als het net
andersom was . noem nu eens niet hf t eene
,,ech' Engelsen" en het andere ,,echt Fiansch".
Het is zoo vreeseiijk goedkoop.