Historisch Archief 1877-1940
14
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 APRIL 1927
No. 2604
Het nieuwe Gebouw van Mefe en Co» te ^ s'Gravenhage
WINKEL-BINNENHUIS DOOR W. PENAAT
WINKELPUI DOOR A. P. SMITS
Muziek in de Hoofdstad
door CONSTANT VAN WESSEM
Muziek bij ,,Antigone" en Cycloop"
DE vereeniging Het klassieke drama" geeft op
voeringen vanGrieksche tooneelspelen.Pijper com
poneert bij deze tooneelspelen muziek. Deze muziek
reconstrueert een bestanddeel, dat door de koren
gebruikt werd, doch waaromtrent niets vast staat.
JMen gist, men vermoedt. De opvatting van Pijper
heeft alle waarschijnlijkheid voor: een soort
psalmo?dieeren op het rythme van den tekst. Maar interes
seert ons dat? Interesseert ons een bestanddeel uit
?een muziek, waarvan wij niets weten; die ons uit de
?enkele overgeleverde fragmenten geen enkel idee
geeft van het peil waarop deze muziek stond, en waar
in wij, eerlijk gezegd, ook niet het minste geloof hebben
sinds de cerebrale wijsheid der philosophen over
muziek meestal een onmacht aan reëele scheppings
kracht verbergt. Het is heel aardig over de getallen
magie eener muziek te schrijven wanneer er voor ons
«iets van deze muziek uitgaat. Liszt zei eens terecht:
De Marseillaise bewijst meer voor de macht der mu
ziek dan alle Indische, Chineesche en Grieksche
legenden over de macht der muziek bij elkaar". Het
komt mij voor, dat in onze heele bewondering voor de
<3rieken, speciaal wat hun tooneel en hun muziek
betreft veel eerbiedig bijgeloof een rol speelt: waar
lijk meevoelen kunnen wij niet met een tooneel, dat
?een soort symbolisch gedemonstreerde declamatie
blijft, en waarvan ons het tempo ten eenemale vreemd
is, evenals de voor ons gevoel technisch-naieve
ontIcnooping der situatie door het grove toeval (Noodlot!)
«f door een deus ex machina. Het getuigde van eenig
begrip voor onzen tijd, dat Cocteau de Antigone"
?comprimeerde tot een stuk, dat zich binnen het kwar
tier afspeelt en ons niet meer dwingt tot een tucht
?van het geduld, als voor Stendhal het Code civil was.
Want de dramatische vorm van het klassieke drama
is voor ons verjaard.
Wanneer een muziek bij een Grieksch drama voor
gebruiks-reconstructie" wordt geschreven handicapt
zij ons en den componist. Ons, omdat zij onnoodige
DIT
MERK
43 EEN WAARBORG VOOR
ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN
ONGEËVENAARDE AFWERKING.
N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY.
AM»TERD. VEERKAOE 28 A DEN HAAO.
arbeid schijnt, den componist omdat hij in een vreemd
gareel moet loopen en zich heeft te forceeren tot een
perspectieflooze zelfbeperking. Zeker, het eene Griek
sche drama laat meer ruimte" voor de muziek, zooals
de Bacchanten" en het is opvallend, dat de compo
nist Pijper hier veel meer bereikte dan in Antigone"
of in ,,de Cycloop". Een van beiden: of men
componeere voluit muziek bij het drama Antigone", om
wat er dramatisch-tijdeloos in is, en men kan dan
de modulatie der Grieksche zegging als muzikaal
element behouden, zooals Diepenbrock in Electra"
deed (en ook zonder dit een muzikaal dramatische
spanning bereiken, zooals Milhaud in Chéophores")
of men reconstrueere de geheele voorstelling in stijl
met maskers, cothurnen, etc. Bij Antigone" zweefde
Pijper nog een dramatische muziek als van Diepen
brock voor den geest, doch juist d£ sterker gepronon
ceerde muzikale eigenschappen: melodie en stemming
zijn er het zwakst in geworden. De Cycloop"-muziek
sluit zich bij die der Bacchanten" aan, doch is veel
schraler. Ik wil niet ontkennen, dat Pijper de muziek
bij deze Grieksche tooneelstukken op een eigen manier
heeft geschreven en dat zij geheel past in het kader
van zijn tegenwoordige werkperiode (?Antigone"
valt hier buiten, is ook van een vroegere periode),
en dat het in muzikaal opzicht veel kundigs en goed
afgewogen van klankverhouding verraadt, (zeer goed
b.v. volgde zijn muziek den tekst om de stijging dan
een wijle met enkele eigen accenten voort te zetten),
doch als muziek-dramatisch geval vraagt het nog iets
anders dan een muzikaal geintoneerd van allure
modern rythmisch schema der tekst-zegging.
De componist dirigeerde zelf met paraatheid zijn
klein orkest, waarvan de onderdeelen solistisch naar
voren kwamen. Dat een enkele keer het invallen niet
geheel klopte met de declamatie op het tooneel is een
kwestie van routine in samenwerking, die uiteraard
zeer moeielijk is en waarvoor de tekstzeggers verder
alle lof toekomt evenals de muzikanten.
Kon. Oraforiumvereeniging. Psalmus Hungaricus
De Kon. Oratoriumvereeniging deed ons na een
uitvoering van Berlioz' Requiem" kennis maken
met een hoogst interessant koorwerk van den jongen
Hongaarschen componist Zoltan Kodaly, die, met
Bartok, zooals men weet, de vernieuwing der
Hongaarsche volksmuziek beoogt, een bevrijding" der
Hongaarsche nationale boeren-muziek uit de kluisters
van de Zigeuners die het muzikale idioom van het land
vervalscht hebben en die, mede door de bewerkingen
hunner melodieën in de Hongaarsche rapsodieën van
Liszt, te veel met de echte Hongaarsche muziek ver
eenzelvigd zijn geworden.
Zoltan Kodaly geeft in zijn Psalmus Hungaricus"
een bewerking van Kecskemeti's overzetting" van
den 55sten Psalmtekst, een bewerking met oude
nationaal-Hongaarsche melodieën uit de 16de eeuw,
den tijd dat deze overzetting" gemaakt werd. Hij
schept met deze fragmenten een rythmisch en tonaal
zeer sterk dramatisch geheel, meesleepend als eefi
volksdemonstratie, donker en klagend van toon en
uiterst bewogen van tempo, dat door de bezielde
leiding van den componist vaak tot een furieusen
storm van geluid werd. Een groote soberheid van
middelen en het vermijden van een al te modern klin
kend raffinement geeft alle ruimte" aan de stemmen.
Kodaly behaalde terecht een groot succes, men hoort
zulke on-HolIandsche onstuimigheid niet te vaak !
door OTTO VAN TUSSENBROEK
De verbouwing bij Metz en Co. te 's Gravenhage
Het getuigt steeds van verstandig inzicht als men
z.g. met den tijd meegaat". Dit hebben ook de leiders
der bekende magazijnen van Metz en Co.
(Libertyagents) begrepen en zoo verstrekten zij den architect
A. P. Smits en den als vast medewerker aan de
onderneming verbonden meubelkunstenaar W. Penaat
de opdracht om bij de uitbreiding der magazijnen
te 's Gravenhage zoowel buiten- als binnenshuis de
schoonheid ten volle recht te doen.
Deze keuze kan alleszins gelukkig heeten; van een
zelfden geest bezield konden beiden elkander in het
omvangrijke werk dat te doen viel als het ware aan
vullen, waarvan thans eene opmerkelijke eenheid de
verblijdende uitkomst is. Van beide ontwerpers is wel
dit het bijzondere kenmerk, dat zij in hun arbeid aan
den grootsten eenvoud eene treffende beschaving
paren: er is niets luidruchtigs, niets gewrongens, niets
opzettelijks in hun vormenspraak en al zou men soms
wat meer toekomst-verlangen daarin willen aflezen,
dan hebben beiden toch de zekerheid en overtuiging
welke te midden van veel onwaars en onpersoonlijks
deugd doet door eene bewonderenswaardige eerlijk
heid.
Aan Lion Cachet was de taak de bij de aankleeding
van het binnenhuis benoodigde tapijten te ontwerpen.
In zijne overbekende, vloeiende siermotieven gaf
hij in fijn op elkander afgestemde tinten (dof oranje,
bruin, licht en donker beige) een rijk maar toch rustig
aandoend grondvlak waartegen Penaat's vaste
toonkasten en losse zitmeubelen en toontafels in donker
eikenhout met hier en daar het zwart van knoppen en
randlijsten fraai uitkomen. Er is een tikje bladgoud
gebezigd om den overgang te verlevendigen naar de
rnet blanke vezelstof beplakte wanden en zoo werd er
volop gelegenheid geschapen al het schoons uit te
stallen,waarbij vooral de keuze is gevallen op de
vaderlandsche nijverheidskunst: veel metaaldrijfwerk o.a.
door Zwollo en zijn leerling Regenspurg, door Kriege
en Albers; talrijke z.g. Leerdam-Unica" alsmede
tafclglaswerk; kunstaardewerk van diverse potten
bakkers als Lanooy, Nienhuis o.a. Dat mér dan
voorheen te Amsterdam en 's Qravenhage het geval
was aandacht is geschonken aan wat Nederlanders
maken is ongetwijfeld een goed teeken. Men zou het
immers om zuiver zakelijke redenen nalaten zoo er
geen vraag naar was !
Ten slotte treft men op de bovenverdieping van het
gebouw een aantal modelkamers aan naar ontwerp
van Penaat, welke echter (wegens beperkte plaats
ruimte) ditmaal onbesproken moeten blijven.