Historisch Archief 1877-1940
No. 2604
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 APRIL 1927
De Ontwapening
Negatie/ Resultaat
door Dr. W. VAN RAVESTEYN
IN het voor een paar jaar verschenen werk 1) over
Kiderlén-Waechter, den Duitschen staatssecretaris
van büitenlandsche zaken gedurende de
Maroccocrisis 1911, den eenigen grooten Duitschen staatsman
sinds Bismarck, kan men, onder de bijlagen, het relaas
aantreffen van gesprekken, die een redacteur
vande Parijsche Figaro met den Minister in 1912, diens
laatste levensjaar, hield. In dat artikel komen uit
spraken voor, die ons nu, in de huidige dagen, nog
door hun wijsheid en verren blik treffen. Kiderlen
Waechter liet zich, naar aanleiding van het voort
duren der Fransch-Duitsche tegenstelling op bijna
alle terreinen der wereldpolitiek, ook na de bekende
overeenkomst van November 191!, die aan de
Marocco-crisis een einde maakte, o.a. als volgt uit over
twee kwesties, die thans meer nog dan voor den
Wereldoorlog in het middenpuntAvan de belang
stelling staan.
Het eene: de toenemende precaire positie van het
in zichzelf verdeelde en twistende Europa tegenover
de machten, die buiten ons kleine werelddeel zich al
dreigender verheffen. Het andere: het vraagstuk der
mogelijkheid om door afspraken tot een vermindering
der bewapeningen te geraken.
De heer Von Kiderlen, een realist zooals elke
werkelijke staatsman, liet zich in een vertrouwelijk
gesprek als volgt uit:
Verneemt Europa niet het doffe gedruisch, op
het Aziatische continent opstijgend uit een lang
ingeslapen groot ras, dat zich begint uit te rekken
tot het zal opstaan om naar verre doeleinden, naar
het Westen, op te rukken? is het doof voor het werk
van de' nog jonge Amerikaansche aarde en het grom
men van haar machines, en bemerkt het niet, dat dit
geweldige nieuwe leven slechts op kosten van zijn
eigen rijkdom zich kan voltrekken? Ach, de oude
Goluchowsky had misschien niet geheel ongelijk, toen
hij dit Europa zinneloos en blind noemde, daar het
niet in staat was,zich tegen de gevaren te organiseeren,
die het, zonder zich te bekommeren om zijn kleine
twisten, zullen overweldigen."
Hij voegde erbij: Dat zou het practische werk zijn,
dat men zou kunnen volbrengen. Daarop, de vraag
voorkomend, die ik tot hem richten wilde: Het
overige, de ontwapening, is een utopie."
!s het mogelijk, Excellentie,"?vroeg ik dat
gij de ontwapeningsidee niet slechts voor den dag
van morgen, maar ook voor overmorgen en voor
altijd afwijst?
De Minister bleef staan en zag mij aan: Oelooft u,
dat het om de algemeene ontwapening te verwezenlij
ken, voldoende is, dat twee of drie staten haar
proclameeren? En wanneer een vierde, onder het een of
andere voorwendsel, weigert haar te onderschrijven,
hoe moet men hem dan daartoe dwingen, wanneer
men niet een genoegzame macht heeft behouden
om hem te kunnen dwingen? En zoo komen wij weer
langs een omweg tot het denkbeeld der georganiseerde
macht terug, niet om den oorlog te ontboeien, maar
om den vrede op te leggen. Denkt u ook hieraan nog.
Ik wil eens aannemen, wij besluiten beiden tot ont
wapening. Ikzegtotu:U hebt 40millioen menschen,
wij 63; u zult dus 200000 man hebben, wij 300000.
Zult u dat aanvaarden? Of wij zullen, laat ons aan
nemen, zoover komen, dat wij overeenkomen, ieder
van ons mag maar 250000 hebben, maar u hebt den
tweejarigen diensttijd en wij den driejarigen, zoodat
u ten siotte meer geoefenden hebt dan wij, of vice
versa. U ziet, welke practische moeielijkheden zich
opstapelen, zoodra men het probleem tracht op te
iossen.
In ieder geval, de eerste voorwaarde voor ont
wapening is een duur/ame entente" tusschen
Duitschland enFrankrijk. Houdt u die voor mogelijk?"
Zeker, maar ook zelfs deze Entente zou, zooafs
k aangetoond heb, de vraag niet oplossen. "
Komen deze uitspraken niet in profetisch licht te
staan, wanneer men ze toetst aan de twee gewich
tigste gebeurtenissen van nu, den kokenden ketel van
de Chineesche revolutie en het resultaat der be
sprekingen van de zoog. voorbereidingsconferentie
«ener ontwapeningsconferentie, dat zoo pas door den
toch werkelijk uiterst goedwilligen en zeker niet tot
pessimisme neigenden correspondent der N.R.Ct. te
Genève werd samengevat in deze woorden: alle goede
wil der eerste twee weken om door wederzijdsche con
fessies tot overeenstemming te komen, schijnt thans
geheel verdwenen?
Eenerzijds: de gedachten van den Duitschen staats
man omtrent den achteruitgang van Europa's positie
tegenover Amerika en Aziëtot een schrille werkelijk
heid geworden, die niemand meer kan ontken en.
Andererzijds de practische moeilijkheden, die aan
elke verwezenlijking van ook maar de eerste pogingen
Het Bakvisch"'Kiesrecht in Engeland
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan
EEN ONVERWACHTE VANGST IN DE ELECTORALE WATEREN
tot een overeenkomst inzake ontwapening", be
perking der bewapeningen" te geraken, in den weg
staan, ad oculos gedemonstreerd op een wijze,
zooals vóór 1914 niet mogelijk was.
Het staat natuurlijk iedereen vrij, dit een voor
uitgang te noemen.
Het is inderdaad een vooruitgang, wanneer men
van een utopie, die een gevaarlijke utopie is, het
utopische aantoont. Maar deze vooruitgang zou
slechts onder n voorwaarde ook een waarlijke stap
vooruit, d.w.z. een stap op den weg naar de regeling
der verwarde menschelijke aangelegenheden, een stap
op den weg naar den werkelijken vrede zijn, de voor
waarde namelijk, dat de volkeren uit de mislukking
dezer eerste werkelijke poging tot voorbereiding van
een zoogen, ontwapening" ook de les trokken, die er
uit getrokken dient te worden, d.w.z. dat zij het ge
vaarlijke van de utopie om langs dezen weg tot iets
te komen, zouden inzien.
Helaas is ook dit in de gegeven omstandigheden
niet zoo.
Wie gedurende de nu achter ons liggende weken de
beraadslagingen te Genève met aandacht heeft ge
volgd wij kunnen onze groote pers niet anders dan
dankbaar zijn, dat zij ons daartoe zoo goed in staat
heeft gesteld die zal, indien hij eerlijk, zonder
door partijoverwegingen, sympathieën of antipa
thieën te worden geleid, maar bezield met een diepe
vrees, die hem niet loslaat, voor de ontwikkeling der
politieke omstandigheden en wat zij ons dreigen te
brengen, zich heeft rekenschap trachten te geven van
wat daar gebeurd is, tot geen andere conclusie kunnen
komen dan de hierboven reeds kort geformuleerde:
het is practisch onmogelijk om bij de bestaande
politieke, economische en nationale tegenstellingen
en bij den bestaanden toestand der wereld tot een
overeenkomst inzake beperking der bewapeningen te
komen, die iets meer dan schijn of spinneweb zou zijn.
Uit de beraadslagingen is dit documentair aan te
toonen. In zooverre zijn zij uiterst nuttig geweest.
Maar een groot gedeelte van de Europeesche
bevolking die in Amerika of Aziëbekommert er
zich uitteraard in 't geheel niet om en de honderden
millioenen van Russisch, Japansch, Chineesch,
Indisch en Mohammedaansch Aziëlezen niets van
de beraadslagingen wordt omtrent dit eenige
werkelijke resultaat expres niet of althans mis
leidend ingelicht.
Neem ten onzent een sociaal-democratisch dagblad
ter hand en gij zult er in uitgesproken vinden, dat
b.v. sinds 1912 een zeer groote vooruitgang, ondanks
alles, is te constateeren in het feit, dat de ontwapening
nu tot een voorwerp van practische politiek is
geworden en uit het nevelrijk der utopie op de
concrete aarde is neergedaald, gelijk de mede
zeggenschap of hoe deze zonderlinge chimère anders
moge heeten.
Voor de massa's en het zijn groote massa's
die de geestelijke leiding dezer democraten" volgen,
wordt dus het eenige positieve resultaat, dat de
conferentie te Genève tot nog toe heeft opgeleverd en
dat een volgende conferentie ooit zou kunnen op
leveren, in zijn tegendeel omgezet of althans
weggedoezeld.
En, evenals vóór den wereldoorlog 1914?zij 't op
eenigszins andere wijze, waarop nader in te gaan ons
te ver zou voeren wordt de toch al aanwezige
geestesoppervlakkigheid verergerd, die deze massa's
de gevaren, waar Europa heendrijft, niet doet zien.
1) Ernstjaeckh: Kiderlén-Waechter, der Staatsmann
und Mensch, Berlin 192 J.