De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 30 april pagina 9

30 april 1927 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 2604 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 APRIL 1927 VOOR VROUWEN Het Gevaar van de Leegloopende Vrouwen Hoe krijgen wij verbetering? door W. WFNAENDTS FRANCKEN?DYSERINCK SINDS op het congres der afgestudeerde vrouwen in Oslo lady Rhondda haar meening over het maatschappelijk werk harer sekse uiteengezet heeft, js veei meer nog dan door haar pogen, haar recht om in het Hoogerhuis zitting te nemen te doen gelden de aandacht van de strijdende vrouw in alle landen op de bekende kolenmagnate en commissares van meer dan twintig industrieele ondernemingen ge vestigd. Niemand minder dan Bernard Shaw heeft zich niet lang geleden er toe geleend een pro en contra avond" tusschen haar en den bekenden publicist O. K. Chesterton over het bovenstaand onderwerp te presideeren. Daarbij had hij den plicht het gesprokene kort te resumeeren, waarbij hem een woord van Robert Owen: argumenteert niet, herhaalt alleen uw be weringen" als toepasselijk voorkwam. Intusschen heeft lady Rhondda er dit mee bereikt, dat na de debatten in de stampvolle Kingswayzaal waarover voor zoover mij bekend alle Nederlandsche dagbladen gezwegen hebben de kwestie zelf nog steeds the topic of the day is. De discussie werd o.a. bijgewoond door de in de internationale beweging welbekende frl. Günther, die het maandblaadje van den I.C.W. redigeert en tevens medewerkster voor Engeland van Frau und Qegenwart is. Zij vertelt hoe de vrouw met het zwaar geschut van haar goedgedocumenteerde overtuiging streed, waar na de opmerkingen van den geestigen publicist als ballen opkaatsten, glansden bij het neervallen maar een niet altijd edel doel troffen". Als een bepaald zwak punt in de uiteenzetting van lady Rhondda noemt zij, dat ze een antwoord op de vraag vermeed, wat dan de tegenwoor dige vrouwen in deze tijden van verzwaarden strijd om het bestaan en werkeloosheid, met haar leegen tijd moeten beginnen, terwijl.het tilanthropisch werken der vrouw uit de bezittende klasse wel wat al te laag werd aan geslagen. Intusschen bleken ook de ironische opmerkingen van Chesterton lang niet alle steekhoudend en ten slotte bleef alleen de schrale troost, die Sliaw te geven wist: dat de de vrouwen, die in het maatschappelijk leven niet het minste belangstellen en zich tegenover de machtige arbeidersbeweging precies even onverstandig en onbegrijpend verhouden als lady Rhondda ons haar landgenooten schetst, is toch ook hier over weldigend groot. In onze politieke vergaderingen, hoe weinig jonge vrouwen uit alle kringen ziet men er, hoe 'n wonderlijk beperkt troepje blijkt het altijd weer te zijn ! En op ander gebied: dezer dagen sprak ik over de toch wel ons allen rakende kwestie van de ontwapening. Een volle zaal met een belangstellend en beschaafd arbeiderspubliek (zóó beschaafd dat het maar n woord van den voorzitter gekost heeft en de atmosfeer bleef den geheelen langen avond vol komen roekeloos); vijf, zes vrouwen; maar uit de groep der leegloopenden" precies niemand! En nu ziet lady Rhondda daar het gevaar: dat die nietsdoende en niets praesteerende vrouwen, die nauwelijks een persoonlijke meening zich kunnen vormen, toch den toon aangeven, meer zelfs dan vroeger omdat de mannen de" vrouw minder laag aanslaan. Welnu uit hoofde van haar eigen levens houding leeren ze den jongen mannen van haarkringen minachting te hebben voor den arbeid; materieel comfort, en allerlei uiterlijkheden als hoofdzaken in het leven te beschouwen. Omstreeks '70 hadden de getrouwde vrouwen alle paar jaren een zwangerschap door te maken, wat ze tenminste door de zoo pi. m. vijftien, twintig jaar lang toenemende kinderschaar de handen vol gaf en het haar onmogelijk maakte het slechte voorbeeld van niets-doen te geven; nu is het huishouden veel eenvoudiger, er zijn hoogstens twee kinderen en werk voor haar geheele leven kan de opvoeding daar van haar waarlijk niet geven, te minder omdat in Engeland de grooter wordende kinderen veelal naar internaten (Efon e.d.) gezonden worden. Feitelijk wordt haar eenig recht van bestaan gevormd door haar vrouw zijn. Het sexueele komt haar daardoor meer dan noodig is als iets zeer belangrijks voor, ze praten daardoor veel te veel over sexueele problemen, iets [wat een halve eeuw geleden tegenwoordige beschaving tóch in al haar voe- LADY RHONDDA. op zichzelf al niet toegelaten was, en ze gen kraakt en ons allen wel in haar ineen- ??*?A"* " ??"-""-*- ??- H«««.?IH-,?-,I storting zal meesleepen en begraven, tenzij nog terechtertijd een nieuwe maatschappelijke orde zich weet te vestigen, die een eerlijker verdeeling van het bezit en daarmede een rechtvaardiger arbeidsverdeeling voor de leden der beide seksen met zich zal brengen. Dit alles nu is voorafgegaan door een opzienbarend artikel van Candida lady Rhondda's schuilnaam in een aantal elkaar opvolgende nummers in Time and Tide in den voorwinter gepubliceerd. De schrijfster ging daarbij uit van de groote ver anderingen in de laatste halve eeuw in de uiterlijke positie der vrouw gekomen en het feit dat daarmede niet parallel loopt een evengroote innerlijke ont wikkeling. Nu staat de openbare meening langzamer hand anders tegenover de tegenwoordige vrouw dan nog betrekkelijk kort geleden het geval was omdat mevrouw Curie het radium ontdekt heeft, omdat Maud Roydon beter preekt dan in doorsnee de meeste bisschoppen, omdat Dame Louisa Aldrich Blaketotde beste chirurgen van haar tij d behoort, is de gemiddelde man geneigd de gemiddelde vrouw als minder onbeteekenend te beschouwen dan zestig jaar geleden het geval was." Maar in de bezittende klasse is de gemiddelde vrouw niet veel verder gekomen! Ze mag op school wat meer geleerd hebben, ze houdt het niet behoorlijk bij en na verloop van weinige jaren heeft ze geen grond meer om er nieuwe kennis op te doen gedijen. Volstrekt niet alleen onder de upper ten, maar in ieder dorp, in ieder provinciestadje van het vereenigd koninkrijk vindt men tallooze jonge en oudere vrouwen, die bridgen en aan sport doen, misschien meer aan auto's en kleeren uitgeven dan wel nuttig is voor het budget van man of vader, die in iedergeval nog een ouderwetsch verzorgd" leventje leiden, waar haar broeder zich voor schamen zou. Haar geestelijk voedsel zijn de fraaie letteren en de opschriften van krantenartikelen; en van de politiek weten ze niet veel anders dan ergernis over die lastige arbeiders, die ook wel een stukje van het materieele genot wenschen te veroveren, dat zij voor zichzelf, zonder er een hand voor uit te steken onont beerlijk achten. Laat men nu niet zeggen dat dit specif iekEngelsch is. Er mogen bij ons wat meer meisjes ernstig aan de universiteiten studeeren dan aan de overzijde van de Noordzee misschien het geval is (cijfers staan me niet ten dienste), het aantal ongetrouwde en getrouw weten dat ze haar positie in de wereld vooral aan haar geslachtelijkheid te danken hebben. Op die wijze zijn ze naar de oude woorden van StuartMill, thans in nieuwe beteekenis toegepast allesbehalve dienstig voor de publieke moraliteit." Inderdaad de aanklacht is zwaar, maar o.i. aller minst onverdiend. Ook in Nederland zijn nog hopeloos veel parasitaire vrouwen, wier levensvoering zonder eenigen twijfel aan de gezonde maatschappelijke ontwikkeling in den weg staat. Zij zijn te vinden op de groote modeshows zoo goed als op de provinciale avondje», in de tearooms en op de tennisvelden.Haar Engelsche zusteren hebben aan Candida" stapels brieven en protesten in huis gestuurd, waaronder haar schrijftafel bijna bezweek. Moge men dat mij nu maar sparen: zelfs een wagonlading vol zou me niet van ongelijk overtuigen en de redactie van dit blad ver klaart van te voren dat ze voor ingezonden stukken er over geen plaatsruimte heeft. Overigens moge men bedenken dat die levens houding der vrouw ook in politicis ingrijpende gevolgen heeft, die ook de mannen, die het voor dat type vrouw nog zoo graag opnemen, lang niet onver schillig kunnen zijn. Die mannen geven zich er een voudig echter geen rekenschap van. Daarom moeten vrouwen voortdurend tot vrouwen spreken. Want de ernstigen onder ons denken er au fond allen hetzelfde over. * * * Zonder iets te willen afdoen aan de werkkracht en de belangstelling in Maatschappelijken arbeid van velen onzer vrouwen, heeft mij de ervaring geleerd, dat er over het algemeen nog te weinig door de vrouw wordt gereageerd op alles wat zich in ons land en Koloniën afspeelt op sociaal en politiek gebied. Het komt mij voor dat zij niet genoeg van den ernst der tijden is doordrongen en zich niet voldoende bewust is van den invloed, die zij thans als gelijk stemge rechtigde van den man op den gang van zaken in de wetgeving kan uitoefenen. Het weinig meeleven en niet op de bres staan, waar het de vitaalste belangen raakt, moet ons eigenlijk verwonderen." Aldus dezer dagen in een nieuwe Vrouwenrubrkk der Bredasche Courant de R. K. mevrouw-Buisingvan Besouw, wier politieke kleur van die der kolenkoningin anders waarlijk nog al wat afwijkt. De vraag blijft met dat al: hoe krijgen we ver betering. Jo Feiten-Steenbergen t door TOP NAEFF TT\ E Dood heeft het seizoen wreed geopend, en wreed schijnt hij het, jegens de jonge vrouwen aan ons tooneel, te willen besluiten. In September: een der besten, aan den vóóravond van Mei: een der meest-belo venden. Jo Steenbergen debuteerde met Elly van Stekelen burg zeven jaren geleden bij het Rotterdamsch-Hofstadtooneel, twee jonge meisjes, van wie dadelijk iets uitging. De eene, tenger en blond, had iets van die fijne nervositeit, waaraan men bij een veulen het ras erkent, de andere trof door haar natuurlijke zacht heid; gevoelig waren beiden, bekoorlijk ook, begaafd, naar het scheen. Het herhaaldelijk wisselen van ge zelschap, het korte leven, dat de meeste stukken be schoren is, maakt dat wij de jongeren op hun zwerf tochten telkens weer uit het oog verliezen en misschien minder dan in vroegere, meer stabiele jaren, geboeid blijven in een ontluikend talent. Totdat dan plotseling.... een klein berichtje in de dagbladen.... elke kans verkeken is. Een van die twee aardige jonge vrouwen, wij zullen haar al niet meer zien. Een paar rollen komen ons voor den geest, een figuurtje, een stem, een hoekig gebaar: het schamel schepseltje uit Hauptmann's Ratten". Berlijnsch trappenhuiskind, goor en snel, schoot ze uit het duister van hoeken en gaten, ritste over het tooneel, schoot weg, de kleinste groote-stadsrat. Dat was Jo Steenbergen. En daarnaast stelt zich: een mooie, blonde vrouw, gracieus en kuisch, ondanks het gewaagd modern costuum van Dans, nonneke, dans", haar voorgeschreven. Ook die grootere rol kon zij aan, pétillant in de eerste bedrijven, geestig in de caricaturale tegenstelling van het laatste be drijf: de danslustigen bekeerd tot vrome Haagsche zusters. Haar beste rol moet die van Hanna" zijn geweest in Vorstenschool", een reprise, die ik ver zuimd heb, niet vermoedend hoe onherroepelijk dit verzuim zou zijn, hoe weinig tijd deze jongste Hanna zou zijn vergund. Het is maar een klein repertoire, dat zich afsluit, maar men zou zoo zeggen een, in het werk, gelukkig leven. Zes en twintig jaar werd zij slechts. Een ver dwijnen, weemoedig als de vroege dood van jonge dichters, als het vallen van de bloesems in een gure lente, als het verlies van alles wat in de kunst lief is, en belovend. Wie YOGHURT van OUD-BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong, KERKSTRAAT 67 - TELEFOON 37344

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl