De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 7 mei pagina 13

7 mei 1927 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

DËRQENÉMsTËfcDAMMEftVAN 7 ME 13 Illustraties uit Mythen en Sagen .van West-lndi MYTHEN EN SAGEN UIT WEST-INDI Gij moet die avonden kennen, daar in de rimboe. Als er zoo'n vreemde stilte komt over de stad, over alle menschen. De hitte wijkt voor een milder getij, maar hoe desolaat is alles, en hoe droef wordt het je te moede, als de zon weg is, bijna zonder schemer de dag overgaat in een lichtend duister. Daar, zoo dicht bij den evenaar, in een gansch andere wereld, in een mélée van allerlei volken waarvan ieder inkennig zijn eigen weg gaat, daar is het telkens alsof werkelijk de dag sterft; en in de gebroken stemming van een blijden, bedachtzamen dood komt plotseling de nacht. Je moet ze geleefd hebben, die Zuid-Amerikaansche nachten om de verhalen te begrijpen die bij het kampvuur de ronde doen. Om de mysterieuze fantasie der Indiaansche epopee geheel te door voelen. Maar zelden is het een Europeaan gelukt; en hierom bewaar ik voor Longfellow, ook voor zijn meesterlijken vertaler Guido Gezelle een eer biedig aandenken. Maar er is nog meer. Wie als kind daar woonde, heeft ze bij tientallen gehoord, en bij herhaling. Want zijn ,,neneh", met eenteederheid, fijn samen gesteld uit moederlijke zorg en slaafsche dienst vaardigheid, vertelde telkens weer opnieuw die wonderlijke negerverhalen, welke hun oorsprong vinden in de vreemde dierenmythologie der oude Afrikaansche totem-verhalen. Ze hebben curieuze reizen gemaakt, die mythen en volks verdichtsels, die je in zoo'n verhollandscht kustplaatsje van Guyana hoort. Zijn sommige der Indiaansche verhalen niet duidelijk geparenteerd aan grijze Aziatische overleveringen? Hebben de Azteken niet dezelfde mythen gekend ? En werden in Amerika niet de zuiverste schatten van Afri kaansche vertelkunst ook van Afrikaansche muziek geconserveerd tot den dag van vandaag ? Wij zijn gecharmeerd door de .,cultuur" van Josephine Baker, we bewonderen de primitiviteit der l) Mythen en Sagen uit West Indië, door Dr. H. van Cappelle, Geïllustreerd door Willein Hacker. Zutphen.JV. J. Thieme\& Cie., 1926. door ALBERT HELMAN negerplastiek, wij zelve dansen op de muziek van de jazz.... En toch blijft er een afstand.... Van kindsbeen af, en in hun eigen omgeving moet je deze verhalen hooren om hun rechten zin te begrijpen, en om hun waarachtige stemming te voelen. De vreemdeling ziet meer het curieuze dan het waarachtige, be wondert het vreemde meer dan dat hij 't bemint. Hij mist een stuk van het leven, van het wordende, de ziel der dingen in den Spenglerschen zin. Ik kan mij voorstellen dat men sommige dezer ver halen zelfs kinderachtig en dwaas zal vinden.... Maar leef ze, leef u in deze kinderlijke, vaak boos aardige, maar toch onbedorven mentaliteit in. Gij zult het land en zijn wonderlijk gekleurd volk beter leeren kennen dan door zakelijke beschrijvingen en zakelijker regeeringsrapporten. Dr. H. van Cappelle was in 1900 een van de leiders der Nickerie-expeditie in de binnenlanden van Suriname. Zulk een reis tot in de diepste rimboe maakt je wel vertrouwd met het land.... en een vrij kortstondig verblijf is genoeg geweest om een zeer diepe, nu nog nawerkende impressie op Dr. van Cappelle te maken. Is het eenerzijds jammer dat hij niet in staat was in loco zelfstandige nasporingen op het gebied der Surinaamsche folklore te doen, daartegenover zijn wij zeer dankbaar voor de com pilatie van andermans werk, die hij deed ver schijnen in Thieme's prachtige mythen-en-legendenreeks. (Mythen en Sagen van West-lndië). De verhalen zijn gedeeltelijk aan de schaarsche folkloristen van Suriname en de eilanden te danken, gedeeltelijk ook aan den verzamellust van een vol bloed Surinamer M. H. Nahar, die minder weten schappelijk, maar ook minder bevooroordeeld dan de gebroeders Penard het materiaal der neger vertellingen wist bijeen te garen. Wij zijn dan ook meer dan tevreden met de rijke, representatieve» en zelfs vrij volledige reeks van vertellingen. Over de groote inleidingen, welke Dr. van Cap pelle aan de verschillende groepen van Indiaansche en neger-verhalen deed voorafgaan, zijn wij niet zooonverdeeld enthousiast. Hij stond natuurlijk voor de moeilijkheid een wetenschappelijke samen vatting te moeten combineeren met een populaire inleiding. Het wetenschappelijke heeft daaronder te lijden gehad, en dat is wel te betreuren, omdat onze Nederlandsche taal zoo goed als geen werk bezit dat een meer gedetailleerde aandacht schenkt. aan de zoo interessante en soms moeilijk te ont raadselen folklore van Suriname. Het was hier een goede gelegenheid geweest, terwijl wij nu zeer fundamenteele opmerkingen en uiteenzettingen missen. Hij had erop kunnen wijzen hoe veel verhalen klaarblijkelijk van denzelfden inhoud zijn als sommige West-Europeesche volksvertellingen; dat gelijke processen zich in beide groepen afspelen: het verhaal van Coni-coni evenals de legende van Paramaribo een geval is van volksetymologie. Soms slaat van Cappelle ook lieelemaal de plank mis, als hij Aiya Anansi" vertaalt als vader Spin, terwijl dit Aiy" slechts een geïsoleerde vocatiefvormis; of diepzinnig beweert dat denegerengelsche uitdrukking voor een slapend been: mi foetoe kisi anansi" zou beteekenen: Spin heeft mijn been gekust", terwijl de letterlijke beteekenis van veel mooier plastiek is: mijn been heeft 'n spinneweb gekregen". En hij had zeker niet mogen nalaten te spreken over de beteekenis van het Indiaanscho ,,1'enalo ame weipiompo" en het negerengelscne eri-tien-tieri", als resten van bezweringsformules bij den aanvang van elke vertelling. Wij willen intusschen geenszins ondankbaar zijn. Dit boek is, ook zooals het nu is, van veel nut, en het komt juist op tijd. Eindelijk komt er wat meer belangstelling voor onze vergeten kolonies in de West. Welnu, gij kunt ze beter door deze verhalen leeren kennen dan door statistieken en Kamer verslagen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl