Historisch Archief 1877-1940
No. 2605
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 MEI 1927
21
Aal t je's Croquante Croquetjes
door ALIDA ZE VENBOOM
EB ik ii .al verteld, dat ik
mijn haar heb laten afknip
pen? U moet niet denken
dat dit een offeren is aan de goden
van den dag. Ik heb het gedaan
omdat mijn toetje wat dun werd en
de kapper mij aanried de mode te
volgen. Niet om de mode maar de
haargroei wordt er door bevorderd.
En waarom zou ik dus niet? Mijn
toetje heb ik in mijn koffer
weggeborgen in een zakje met kamfer.
Je weet nooit hoe je het nog eens weer
noodig kan hebben. Kan een mensch
van verdriet soms niet kaal worden
en wat dan ? Of ik dan verdriet heb ?
Met mannen schiet je heelemaal
niet op. Vandaag noemen ze je
juffrouw Ali" en zou je erop zweren.
dat er in dat Ali" een land van be
loften lag en als je morgen van den
kapper komt en ruikt naar floramy
en je haar hangt ondeugend om je
hoofd, dan kijken ze dwars over je
heen en merken het niet voordat ze
in de soep een haar van je vinden. Dan
kijken ze naar je hoofd en zeggen nog
niets. Zoo zijn de mannen.
Ik weet het niet, maai' meneer irs
met iets bezig, dat zijn aandacht in
beslag neemt. Hij heeft zich een nieuw
pak laten aanmeten en ondanks mijn
raad: meneer, zei ik. u moet geen
lichte stof nemen, want je ziet er alles
op en al is u niet op jaren, u moet toch
om uw waardigheid denken. Maar
jawel ! Toch een licht patroontje en
in het middel, wat ze noemen een
tikje getailleerd". En drie nieuwe
dassen en op zijn zakdoek lederen
morgen een schexit eau-de-cologne !
Dat kan niet alleen op rekening van
het voorjaar zijn. En dan laat ik nog
wel, net als Simson mijn haar knippen !
Neen, het is verdrietig. En op het
eten ook al aanmerking.
Wie op het aardsche betrouwt,
komt altijd verkeerd uit," zei Zondag
dominéKoffieberg nog en ik vond
dat zijn oog naar mij keek omdat hij
het heeft afgekeurd, dat ik mij zoo
wereldsch tooide, gelijk hij zich heeft
uitgelaten op de vergadering van
Dorcas". En ik heb niemand om mijn
hart uit te storten, want er is in de/e
tijden niemand die naar je luistert,
zoo zijn ze allemaal van wat anders
vervuld. Zelfs Dominéde Visser luis
terde maar met een half oor naar me
en hij is toch anders de vriendelijkheid
zelf. Ik kon er geen woord tusschen
krijgen, zoozeer waren zijn gedachten
bij dat Mobilisatie-kruis dat hij van
de week gekregen heeft. En zoo vecht
lustig als zoo'n kruis zelfs een van
huis uit vreedzaam man als domin
maakt.
Was dat nu eigenlijk wel gezel
schap voor u? vroeg ik hem toen hij
Donderdag even kwam oploopen en
vol trots aan meneer zijn kruis toonde.
Ik begrijp uw vraag niet goed,
juffrouw Alida, zei hij, want elk
gezelschap is goed voor een predikant.
Het goede om het nog beter te maken
en het slechte om het goed te maken.
Ik bedoel dat gezelschap van al
die vechtjasseri, die u dat kruis gege
ven hebben. Ik zal niets zeggen van
generaal Duymaer van Twist. Ik weet
dat die voor al wat blank wapen is.
als de dood is en 's middags aan tafel
liefst de messen nog zou omwikkelen
als hij er zoo- maar mee snijden kon.
Maar Minister Lambooy is een bloed
dorstig mensch, die mij de stuipen
op mijn lijf bezorgd heeft met zijn
voorschriften hoe wij ons gedragen
moeten bij vliegeraan vallen. Ik hel)
het in het Handelsblad" van a tot /.
gelezen en er drie nachten niet van
kunnen slapen. Want nu zegt meneer
Lambooy wel dat je, als ze bommen
naar beneden gooien, in je kelder
moet kruipen maar wij wonen hier op
een bovenhuis en met dat spook van
beneden heb ik al een paar maal woor
den gehad over de hardsteenen treden
in het portiek die ze niet genoeg schoon
houdt, en dacht Zijne Excellentie
dat die me in haar kelder liet, waar
het er wel lekker zal uitzien? En ik
heb in den oorlog gelezen dat die
luchtJawel, zei ik, dat heeft u ook
gezegd dat de 50.000 vrijwilligers van
den Landstorm moesten zeggen als de
Revolutie weer eens mocht uitbreken,
maar gelooft u, dat daar nog kans op [is
numinstensSOO.OOOsociaal-democraten
klaar staan om tezeggen: hier ben ik"
en laten uw neef Loutje en Wijnkoop
nu maar eens opkomen ! Nee, domi
nee, als het gaat om de Revolutie,
dan hoef ik niet meer onder mijn
ledikant te kruipen, maar waar ik
wel een tikje de mier aan heb, als ik
het zoo eens zeggen mag, dan zijn
dat al die gassen, waartegen Excellen
tie Lambooy ons gewaarschuwt heeft
en dacht u dat als u tegen zoo'n
vlieger, die met een lading mosterdgas
boven on/e hoofden vliegt, roept en
met u de 50.000 vrijwillgers: ..hier
TELEFOONTJE
door CEL 2
RUIZE-RIJMEN
Het Oode Vroewtje
Het vrouwtje moest en zou het portret van de Prinses hebben.
Vijf cent!" zei de winkelier, 't Is prijzig," was het antwoord,
,,maar, a//o, dan maar. Dan vandaag maar eens droog brood.
(Krantenbericht)
Goddank, ze leeft nog, 't oude vrouwtje van de persverslagen.
En van het ,,Langs de straat en zoo je kent ze wel.
Ze is waf lek van fraanklier op Oranjedagen,
Maar ov rigens gezond en van een taai geste/.
Daar komt ze aangestrompeld om 'f Portret te halen.
Haar oude oogen lichtend van Oranjeglans.
Vijf cent? 'i Is prijzig. Nou, vooruit. Ik zal 'f betalen,
Dan maar me boterham vandaag met geen me/ans." *)
Wie kan zoo n teer verhaal met droge oogen lezen ?
Wien roert niet die verknochtheid aan ons Vorstenhuis ?
Die moet wel socialist of Charivarius wezen,
Maar zulke lieden hooren in ons land niet thuis.
't Is 't Amsterdamsch Bezoek. Weer moet z' eraan geloovcn.
De persman haalt haar uit haar verre vieze slop.
Hij speldt haar vol met lint, van onderen tof boven,
En welgemoed verlaat ze boender, tijl en tob.
Daar gaat 't eenvoudig moedertje. Wees we/kom, oudje f
Ga vol ontroering in de voorste rijen staan,
Wisch vrij de tranen fnaf je wangen met je mouwtjc,
De pers zal 'l in een hooggestemd verslag verslaan.
Of je echt bestaat, of niet dat kan me weinig schc/cn,
Hei /ichaam is maar schijn. Essentie is de geest.
Hef wordt je niet gevraagd. Jij hebt je rol te spe Ie n
Van tragi-comisciïAlle bij 7 Oranjefeest.
Eens roept ook jou de Dood. Dan moge men je schenken
Aan 't Persmuseum, als een hulde aan de krant,
Geweckt, of opgezet, of waf men wil bedenken,
Met een tlacon oranjelranen in je hand.
CHARIVARIUS
*) Melans, eigenlijk mengsel", is de gebruikelijke verzachtende term voor
kunstboter.
tor'pedo's dwars door vijf verdiepingen
heen vallen en eerst in den kelder ont
ploffen en dan al de vijf verdiepingen
mee de lucht innemen. Dus wat helpt
me dat allemaal ?
Toen ik in 1918 las dat de Revolutie
uit zou breken, ben ik onder mijn
ledikant gekropen maai' dal geeft
tegenwoordig ook niets meer want
het mosterdgas zoekt je overal op «MI
waar moet een mensch dus blijven?
Dominéhad me kalm laten uit
praten en stond toen in eens rocht op
en hij, die net zoo groot moet zijn als
Napoleon, heb ik wel eens gehoord,
wat gestalte betreft natuurlijk, want
ik zou geen tien Napoleons voor een
de Visser willen ruilen, scheen wel
tweemaal zoo groot als hij is en net
als Luthei1 zei: ..hier sta ik," /.ei hij
niet anders dan: hier ben ik."
zijn wij !" dat dit eenige andere indruk
op hem zou maken dan dat hij zij
bommetjes net op uw 50.0(11 hoofden
zou laten leegloopen ? Om u de waar
heid te zeggen, dominé. ik ben er niets
gerust op. vooral niet omdat in de
voorschriften staat dat de burgemees
ter er mee belast is om de ingezetenen
te waarschuwen. Maai' u weet hoe vlug
?/.<' op het Stadhuis werken, dan is u
allang in een soort peper- en
zoutstelletje veranderd door het
mosterdzuut' vóór dat de gemeente u heeft
doen weten dat er een vliegeraanval
verwacht wordt.
Als het volgens u niet zoo'n
vaart met de Revolutie zal loopen,
dan zeg ik op mijn beurt dat het
met een nieuwen oorlog evenmin
hard zal gaan. I )e vredesidee wint
met den dau; veld. de lucht is vol niet
Met onzen Harm, juffrouw !
Of hij geen nummer heeft?
Harm heeft geen nummer noodig,
juffrouw! Wie kent hem niet? Be
halve natuurlijk u !
Zoekt u maai1 even voor mij op:
meneer Harm Smeenge.
.Maar natuurlijk bedoel ik Harm
met de geit. Wie anders? Krijg ik hem?
Met meneer Hmeenge ?. . . .
Oude kennissen ! Herinnert u
zich niet toen u nog griffier in Amster
dam was, zoo'n klein zwart mannetje
die nog wel eens met u te doen had ?
Precies, dat was ik. Ik wist
het wel.
Zal ik u zeggen. Ik kom u alvast
gelukwenschen. Uw feest is wel pas
over drie weken maar zoolang wil ik
niet wachten. Ik zit wel niet in uw
commissie maar daar ben ik niet boos
om. Ik ben namelijk een van de steun
pilaren van de Jong-liberale beweging
en nu u zoo langzamerhand de eenige
nog in leven zijnde liberaal bent. nu
Dus u ziet een herlezing van het
oude. beproefde beginsel: ieder voov
zich en onze Lieve Heer voor het
beginsel?
Jawel, jawel. Ik was nog een
jongetje toen u als liberaal al beroemd
was. Ik geloof zelfs dat u een van de
weinige nog levende staatslieden....
Staatslieden" zegt ik? Mag ik
dat niet?
Staat dat ook niet in uw circu
laire? Maar ik wou /eggen dat, u een
van de weinige nog levende staats
lieden is die indertijd nog wel eens
genomen zijn in ,,1'ilenspiegcl".
Weet u het nog? Wat een tijd,
hè? liet liberalisme heer en meester
over al de lillies, (J een veelbelovend
advocaat, die niet liberaal werd of was
want was het niet het eenige geloof....
??O. zei ik ..geloof"? haat ik dan
liever zeggen overtuiging", waar je
het ver mee kunt brengen.. .
ontwapeningsvoorstellen, elke staats
man van beteekenis en ook zij die
zondei' beteekenis zijn. spreken over
den vrede alsof zij er dagelijks mee
omgaan, de vrede, mejuffrouw Alida,
is een artikel van dagelijksch gebruik
geworden, en het is al zoover d at J u
tegenwoordig bij elke redevoering
een half pond vrede toe krijgt, als ik
mij niet dit huishoudelijke beeld mag
uitdrukken. De vrede is het beste
en goedkoopste in gebruik en als ik
met eeniue fierheid dit kruis draag.
dan is dit, mejuffrouw Zevenboom.
omdat het niet anders is dan een
bewijs van de vredelievende gezind
heid van de mannen die het mij op
de borst hebben gehecht. Zes dagen
zult gij over den vrede spreken en den
zevenden dag....
Vechten, had ik me haast laten
ontvallen, maar gelukkig hield Alida
net bijtijds haai' mond.