De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 7 mei pagina 3

7 mei 1927 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 MEI 1927 Belastingplicht van 'Nederlanders in den Vreemde HET MOOIE WEER IS AFGELOOPEN!" Memoires vam Abd-el-Krim door Dr. JAN ROMEIN T~\ E titel is eenigszins misleidend, lezer, maar dat -^ is niet mijn schuld: ik ben er zelf ook ^inge vlogen", toen ik afvloog op het boek welks titel ik hierboven slechts herhaald heb ! Want ^m moires" in den gebruikelijken zin des woords zijn het niet. De ondertitel binnenin licht beter in: recueillis par J. Roger-Mathieu". Het boek blijkt bij nadere beschouwing het verslag van een reeks gesprekken, die deze bekende oorlogscorrespondent van de Matin" met Abd-el-Krim en zijn broer Si M'hammed clandestien gevoerd heeft, aan boord van de Abda", het Fransche schip, waarop de leider der Riff-Kabylen, na zijn overgave, van Marokko naar Frankrijk is gebracht, op zijn reis naar Réunion, het hem en zijn familie, toege wezen ballingsoord. Maar zoo dan al, strikt genomen, geen mémoires, biedt het boek toch belangwekkends genoeg, terwijl een gereproduceerde autograaf van Abd-el-Krim de geloofwaardigheid, hoewel, wetenschappelijk ; gesproken, niet waarborgt, dan toch journalistiek gesproken, aanmerkelijk verhoogt. Het succes is dan ook niet uitgebleven. Ofschoon pas betrekkelijk kort geleden verschenen, is het exemplaar, dat ik hier voor mij heb, er een van het veertiende duizendONVERSCHIETBAAR IBERIA TOILE VOOR GORDIJNEN EN WANDBESPANNINGEN EEN EFFEN WEEFSEL MET RUSTIGE KLEURSCHAKEERINGEN PER MTR. 12O CM. BREED tal en er zijn. voor de liefhebbers, zelfs genummerde exemplaren l). Maar nu ik toch eerlijk aan het opbiechten ben, nog n bekentenis vooraf: wat mij bij de lectuur van het boek onbevredigd liet, was, dat het wel over het leven van Abd-el-Krim en zijn broer, over hun politiek, hun processen en hun nederlagen berichtte, maar niets bevatte over den onder- en achtergrond van hun strijd, niets over de maatschappij, waarin zich hun leven en dat van het volk afspeelde, voor welks onafhankelijkheid zij streden en tenslotte hun vrijheid offerden. Het is waar, dat men in het algemeen van mémoires en dus ook van dit boek dergelijke inlichtingen niet mag verwachten. Doch verminderde dat het gemis eraan ? Het toeval, dat bij het overrijke vloeien van de bronnen voor de hedenda'agsche geschiedenis onvermijdelijk een groote rol vervult, was ditmaal gunstig. In het pas verschenen derde deel van het Jahrbuch für Soziologie" treft men n.l. een artikel aan van den Parijschen professor in de socio logie, R. Maunier. Zur Soziologie der Kabylen", dat althans eenigermate die gevoelige leemte kan aanvullen en daardoor, al gaat het artikel zelf. zooals reeds uit den titel blijkt, buiten alle politiek om, standpimt en daden van Abd-el-Krim veel doorzichtiger maakt. Reden, waarom ik in dit eerste artikel de hoofdzaken er van vertellen wil. * * * Wat is eigenlijk het merkwaardige van al die Berber-stammen van Noord-Afrika. waartoe ook de Kabylen behooren, het merkwaardige, waarin zij fundamenteel van de toch zoo dichtbij, om hen heen en gedeeltelijk tusschen hen in wonende Euro peanen verschillen? Dit, dat zij hun leefwijze sinds onheugelijke tijden niet veranderd hebben. De eenige machine", de eenige mechanische beweegkracht die hun maatschappij kent is nog steeds de watermolen, dien de Romeinen er na de ver overing van Carthago (14(5 v. Ohr.) toen zij dit ge bied onderwierpen, hebben ingevoerd: Romeinsche watermolens en Romeinsche oliepersen, en in de versiering op hun vaatwerk meent men Aegaeische motieven te herkennen. Toch mag men. hoc primitief dit klinkt, hieruit niet besluiten, dat wij niet primitieven te doen hebben. De Kabylen zijn geen nomaden, zelfs niet uitsluitend veeteelers en landbouwers: zij kennen een zelfs levendigen ruilhandel. Zij wonen in dorpen, kleine bergvestingen, stuk voor stuk van gemiddeld een 500 inwoners, maar het land is er zoo dicht mee bezaaid, dat het door Maunier onderzochte ge deelte, de bergstreek een 100 K.M. ten Zuiden van Algiers, zelfs een bevolkingsdichtheid van 200 per vierkanten K.M. heeft, d.w.z. alleen met onze WestEuropeesche industriegebieden te vergelijken. Elk dorp is min of meer een gemeenschap op zichzelf; de Kabylen kennen stad noch staat. In zoo'n dorp wonen verschillende families, elk gezin in een apart huis, maar de huizen van n familie om een binnenplaats gegroepeerd. De dorps families tezamen vormen den stam, die zich zooals ook hun naam meestal aangeeft, afleidt van n stamvader; de stam-naam is n.l. samengesteld uit het arabische ,,beni", hetgeen, gelijk men weet zonen van" beteekent, plus den naam van dien meestal legendarischen stamvader. Maar al is die stamvader legendarisch, daarom heeft hij zijn beteekenis voor het leven zijner klein kinderen" niet verloren. Integendeel: de stameenheid is de nog door ieder lid der gemeenschap gevoelde en verdedigde eenheid, wier leden onder ling en gezamenlijk tegenover den buitenstaan der bepaalde verplichtingen hebben. Moet er een huis gebouwd worden, dan helpen niet alleen de metselaars, en ook niet alleen de familie, waar voor het bestemd is, maar het geheele dorp. Doorkruist wordt die stamgemeenschap alleen door de arbeidsgemeenschap van de enkele industrieele beroepen, die er worden uitgeoefend, door de smeden en metselaars. Niet alleen een officieele regeering, maar zelfs een officieel dorspbestuur kennen de Kabylen niet. Tot den gemeenteraad", de djemaa", hebben alle mannen toegang en de stem van den oudste en aan zienlijkste der familie- en stamhoofden, de stem van den caïd, weegt het zwaarst. Niet op bezit dus want de vrouwen der aanzienlijken onderschei den zich hoogstens door wat geëmailleerde zilver sieraden van de anderen maar op ouderdom be rust de macht, geheel in overeenstemming trou wens met wat ons bekend is van andere meer primi tieve culturen, ook van die in Europa aan de eigen lijk historische culturen is voorafgegaan. Al is het privaatbezit ook binnen het huwelijk er niet onbekend, niet dat, maar het familie bezit drukt zijn stempel op die maatschappij, dat (sinds 1748) bijeengehouden wordt door het vol strekt verbod van erven voor vrouwen, in onder scheid met andere Arabische stammen, die althans een beperkt erfrecht voor vrouwen kennen. Maar dat bezit der verschillende families varieert onder ling zoo weinig, dat zij tot geen scheiding in klassen aanleiding hebben gegeven. Allen leven hun be scheiden aan armoede grenzend bestaan, nauwelijks gedifferentieerd, maar daarom ook nog ver van de zucht naar verandering", die Caesar reeds, gelijk bekend, bij de Galliërs kon waarnemen. Ver van de zucht naar verandering: de verande ring, die natuurlijk niet uit kon blijven toen de Europeanen er zich kwamen vestigen als meesters. gelokt door de schatten van den bodem, die er al die eeuwen onberoerd hadden gelegen, geen voor deel brengend, maar ook geen verarming, geen heerschers kweekend, maar ook geen slaven, geen ongekende winst-mogelijkheden, maar ook geen bestaansonzekerheid voor wie niet handig of ge meen genoeg waren toe te grijpen. * * * Het zijn die eeuwen-oude instellingen nu, het is die bestaanszekerheid van de eigen stamgenooten en die van de leden der omringende stammen, die Abd-el-Krim in zijn strijd eerst tegen Spanje, dat hen bijzonder bedreigde, en vervolgens ook tegen Frankrijk, toen dit de Spaansche zijde koos, heeft willen verdedigen, daartoe in staat gesteld, zij het dan dat de uitslag zijn werk niet bekroonde, door Westersche sholing en Westersche hulpmiddelen. En het zijn dezelfde instellingen, het is dezelfde bestaanszekerheid die op dit oogenblik nog de RifKabylen verdedigen tegen de Spanjaarden en Franschen, al is ook hun leider, die korten tijd Europa in spanning wist te houden, ver, weggevoerd op een schip der overwinnaars: bewijs genoeg, dat Abd-el-Krim met zijn verzet niet zichzelf zocht, maar de exponent was van het streven zijner stamen landgenooten, die met hun onafhankelijkheid de instellingen en gebruiken hunner vaderen en met die instellingen en gebruiken hun bestaanszeker heid wilden bewaren. Over Abd-el-Krim zelf. zijn strijd en nederlaag. een volgend maal. 1 ) l'ttris. Libriiiric tien (.'hinnfus-Kijisfes, '2.'.\ ftiti' Marbeuf, 1027.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl