De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 7 mei pagina 7

7 mei 1927 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2605 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 7 MEI 1927 Uit de door Dr. JAC. P. THIJSSE in. Q EDURENDE de lente werkt het volk aan zijn vermenigvuldiging, in den zomer en den vroegen herfst treft het zijn maatregelen voor de overwintering. Alles geschiedt met ontembare drift als het weer maar gunstig genoeg is. Bij koude en ruw weer blijkt onze honigbij minder gehard dan de inlandsche hommels. Die staan ook vroeger op en gaan later te kooi. In deze Aprilmaand van 1927 hebben we volop gelegenheid gehad, om te zien. dat de ruige brommers druk aan het werk waren, terwijl de bijenkast stil bleef of er zich hoogstens maar eens een enkele wachter op de vliegplank vertoonde. Echter haalden ze hun schade in als tegen den middag de zon doorkwam, vooral wanneer er dicht bij huis wat te halen viel. Op zulke dagen gingen mij n bijen wel naar een koolzaadveldje tien meter van de korf af, maar een bloeiend kersje, vijfentwintig meter verder bleef allernaarst verlaten. Zaterdag vóór Paschen aan den Plasmolen stond een groote kers in vollen bloei en daar was geen enkel bij t je in, alleen een stuk of zes mooie moshommels. Den volgenden dag echter, toen het tegen den middag nog al aardig warm werd, kon je al op meters afstand het gegons hooren van de duizenden bijen, die toen den boom bewerkten. Zij haalden hun schade in van den vorigen dag en de kers zelf was ook gered, tenminste voor een vijfde deel van wat hij zou kunnen voortbrengen. Drie of vier zonnige bijendagen, met tusschenpoozen van drie dagen, zijn voldoende om ons een goeden kersenoogst te ver schaffen, als er in dien tijd maar geen vinnige nacht vorst komt. Koolzaad, kersen, bessen, appels, paardebloem en witte klaver worden nu met groote vlijt bewerkt en als de nood dringt dan krijgen ook allerlei kleine bloempjes van veld en beemd bezoek, tot zelfs het nederige voorjaarsvroegelingetje of de vulgaire vogelsterremuur. De bloeiende buks boompjes geven ongelooflijk veel stuif meel, de klaprozen ook en zoo slaagt het volk er in, om voedsel genoeg te verzamelen voor het opgroeiend ge slacht in de kast, waar de koningin gestadig bezig is met eitjes te leggen. En eindelijk is de zwermtijd daar, doorgaans in de laatste weken van Mei, dikwijls pas later tot na Sint Jan. Nu mag het den imker niet ontbreken aan waakzaamheid en overleg. Aan hem is het, om het zwermen te beletten of te bevorderen, zijn zwermen zoo goed mogelijk te gebruiken, de afgezwermde volken behoorlijk te verzorgen en zeer in het bijzonder toe te zien, dat er krachtige, goede, jonge koninginnetjes komen. Het uitvliegen van den zwerm is een der prachtigste natuurverschijn selen, de drukte en drift, die aan het zwermen voorafgaat, de overweldi gende bijenmassa, die uit het vlieggat stroomt, dan, met het vlieggat als brandpunt, het straalgewijs uitschieten van al die bijen in een grooten balsector en eindelijk als de koningin zich merkbaar maakt het samen ballen van die ver spreide drukke massa tot een dicht opecngedrongen colonne, die een vaste richting kiest. Ten slotte hecht die zich als een groote, zware tros vast ergens aan een boomtak, zelden ver van de korf. Die tros laat zich zeer lijdzaam afschudden en ..scheppen" en de imker kan er dan mee doen, wat hij wil. De Meza's film geeft daarvan weer bijzonder aardige gevallen te aanschouwen en menig amateur-imker kan u verhalen van zijn zwermen doen, waar het jager-latijn bij verbleekt. Daarna komt een periode van rustigen arbeid; de volken gaan voorraden verzamelen voor den winter. Eerst moeten zij het hebben van linde en accacia, die dikwijls ook al reeds bloeien nog ge durende den zwermtijd. De bloeiende linde is een waardig evenknie van de bloeiende kers. Laat ons toch in parken en plantsoenen, langs wegen en in tuinen de linde niet vergeten n in het bela.ng van de bijenteelt n omdat een bloeiende linde vol bijen en hommels een verrukkelijk en stichtelijk schouwspel biedt. Ook is de lindehonig de fijnste honig. Menigeen geeft echter nog de voorkeur aan de heidehonig, heidehonig in zijn dunne, knapperige raat. En wat zou er van de bijenteelt terecht komen zonder de heide? Ja, waar veel bloemcntuinen zijn en waar men er op bedacht is om veel bijenbloemen" te zaaien, zooals reseda. phacelia enz., daar kan een enkel volkje nog wel iets van belang vergaren, maar de groote bijenteelt moet het van de EEN BIJENSTAL IN DE HEIDE Uit de bijenfilm van De Meza?Polygoon Koninkl Boomkweekerii Wilhelmina," Charles van Oinneken & Zoon, Zundert, N.Br. Het van ouds gunstig bekende adres voor: Dennen, ter bebossching (uitsluitend Inheemsch zaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, Boomen en Heesters. Catalogi op aanvraag gratis en franco. Tel Interc. No.l. Telegr.-Adr.: Wilhelmina, Zundert. heide hebben. En waar geen heide is, daar moeten de bijtjes op reis. Op uw vaeantietochton ontmoet ge ze dan: de tijdelijke bijenstalleii opgesteld in de luwte van een berkenboschje, een derinenplantage of een stollen heuvelrand. Don hoeion dag werken millioeiien bijen op de paarse bloemen, l.angs vaste wegen gaan ze naar hun arbeidsveld en hun a.rboidsdrift is zoo groot, dat ze geen gelegenheid vinden om uit te wijken, wanneer een hindernis hun pad kruist. Jaren geleden fietsten wij eens door de destijds onafzienbare heide tusschen Meyel en Asten. Hechts van den weg, een kilometer ver stond een bijenstal, die blijkbaar zijn arbeidsveld had links van den weg, want bij het passeeren botsen onophoudelijk de snelvliegende bijtjes tegen ons aan en n vond zich zelfs genoodzaakt zijn angel te misbruiken. Gedurende de heidedracht zijn de bijen nog weer eens echt nerveus en het kruisen van een bijenpad kan u wel eens een verrassingbezorgen. Hoe moet het nu wanneer al de heide ontgonnen zal worden. De bijen kunnen niet buiten de heide. de ooftteelt kan de bijen niet missen. Het is dus iis het belang van de bijenteelt on nog meer in het be lang van de ooftteelt, dat er een flinke oppervlakte aan heide blijft behouden. Hoeveel, dat weet ik bij geen voeten of vamen. Onze biologen en land- en tuinbouwkundigen moeten dat maar eens uit rekenen. Een goede basis hebben we aan de weten schap dat iedere kers, pruim, appel, aalbes, kruisbes minstens n bijenbezoek beteekent en dat er hoogstwaarschijnlijk meer zouden worden opge bracht,wanneer het aantal bijen grootei" was. Als we dan ook nog weten, hoeveel bloemenbezoeken een normaal' volk per dag verricht en hoeveel dagen een vruchtboom gedurende zijn bloei bevlogen kan worden, dan kunnen we komen tot een raming van het aantal benoodigde volken. Dan komt de vraag, hoeveel heide n volk noodig heeft om een bevredigenden voorraad te verzamelen voor zichzelf en voor zijn imker. Eigenlijk moesten onze vrienden van de Heidemaatschappij deze berekening eens verrichten, want de fruitteelt gaat hun toch ook na aan het hart en er komt zeker eens een oogenblik, waarop wij in het belang van de fruitteelt de heideontginning moeten staken, tenzij de bijenteelt in geheel andere banen geleid worde. Ik heb een flauw vermoeden, dat de heide, die we willen bewaren om haar natuurschoon, wel voldoende zal zijn. om ons een flinken bijenstand te ver zekeren door het heele land heen. (Wordt vervolgd). DE ORIGINEELSTE PRIJSVRAAG EEN PRIJSVRAAG OM EEN PRIJSVRAAG De lezers van De Groene Amsterdammer" worden hierbij uitgenoodigd ons ontwerp-prijsvragen te doen toekomen. Van de in te zenden ontwerpen zullen de 5 origineelste ontwerp-prijsvragen worden bekroond en wel als volgt: Ie prijs f 100*-, 2e prijs f 50,-, 3e prijs f 25»-, 4e en 5e prijs elk f 10*-, VOORWAARDEN: 1. De ontwerpen mogen niet alreeds in een ander blad als prijsvraag zijn gepubliceerd geweest. 2. Onze beslissing bij de bekroning moet als finaal worden aanvaard. 3. Inzendingen worden ons eigendom. ?4. Wanneer een niet bekroond ontwerp eventueel later door ons als prijsvraag mocht worden aangewend, zal dit alsnog met f 10.?worden gehonoreerd. De bekroonde ontwerpen moeten geacht worden met den prijs" tevens te zijn gehonoreerd. 5. Alle inzendingen moeten uiterlijk 31 Mei 1927 in ons bezit zijn en onder motto prijsvraag" geadresseerd worden aan De Groene Amsterdammer" Keizersgracht 333, Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl