Historisch Archief 1877-1940
'- No. 2606
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 14 MEI 1927
Uit de Natuur
door HERMAN MIDDENDORP
DE IMKER EN ZIJN BIJEN OP KERSTAVOND
(Uil de Bijen f i/m van cfe Meza-Polygoon)
door Dr. JAC. P. THIJSSE
(Slot)
A AN de arbeidsroes van de heidedracht komt
?^^ een eind in het laatst van September, hoewel
een enkele variëteit van onze struikheide nog bloeit
met Allerheiligen. Op mooie Octoberdagen komen
de bijen ook nog honig garen op reseda en op
scabiosen, op laten bloei van thijm, doch alleen
reeds de late morgens en de vroege avonden
maken, dat er geen belangrijke winst te behalen
valt.
Inmiddels zijn ook de darren van het tooneel
verdwenen en de imker komt, om zijn bijen in te
winteren. Hij controleert de honigvoorraad, neemt
wat hem lijkt en geeft in ruil accijnsvrije gedenatu
reerde suiker. De behuizing wordt terdege nagezien
en tochtvrij en warm gemaakt. De eene imker is
meer op warmte gesteld dan de ander en er zijn er
wel, die hun bijen haast koud willen laten over
winteren, net zooals wij menschen ook wel eens
heil gezocht hebben in een hard bed met een enkel
dekentje.
Het overwinteren van de insecten is alweer
een verbazingwekkend hoofdstuk uit de leer van
het leven. Sommige trekken zich van den winter
niets aan. Verschillende galwespen ontplooien
tijdens den winter hun grootste activiteit, evenals
enkele wintervlinders. Andere vlinders gaan stil
in een hoekje zitten, laten het over zich vriezen
en dooien en ontwaken in Februari of Maart tot
nieuw leven. Nog andere insecten brengen den
winter door in de rusttoestanden van ei of pop.
Vele zoeken schuilplaats en warmte in onze
woningen en stallen. De bijen echter bouwen hun
eigen schuilplaats, voorzien die van voedsel, dat
de natuur gedurende de wintermaanden niet kan
geven en brengen dan den winter door, veilig en
warm en welverzorgd in een toestand, die we
allerminst verstijving of verdooving of zelfs winter
slaap mogen noemen. Op lederen mooien zonnigen
winterdag kunt ge verwachten, dat er bijen
uitvliegen of tenminste, dat ze zich op de vliegplank
vertoonen, en een goede gezonde korf heeft haast
altijd trilling of geruisch van leven.
Geen wonder, dat in den loop der eeuwen het
winterbedrijf der bijen aanleiding heeft gegeven
tot allerlei mystiek getinte legenden en gebruiken.
Ik wil daaromtrent iets overschrijven uit een der
eerste jaargangen van De Levende Natuur:
Nu moet ik u nog eens iets vertellen uit de
bijenwereld. Of het iets nieuws is, weet ik eigenlijk
niet, misschien hebben de geleerden het al lang
geweten. Benige dagen voor Kerstmis vertelde
mij iemand, dat de bijen den eersten Kerstnacht
(van 24 op 25 December) des nachts om twaalf uur
begonnen te zingen. Eerst heb ik er wat orn gelachen,
maar daar wij zelf een korf met bijen in den tuin
hebben, kon ik het gemakkelijk onderzoeken. We
bleven dus met ons drieën op: Jan Pelinck, de
knecht en ik. Eerst gingen we twee nachten vóór
het Kerstfeest op den bepaalden tijd naai' de korf,
waar echter niets te hooren was. Den volgenden
avond, dus Kerstnacht, waren we weer present;
om elf uur was er een zacht gegons hoorbaar en
om twaalf uur was het zoo luid, dat we, staande
in het tuinpad, de bijen duidelijk hoorden. Ze
hebben gezongen tot 's morgens een uur of zeven.
Den tweeden Kerstnacht was het ook nog hoorbaar,
maar niet zoo duidelijk. Den volgenden nacht
bleven we weer op (van 20 op 27 December)
gingen om twaalf uur weer luisteren, maar alles
was stil. Verleden jaar had ik het ook al onder
zocht met dezelfde uitkomst, maar er lag toen veel
sneeuw en het was volle maan, zoodat ik dacht,
het kon wel van het helle licht komen, dat de bijen
zoo wakker waren. Dit jaar was er echter geen
sneeuw en geen maan, zoodat het licht de oorzaak
niet kan zijn. Hier zijn wel meer menschen. die
het weten, maar de meesten gelooven het niet.
Mocht u soms de een of andere opheldering kunnen
geven, dan houd ik mij zeer gerecommandeerd".
Een heel aandoenlijk gebruik bestaat nog op
de Veluwe. Met Kerstfeest gaat de imker naar zijn
bijen en vertelt hun, wat hem en zijn gezin in den
loop van het jaar is overkomen. Werd hij getroffen
door een sterfgeval, dan legt hij als teeken van
rouw een zwarte doek op do korf. Er zijn er, die
meenen, dat, als zij dit nalieten, het bijenvolk
ook sterven zou.
De film van de Meza-Polygoon besluit met een
waarlijk aandoenlijke uitbeelding van dit
bijetibijgeloof. Bekommerd stapt de imker in het late
winterzonnetje naar de bijenstal en maakt /.ijn
geheimzinnige en onbegrepen vriendjes tot
deelgenooten in zijn verdriet. Een waardig slot van
een uitmuntende film.
Een film als deze is van groot belang voor de
verheffing van het bioscoopweden, niet alleen voor
de kinderbioscoop, maar ook voor hen, die den
leeftijd van 18 jaar reeds hebben bereikt.
Oerben Colmjon. Kalderionen. Leiden,
z.j. Leidsche Uitgeversmij.
Het zou niet moeilijk zijn dit boek belachelijk te
maken, en ik moet eerlijk bekennen, dat tijdens de
lezing wel eens de neiging bij mij opgekomen is om
het niet heelemaal au sérieux te nemen. Het heeft
al om te beginnen zoo'n raren titel: Kalde
rionen", ik weet werkelijk niet wathetbeteekenten
ik kan het woord nergens vinden. Ik vermoed dat
het wel iets met calidus, calor of caldarium te maken
zal hebben en dat dus de ,,kalderionen" op de een
of andere manier met warmte samenhangen. Maar
zit er nu in zoo'n titel niet iets aanstellerigs? En de
inhoud van het boek het is een roman, die als
roman eigenlijk niet veel om 't lijf heeft, een kenne
lijk zeer subjectief geschreven boek, waarin de
schrijver op tal van plaatsen zijn ergernis lucht over
dingen, die hem niet naar den zin zijn, en zelfs zoo
weinig beheersching toont, dat hij, in zijn afkeer
van de pers, bestaande bladen van dezen tijd een
hak zet. Een zoo verregaand gemis aan objectiviteit
in een roman is toch wel heel zonderling.
Maar deze schrijver is toch zonder twijfel iemand
die wat kan. Ik vermoed dat hij jong is en nog
weinig vaste lijnen in zich heeft, dat hij, in een te
weinig beredeneerden schrijfdrang, er maar op los.
heeft gepend. Maar er zijn ook bladzijden uitmun^
tend proza uit zijn pen gekomen, stukken plastiek
die er werkelijk zijn kunnen en die een ernstig
criticus wat toch ieder die over boeken schrijft
graag wil zijn er voor moeten waarschuwen, dit
boek met eenige spottende opmerkingen van zich
af te schuiven.
De auteur is een fantast, en in dat fantastische
geeft hij eigenaardige schoonheid. De verbeelding
van Atlantis bijvoorbeeld is van
opvallend-persoonlijke waarde, en zij is bovendien als symboliek van
belang, de levensbeschouwing van den schrijver
overigens daargelaten.
Ik schrijf hier een klein stukje a,f, enkele vol
zinnen, zooals er zoovele in dit onevenwichtige
boek voorkomen, waar het plastische vermogen
van den heer Colmjon uit blijkt l h
Achter de velden stonden huisjes wit aangetipt
in flauw floers van geboomte, ingepakt in sneeuw,
zooals verwende kinderen met witte muts en das en
trui van wol in wintertijd: de venstertjes alleen
blonken er uit. Verre vaarten hadden tengere
ophaalbrugjes; er boven waren de luchten zwaar, en
in het Westen het rose en roomgeel van hooge
sneeuwkleuren, de gedempte gloor van wintersch
rozerood. Naar het Noordwesten torenspitste
Kijswijkje uit blauw bosch." (blz. 130.)
Wanneer de schrijver zich wat meer zelfbeperking
oplegt mijn hemel, wat voel ik me vaderlijk I
dan zal hij werkelijk wat goeds kunnen maken. Iets,
dat in z'n geheel goed is, en waarin men niet, zooals
in Kalderionen, naar het goedo moet zoeken.
l) Het landschap is gezien door een schaatsenrijder.
JÖG1DDING
TUYNENBURG MUYS
SCHILDERS
Kunsthandel Willem Brok te Hilversum. Schil
derijen door wijlen Mevr. H. W. kJ. Schaap
Van der Pek. Tot l Juni.
Kunstzaal d'Audretsch, Den Haag. Stillevens
van verschillende meesters. Tot l Juni.
Gerbrand's Kunsthandel, Utrecht. Werken van
Mej. W. C. J. C'ambier van Nooten. Tot l Juni.
't Spinwiol", Hilversum. Grafisch werk van
Peter Alma, C. A. Fcldman, J. Franken Pzn.,
Fokke Mees, Dirk Nijland, II. v. d. Stok en Jan
Wittenberg. Tot l Juni.
Stedelijk Museum, Amsterdam. Kunst en Indu
strie. Tot l Juni.