Historisch Archief 1877-1940
roene
Dekblad voor Nederland
Hotel HAMDORFF
LAREN
ZELFDE DIRECTIE ALS
RESTAURANT TRIANON"
AMSTERDAM
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren. H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN?NAEFF
Secretaris der Redactie i C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333
Uitg.i N. V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM
later uwvett
1 MtUXMCMt
TOE AND HEEU
OPGERICHT IN 1877
No. 2607
ZATERDAG 21 MEI 1927
Het Bezoek van
Doumergue en Briand
aan Engeland
D IJ bezoeken, die staatshoofden elkaar brengen,
is het oogenblik, waarop zij van elkaar afscheid
nemen, voor beiden gewoonlijk het aangenaamst,
al was het maar alleen omdat zij dan een zucht van
verlichting kunnen slaken bij het aan den kapstok
hangen van het officieele gedoe.
Daarom behoeven zij nog niet iets dergelijks te
zeggen, als de Engelsche koning Eduard VII zich,
volgens de memoires van von Eckardstein, liet
ontvallen na afloop van de visite, die keizer Wilhelm
hem in November 1902 bracht: Goddank dat hij
weg is l" een ontboezeming, die overigens niet
alleen behoeft te worden toegeschreven aan de
minder vriendschappelijke gevoelens, die de Engel
sche oom voor den Duitschen neef koesterde, maar
ook een uiting kan zijn geweest van zijne vreugde
over het feit, dat het bezoek zonder ongelukken
was afgeloopen.
Heelemaal gerust zal hij daarover immers niet
zijn geweest, want na den Boeren-oorlog was de
stemming van het Engelsche publiek ten opzichte
van den Keizer alles behalve hartelijk, en het be
richt, dat hij voornemens was de Boeren-generaals
Botha, de la Rey en de Wet in audiëntie te ont
vangen, had zelfs gedreigd hem een mededeeling
van zijn oom te doen geworden, dat hij op zijne
komst geen prijs stelde.
Om een soortgelijke reden was men ook aan de
Quai d'Orsay eenigszins onthutst, toen daar in het
voorjaar van 1903 een bezoek van den Engelschen
koning werd aangekondigd.
Sinds Fashoda was Engeland in Frankrijk im
populair geworden, om niet te zeggen: gehaat.
Tijdens den Boeren-oorlog werd Engeland nergens
zoo fel door de caricatuur bestookt als in Frankrijk.
Vandaar de vrees van de Fransche autoriteiten,
dat Koning Eduard te Parijs onvriendelijk zou
worden ontvangen.
* Want het Parijsche publiek wist nog niet, dat
sinds geruimen tijd onderhandelingen gaande waren
om de wrijvingspunten tusschen beide landen weg
te nemen en een samengaan voor te bereiden in alle
groote vraagstukken van Europeesche en koloniale
politiek. Het kon niet vermoeden, dat de komst
van den Engelschen koning juist bedoeld was als
een teeken van den ommekeer, die zich had vol
trokken, en dat de beraadslagingen, die tijdens het
bezoek en het daarop gevolgde contra-bezoek
zouden worden gevoerd, tot het verdrag van 1904
zouden leiden, waarbij Frankrijk en Engeland
elkaar resp. de vrije hand zouden laten in Marokko
en Egypte en waardoor de grondslag werd gelegd
tot de Entente, die over eenige jaren, na het be
slechten van de geschillen, die in Aziatische vraag
stukken tusschen Engeland en Rusland bestonden,
zou groeien tot de Triple Enteute.
Maar Koning Eduard, die zelf het plan had op
gevat voor zijn bezoek aan Parijs, was minder be
vreesd dan de Fransche autoriteiten en gaf den
wensch te kennen, dat hij met alle mogelijk officieel
eerbetoon zou worden ontvangen.
Hij kwam, zag en overwon. De nationalisten, die
hadden aangekondigd hem te zullen uitjouwen,
kregen geen gelegenheid dit voornemen tot uit
voering te brengen. Toen Eduard en President
Loubet door de Champs-Elysées reden, wist het
Parijsche publiek aanvankelijk niet goed, welke
houding het moest aannemen; maar de gereser
veerdheid week, toen men de rede las, die de
Koning aan den officieelen maaltijd uitsprak,
waarin hij een bij zulke gelegenheden ongewoon
persoonlijk accent legde en getuigde van zijne be
wondering voor Parijs.
En ook tot de groote menigte drong de politieke
beteekenis van het bezoek door, toen hij ervan ge
waagde, dat de dagen van vijandschap thans ge
lukkig voorbij waren. Een nieuw tijdperk in de
betrekkingen tusschen beide landen was aange
broken. De wensch, door Eduard VII geuit bij het
tegenbezoek, dat President Loubet en zijn minister
van buitenlandsche zaken Delcasséeenige maanden
later aan Londen brachten, nl. dat de toenadering
tusschen beide landen dichter zou worden en duur
zaam zou blijken, is in vervulling gegaan. In de
groote crisisjaren van de Europeesche politiek,
1905 en 1911, toen de Marokko-kwestie een oorlog
tusschen Frankrijk en Duitschland dreigde te ver
wekken, was Frankrijk verzekerd van den bijstand
van Engeland. Bij het uitbreken van den wereld
oorlog was Engeland, niet formeel, maar moreel
verplicht zich aan de zijde van Frankrijk te scharen,
omdat zijne regeering in de voorafgaande jaren
aan de Fransche republiek alle reden had gegeven,
daarop te vertrouwen.
Zulk een groote beteekenis, als in 1903 mocht
worden toegekend aan de reis van Eduard VII
naar Parijs en die van Loubet naar Londen, heeft
het bezoek niet, dat in deze week President Dou
mergue, vergezeld van zijn minister van buiten
landsche zaken Briand, aan de hoofdstad van
Engeland heeft gebracht.
Een ommekeer in de betrekkingen tusschen beide
landen wordt er niet door aangeduid.
In de jaren, die na den wereldoorlog verliepen,
is het niet altijd botertje tot den bodem tusschen
hen gebleven; toen de noodzaak om allerlei speciale
belangen ondergeschikt te maken aan het eene
groote doel: het winnen van den oorlog, niet meer
dwong, liet het nationaal egoïsme zich weer gelden.
Allerlei twistpunten gaven weder aanleiding tot
wrijving: de kwestie van de regeling der oorlogs
schulden; de politiek van Poincaréom uit Duitsch
land te persen wat er uit te persen was, terwijl
Engeland meer en meer neigde tot een gematigder
houding ten opzichte van den vroegeren vijand;
feitelijke tegenwerking van elkanders politiek in
het naburige Oosten, met name tegenover Grieken
land en Turkije; in de laatste jaren ook de toenade
ring van Engeland tot Italië, terwijl Frankrijk er
hoe langer hoe meer op gespannen voet mee ge
raakte.
Maar ondanks deze afwijkingen van een gemeen
schappelijke richtlijn in de buitenlandsche politiek
is de goede verstandhouding niet geheel verstoord,
en ging bovenal het begrip niet verloren, dat samen
werking gewenscht is, zoowel ter wille van elks
eigen belangen als van het hoogere belang van de
rust van Europa.
Zoo men het nog altijd niet geheel opgeloste
vraagstuk van de oorlogsschulden uitzondert, zijn
er op het oogenblik geen directe geschillen tusschen
Engeland en Frankrijk hangende. Maar wel be
staat er gebrek aan overeenstemming ten opzichte
van enkele kwesties van actueel belang in de Euro
peesche politiek.
Wat Briand dezer dagen met zijn Engelschen
collega Chamberlain heeft besproken, zal niet aan
de groote klok worden gehangen. Het valt ge
makkelijk te gissen, over welke onderwerpen zij
van gedachten zullen wisselen, maar het zal wel
eenigen tijd duren, voordat men bemerkt of, en
zoo ja, in hoeverre, zij daarbij tot overeenstemming
zijn geraakt.
^ Het nog altijd dreigende conflict tusschen Itali
en Joego-Slaviëzal zeer zeker een punt van beraad
slaging uitmaken. De onlangs gepubliceerde ver
klaring, dat Italiëen Albaniëgemeenschappelijk
INHOUD:
van
l. Prof. Dr. O. W. Kernkamp. Het bezoek
Domergue en Briand aan Engeland
2. J. B. N. Th. a Th van der Hoop, De burger
luchtvaart in Nfderland.
3. Joh. Braakensiek, De wedloop naar de raadszdels.
Dr. W. van Ravesteyn, Met Chineesche oogen.
Prof Dr. H. Brugmans, Amsterd.Bijzonderheden.
Annle Salomons. Oijkomsttgheden.
Dr. Jac P. Thijsse Uit de natuur. W. van
Doorn, Nieuwe Engrlschf Boeken.
9-11. Red. Elis. M. Rogge, Voor Viouwen.
12. Top Naeff, Dram. Kroniek.
13. J. Voskuil, Toegepaste Kunst Mr. M. F. Hennus,
Schilderkunst J. O. Si ia, Batavia.
14. Dr. J. L. van Bodegnm, De d"ktor in de
caricatuur Carry van Bruggen, Grepen.
15. Henrik Scholte, < omoedia.
Paul Sabel, Financiën C. K-, Beursspiegel.
C. K., Vlottende schulden.
Dr. A. Dubois, Radio en Luchtvaart.
J. W. F. Werumeus Buning, Kroniek van den
Dans.
C. F. van Dam. Een jubilaris Melis Stoke,
Ri/m Charivarius, Chanvaria.
Melis Sioke, Revue en Gemeenschap.
Aaltje's Croquante Croquetjes Uit het
Kladschrift van lantje.
Cel 2. Telefoontje Joh. L., Mijn Film.
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, De inval in de
Arcosgebouwen.
4.
5.
6.
7.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
zullen handelen bij elke discussie over de positie
van Albanië, zal in Frankrijk, dat aan Joego
slaviëde hand boven het hoofd houdt, met weinig
bijval zijn ontvangen. Mussolini wil klaarblijkelijk
dit laatste land intimideeren en tracht zich te
vrijwaren voor de inmenging van andere mogend
heden in een eventueelen strijd. Vermoedelijk zal
Briand aan Chamberlain de wenschelijkheid
betoogen om Mussolini wat in te toornen.
Maar vooral zal de ontruiming van het Rijnland
ter sprake komen.
Stresemann dringt daarop aan, ook omdat hij ze
noodig heeft om zelf staande te blijven; hij moet
een resultaat kunnen laten zien van de politiek
van Locarno, van het berusten in den afstand van
Elzas-Lotharingen; alleen daardoor kan hij de
Duitsch-nationalen, zoo al niet verzoenen met die
politiek, dan toch doen afzien van directe tegen
werking.
Briand zal in den boezem van zijn eigen ministe
rie tegenstand hebben te overwinnen, zoo hij tot
een vervroegde ontruiming bereid is. Vooral na de
jongste uitingen van het Duitsche nationalisme.
Zelfs in Engelsche kringen, waar men de ontruiming
gewenscht en redelijk acht, hebben zij aanstoot
gegeven. Het is intusschen te hopen, dat men niet
onder den indruk daarvan het vraagstuk van de
ontruiming zal bezien.
Zooals men in het algemeen moet hopen, dat de
samenkomst van Briand en Chamberlain bevorder
lijk zal zijn voor het volgen van een gemeenschappe
lijke gedragslijn door Frankrijk en Engeland. Want
in de gegeven omstandigheden is de samenwerking
dezer beide landen nog altijd het beste onderpand
voor het behoud van den vrede.
KERNKAMP