Historisch Archief 1877-1940
No. 2607
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 MEI 1927
De Wedloop naar de Raadszetels
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Johan Braakensiek
SPAN JELUI MAAR NIET ZOO IN, DE KAMPIOENEN WINNEN TOCH
EN ER ZIJN MAAR VIJF EN VEERTIG PRIJZEN!"
Georganiseerd Modernisme
door CORNELIS VETH
f~\ NLANGS bracht een onzer ochtendbladen op
de fotopagina de afbeelding van een
Berlijnsche noviteit: gemaskerde sandwichmen. De mas
kers van deze reclameloopers vertoonden, volgens
het bijschrift, de toepassing van moderne kunst
uitingen en de welingelichte beschouwer heeft niet
lang geaarzeld eer hij ze thuis bracht onder de
navolgingen van de negerkunst. Ze waren een
beetje te symmetrisch en van cubistische smetten
niet geheel vrij, maar deze opengesperde oogen,
droef en grimmig tegelijk, die u den dringenden
raad schijnen te geven U onverwijld op te hangen,
die platte wangen, die langwerpige als uit zieke
aardappelen weggesneden neuzen, die donkere
mondgaten, preutsch en wreed, vertoonen ten
duidelijkste de herkomst.
Ziehier dus de grondige vulgarisatie van die
wonderbaarlijk expressieve en bijna zonder uit
zondering nachtmerrie-achtig dreigende plastiek
der wilde volken, die we voor 't gemak negerkunst
noemen. De toepassing is nog lang niet volmaakt,
het moet nog miskraamachtiger van proportie en
weekdierachtiger van vorm, maar overigens
kunnen deze naargeestige straatverschijningen
alvast de eereplaats innemen onder de cerebrale
uitvindsels, waarin de naïeviteit en de eerlijke
uiting van echte aandoeningen in volslagen ge
wetenloosheid worden nagebootst. En is het
tusschen twee haakjes niet belangwekkend, te
zien hoe het kille vernuft altijd bij de primitieve
waarachtigheid ter school moet gaan, en even
belangwekkend te ondervinden, dat het zich altijd
vergist? Want hoe ongehoord scheef is het, voor
reclame, die moet aantrekken, vormen aan te
wenden, die ontzag en angst tot oorzaak, schrik
aanjaging uit wanhopig verweer ten doel hebben,
zooals die totems en beelden ten aanzien van booze
geesten ! Stel u voor dat men U uit het holle
duister van zulke oogen in een verwrongen
aschgrauw gelaat lokt naar een dassenwinkel of een
cafémet damesbediening!
Laat ik U even vasthouden. Wendt U niet af,
half geërgerd, half onverschillig! Vergist U niet,
dit is niet zoo maar een mal verschijnsel. Dit is de
roemruchtige intocht van de Kunst in het Leven,
dit is de triomf der toegepaste kunst, de kunst
nijverheid eindelijk, na zooveel jaren van idealis
tisch streven en geduldige propaganda door handel
en industrie in dienst genomen ! Wij zijn er ! Gaat
er geen grilling van gelukzaligheid door onze leden ?
De zakenman is overwonnen, het publiek, het
Beest dat publiek heet, tot zwijgen gebracht!
Men duizelt nog eenigszins. Scheen het niet
jaren lang, alsof er een onoverbrugbare klove
gaapte tusschen kunst en leven, den smaak, de
verbeelding van den zakenman en van den artiest?
En hebben ze nu niet plotseling elkaar gevonden?
Krijgen we nog wel n drukwerk thuis, waarin
niet de meer en meer gebruikelijke letter, een blok
met een gaatje hier, of een blok met een gaatje
daar, door haar onleesbaarheid de artistieke
hand verraadt; zien wij niet op de wagens der
posterijen eenige in elkaar geschoven vierkanten
van elementaire kleur met al de ongebreidelde
fantasie eens kunstenaars een merk sigaretten
aanprijzen, vertoonen niet bijna alle nieuwe groote
gebouwen die opzichtige twijfelvormen, die den
kwalijk verduwden invloed belijden van de
geniee'n-kweekende Amsterdamsche school?
Maar verklaar mij nu dit verschijnsel, gij
philosophen, of paedagogen, of psychiaters, of wie anders
daartoe aangewezen en bevoegd zijn: zoolang de
kunst redelijk was, en naar het praktische streefde
en zich het hoofd brak met het probleem van goed
koop en goed, vond zij den weg niet naar de maat
schappij. Nu zij grillig is, en dwars-tegen-alles-in,
en laatdunkend, nu zij met het materiaal omgaat
alsof het niets kostte, een gevel beschouwt als een
affiche en een stoel als een schilderij en een letter
als een rebus, heeft zij het spel gewonnen. O Manet,
welk een diep menschenkenner waart gij, met uw
patez les bourgeois", waarnaar ge goddank,
omdat de edele natuur sterker was dan de cynische
leer, niet hebt gehandeld !
Wanneer een zekere verbazing over en een
zekere tegenzin ten opzichte van de tijdsver
schijnselen tegelijk komen met de eerste grijze
haren, moet men de kans onder de oogen zien,
voor een ouden sok gescholden te worden, die niet
meer mee kan. Ik heb dit naar behooren gedaan,
en heb besloten, het erop te wagen.Want ik ben
er eigenlijk lang niet zeker van dat het met deze
verschijnselen heelemaal den natuurlijken weg
gegaan is, ik ben genoeg kind van mijn tijd om te
weten wat de reclame uitwerkt. Hoe het in
Duitschland gesteld is, weet ik niet goed, en hoe
het komt dat daar goede smaak en logica, en zelfs
menschwaardigheid aan kant gezet
zijn, maar ik weet dat hier de heer
schappij en alomtegenwoordigheid van
de excessen in de kunst het resultaat
zijn van een handige en breed-
opgezette organisatie. En omdat ik
weet dat de laatdunkende fantasterij
in de gebruikskunst van heden alleen
daarom over de geheele linie de baas
is, wijl ze het verloop van zaken ge
forceerd heeft, heb ik wel moed dat de
tijd mij gelijk zal geven en van oude
sokkigheid en de daaraan verbonden
kribbebijterigheid vrij zal pleiten.
Hoe tyrannieke minderheden in
vakyereenigingen van bouwkundigen
en kunstnijverheid niet alleen de
groote groep onverschilligen in die
lichamen, maar ook autoriteiten,
groote zakenlui en andere particulieren
aan hun zegewagen hebben weten te
spannen, behoort tot de geschiedenis,
die ik niet schrijven zal. Trouwens,
wat komt- dat er achteraf op aan?
Ieder weet, dat het n bepaalde
groep is, die thans, door een vernuftig
stelsel van organisatie, over het gros
der opdrachten, zelfs van rijk en
gemeente beschikt, die de vak
tijdschriften volkomen naar eigen
willekeur redigeert, die prijsvragen aan
officieele en andere lichamen opdringt,
die adviseert, redigeert, intrigeert,
afwijst en beschikt; die vreemde
collega's ontvangt en ze een een
zijdig beeld geeft van het hier
gepraesteerde.
Is dit alles op zichzelf niets nieuws
en slechts een andere vorm van een
' zich, vooral in tijden zonder eigen
houding voordoend verschijnsel, nieuw en wel
van onzen tijd is daarbij de afwezigheid van een
elementair fatsoensbegrip, dat vroeger geldend was.
Voor mij ligt No. 15 van het Bouwkundig Week
blad, zooals het geworden is uit samenwerking van
Maatschappij van den B.N.A. en Architectura.
Het blad heeft zich gehaast het schoone, gelijk
zijdig vierkante formaat aan te nemen dat wij van
Wendingen kennen, en dat zoo gezocht is omdat
't vóór onzen tijd om zijn onbruikbaarheid en
leelijkheid altijd is vermeden. Een rechthoek ver
toont het getal vijftien in een ornament van in
elkaar gehaakte letters, die ik in alle richtingen
voor mij heb gehouden zonder ze te kunnen ont
cijferen, omringd door spichtige en vlakke letters
waarbij alles anders is dan anders. In dit nummer
vindt men drie groote foto's en een plattegrond van
een zeer belangrijk gebouw, een gebouw welks tot
standkoming inderdaad een evenement moet zijn
voor de bouwkunst van onzen tijd. Het is een
tuinhuisje (jammer van dat je") aan de Konings
laan te Amsterdam. Dit tuinhuisje verre van
mij er een meening over te durven uitspreken ,
moet wel heel buitengewone eigenschappen bezitten,
zooiets als een vondst en een creatie zonder gelijke
zijn, als men bedenkt dat de ontwerper, als lid der
redactie en bestuurder van een der vereenigingen
alle denkbare redenen zou hebben gehad om zich
van zulk een reclame voor zich zelf in het eigen
orgaan te onthouden, te meer daar wekelijks
zooveel foto's van soms monumentale gebouwen
moeten worden teruggewezen.
Maar nu begin ik toch eigenlijk weer wel te
gelooven dat ik bij mijn tijd ten achter ben
HOLBEIN VELVET
EEN MAT GLANZENDE
DUBBELZIJDIGE ZWARE
GORDIJNSTOF 185 BREED
ONVERSCHIETBAAR
STALEN
FRANCO
PER MTR.
FL.
9.XMDER
£ ZOMBM