Historisch Archief 1877-1940
No. 2007
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 21 MEI 1927
Uit de Natuur
Nieuwe EoËelsche
Aalscholver
door Dn JAC. P. THIJSSE
"p B was een tijd het is nog niet eens zoo heel
lang geleden, dat een stoombootmaatschappij
baar reclameboekje-dienstregeling voor Maas en
Noord en Lek en Merwede sierde met een goed ge
slaagde afbeelding van een aalscholver. Daaruit
bleek dat deze prachtige en merkwaardige vogel
destijds gelden mocht als een der voornaamste be
koorlijkheden van het heerlijk land der rivieren.
Altijd waren ze dan ook in zicht, hetzij ze met uit
gespreide vleugels zaten op baken en palen, hetzij
ze/in troepjes, zwarte figuren met gestrekten nek
vlogen van broedplaats naar jachtveld, of in een
bocht van de rivier druk doken naar visch, hun
lievelingsvoedsel. In dien tijd verzuimden wij nooit,
in het voorjaar een bezoek te brengen aan het be
roemde dijkmeertje bij Lekkerkerk, waar ze huis
den bij duizenden in de hooge esschen. Wij brachten
daar onze ornithologische vrienden heen uit alle
deelen der wereld en die getuigden eenparig, dat
de aalscholvervestiging van Lekkerkerk onge
venaard mocht heeten. Haast even belangrijk was
de vestiging bij Giethoorn en naast die groote aal
scholversteden waren er ook nog dorpen hier en
daar langs Maas en Lek, op enkele plaatsen in
Brabant, in Zeeuwsch-Vlaanderen, kortom langs
al de armen en nabij de mondingen van Rijn, Maas
en Schelde. De vogels vertoonden zich dan ook vrij
wel door het heele land. Wij ontmoetten ze op het
IJ bij Amsterdam, op het Nieuwe Meer, op Liede
en Spaarne, maar ook op de stille vennen bij
Oisterwijk, midden in de dennebosschen. En het fraaist
van al vertoonden ze zich op de Wadden, waar ze
dicht geschaard konden staan langs de slenken en
geulen, in de verte gelijkend op een kunstig
waterstaatswerk van zwarte palen. Dan kwam er op
eens beweging m de rij en als een groote zwarte
slang slingerde de troep zich over de blonde zee.
Hoe is dat alles veranderd. Wanneer we nu op
onzen gelief koosden uitkijk op Texel achter de pol
der de Eendracht over de vlakte van Kerken zien,
dan staan daar de aalscholvers niet meer bij hon
derden, maar hoogstens bij enkele tientallen. De
kooi bij Lekkerkerk mag in plaats van imposant
nog hoogstens interessant heeten. De vestiging van
Giethoorn is verdreven. De meer dan duizend
paren, die er nog in 1918 huisden, zijn zwervelingen
geworden, hebben waarschijnlijk in kleinere troepen
cenige jaren gehuisd bij Kalenberg en bij Kamper
Nieuwstad, maar zijn ook van die plaatsen ver
dwenen. Thans zijn er in den heelen Noordhoek
van. ons land nog maar twee vestigingen: n van
± 40 paren in Gaasterland op huize Rijs, een andere
van ± 400 paren bij Wanneperveen in de buurt van
de Belter Wijde. Bij Kruisland in Noord-Brabant
huizen nog e.en kleine tweehonderd paren, bij
Rumpt tegenover de Bommelerwaard nestelden er
in 1926 nog driehonderd, maar die zijn ook ver
dreven. Wij ontleenen deze bijzonderheden aan een
artikel van den heer G. A. Brouwer in Ardea, het
tijdschrift van de Nederlandsche Ornithologische
Vereeniging. Hij komt tot de slotsom dat de aal
scholverbevolking van Nederland in de laatste tien
jaren van drieduizend paren is teruggeloopen tot
acht- of negenhonderd en dat het op deze manier
niet lang duren zal of het gaat hier net als in Dene
marken en in een groot deel van Duitschland, waar
die vogels totaal zijn uitgeroeid.
Bij de Vogelwet van 1912 is de Aalscholver op
de Zwarte Lijst geplaatst, d.w.z. ieder mag naar
hartelust aalscholvers vangen, dooden en hun nes
ten verstoren. Dat is gebeurd omdat de vogel
schadelijk geacht wordt voor visscherij en
houtteelt. Inderdaad is een boom, die dicht bezet is met
aalscholvernesten in den loop van enkele jaren ten
doode gedoemd en in een mooie gave productieve
Paviljoen Vondelpark"
Tel. 24190-27595
Groote en kleine Zalen voor Déjeuners,
Diners, Soupers, Bals en Recepties
Huize ZOMERDIJK BUSSINK.
populierplantage, zooals die bij Drumpt, kunnen
ze dan ook moeilijk worden geduld. Ze kunnen ech
ter ook wel huizen in waardeloos hout, maar ook
daar worden ze vervolgd door de visschers, die in
eiken aalscholver een concurrent zien. Zoo'n
visscher vermenigvuldigt heel naïef het aantal aal
scholvers met het aantal ponden visch, die de vogel
per dag kan vangen en dat weer met zooveel kwart
jes, als die visschen per pond doen en komt dan tot
een begeerenswaardig aantal guldens, die hem ont
glippen door de bewonderenswaardige activiteit van
de vlugge duikvogels. Dat lijkt heel plausibel, maar
inderdaad is de zaak veel ingewikkelder en het
kon wel eens waar wezen, dat de visscherij belang
heeft bij een redelijke aalscholverbevolking. Die
zaak moet eigenlijk eerst nog eens goed bestudeerd
worden en in afwachting daarvan mogen we wel
wat zuinig zijn op onze kleine schaar van
aalscholAALSCHOLVERBOOMEN
(Folo J. S(rijbos)
vers, die stellig op het oogenblik aan de visscherij
geen noemenswaarde, aan de houtteelt slechts ge
ringe schade toebrengt. Er is dan ook alle reden
voor om den aalscholver af te voeren van de Zwarte
Lijst. De vogelwet geeft toch nog altijd gelegenheid,
om hem te bestrijden, waar hij werkelijk schade
toebrengt. Wanneer een groote troep aalscholvers
een fraai bosch overvalt, dan kunnen de nesten
worden uitgestooten, maar men dere de vogels niet.
Zij zijn al zoo aan het zwerven gewoon, dat ze heel
gemoedelijk een ander bosch gaan opzoeken en dan
komen ze eindelijk wel terecht waar ze niets meer
kunnen deren.
In het Naardermeer zouden ze met open armen
ontvangen worden. Daar zijn onder het beheer van
de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumen
ten in de botanische reservaten geheel uit zichzelf
bosehjes ontstaan van elzen en berken, waar thans
al de zwervelingen van Berkenwoudo en den Donk
een veilig tehuis zouden kunnen vinden. Vroeger
hebben ze wel in het Meer gebroed, maar ze zijn
toen te vuur en te zwaard bestreden en wie weet,
zit hun dit nog in het geheugen.
In ieder geval moeten we den aalscholver thans
gaan beschouwen als een vogel wiens bestaan hier
wordt bedreigd, en de Vereeniging tot Behoud van
Natuurmonumenten met de Vereeniging tot Be
scherming van Vogels zullen stellig niets
onbeproefd laten, om hem te redden en om te maken
dat wij ons weer, zooals vroeger, op vele plaatsen in
ons land zullen kunnen verheugen iri den aanblik
van dit bewonderenswaardige dier.
SATIRE.
Hing Qoshawk and the Birds: By Eimar
O'Duffy. Macmillan, 1926. 7,6.
Daar was eris, in de een of twee en twintigste
eeuw A.D., 'n Ierse wijsgeer, die (in 'n somber
zolderkamertje) zich bezig hield met Zuivere Rede
en dergelijke zaken en die de wereld om en onder
'm, met z'n vele brandende kwesties, goedsmoeds,
vergat. De wereld echter vergat hem niet. Hij kreeg
z'n rechtmatige hoeveelheid wederwaardigheden
te beleven, zowel wat betreft regen en honger en
kou als met betrekking tot dwingelandij, revolutie
en burgeroorlog. Hij mocht al zeggen net als
die kleine jongen tegen de grote hond : als je
mij niks doet, zal ik je ook niks doen," hij
werd niet met rust gelaten. En wat op 'n goeie dag
de deur dicht deed, was 'n doemwaardig onder
nemen van 'n Amerikaanse geld-koning, om ten
pleziere van z'n geldkoninklike gemalin alle
wilde vogels te monopolizeren en reserveren
voor zijn geldkoninklike tuinen. De verontwaar
digde wijsgeer ging zinnen op middelen om dit
onheil .aan de mensheid te besparen en hield zelfs
vraaggesprekken met Socrates en andere zalige
ouwe heren, die 'm evenwel niet veel troost hadden
aan te bieden. Mens en ezel was immers van oudher
identiek? De wijsgeer liet zich nochtans niet ont
moedigen, maar haalde 'n Ierse halfgod op aarde;
licht dat deze heros er wat aan kon doen. De heros
be'eeft ettelike avonturen die 'm de overtuiging
schenken, dat het voor halfgoden als hij, gewoon
aan edele draken en nobele reuzen, op onze
gendustrializeerde aarde niets meer gedaan is; hij
schaakt 'n beeldschone millionairsdochter en ver
dwijnt met haar naar het oer-oude Land der Jeugd,
waarvan de Ierse overlevering gewaagt. De zoon
die hun daar geboren wordt en die de kracht van
modern en antiek in zich verenigt, Cuanduinne, hij
zal te zijner tijd de aardse chaos weer ordenen.
Het grootste gedeelte van Eimar O'Duffy's
verhaal is gewijd aan de opvoeding en 't eerste
optreden van deze redder der mensheid. Hij komt
met z'n taak lang niet klaar, en het boek eindigt
met 'n aankondiging van nieuwe avonturen. Men
vraagt zich af wat deze zullen behelzen, want de
schrijver heeft inmiddels ongenadig veel hooi op
z'n vork genomen, aowel theorieën als actualiteiten,
kapitalisme en Mussolmi's optreden tegen Grieken
land; psychoanalyse en inenting; de braafheid"
van de Ieren en de achterlikheid" van de Engelsen,
die 't nooit in d'r hoofd krijgen 'n politiek tegen
stander overhoop te schieten of uit loutere vader
landsliefde 'n bank te gaan beroven;
gekonserveerde groenten en gezinsbeperking; krante
manieren en zedelikheidsapostels.... In de
be?g perking toont zich de meester, de satyrieke meester
niet het minst. Wat is de satire-bij-uitstek in de
Engelse litteratuur? Gulliver's Travels. En waar
bereikte het meesterwerk van Swift z'n hoogtepunt?
Waar 'n eenvoudig gegeven tot in z'n uiterste
consequenties is doordacht en verwerkt. Het
strekt Eimar O'Duffy tot geen geringe eer, dat
men 'm kan vergelijken met 'n zo illuster voor
ganger als Jonathan Swift.
OM GELD VERLEGEN?
Translations and Tomfooleries. By
Bernard Shaw. Constable, 1926.?6/-.
De titel is alvast 'n leugen, want het boek bevat
n vertaling tegen zes hansworsterijen. De ver
taling is vrij" naar het Duits van Siegfried
Trebitsch, 'n Oostenrijker die zich verdienstelik heeft
gemaakt als vertaler van G. B. S." De ene dienst
is de andere waard, maar Frau Gitta's Sühne
(,, Jitta's Atonement'') schijnt nergens veel meer dan
'n matig succes te hebben gehad, niettegenstaande'
de warme woorden van waardering, die Shaw
eraan wijdt. Dit laatste is trouwens geen wonder,
want liet toneelstuk is geheel en al geschoeid op
Shaviaanse leest.
Van de hansworsterij en is The Glimpse of Keality,
'n tragicomerlie die zich afspeelt in het
eer-endeugd-vergeten Italiëvan de vijftiende eeuw wel
de beste.
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID