De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 28 mei pagina 11

28 mei 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2608 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 MEI 1927 n Mohammedaansche Kunst. Indrukken van de Tentoonstelling in Den Haag door Dr. JAN ROMEIN \TANWAAB en hoe mag het toch over ons, moderne Westerlingen, gekomen zijn, de belangstelling voor het Oosten en zijn verleden? Moeheid ? Of juist veroveringsdrang, ook in het geestelijke ? Maar het ne is een woord en het andere is een woord. We ken nen alleen een vage parallel, uit het verleden, bijna 2000 jaar geleden, toen het in het Rome van den keizertijd niet anders was, waar ook alles wat uit het Oosten kwam bewonderd werd. Toen is het niet goed afgeloopen, maar wie kan zeggen of de parallel zóó ver moet worden doorgetrokken? Alleen op de vraag wanneer het over ons gekomen is, geeft de geschie denis van de laatste vijftig jaar een ongeveer antwoord. In 1870 beroemde de eerste Fransche verzamelaar van Islamietische miniaturen er zich nog op, dat hij en nog een ander de twee eenigen waren. En hij verzamelde nog alleen uit Klein-Aziëen Egypte. Ver der naar het Oosten lagen Racca in Mesopotamië, Rhagès en Sultanabad in Perziënog onder het zand. Maar in 1903 was het al heel anders: het jaar van de eerste tentoonstelling van deze kunst in Parijs, en in 1010 liet Duitschland zien wat het kon organiseeren op dit gebied: de tentoonstelling te München, waar de schatten van alle hoven die kunst verzamelden, van alle musea en groote particuliere ver zamelaars te zien waren. Toen kwamen de plaatwerken en handboeken en iedere halfwas die er een vrij en middag aan besteden wil kan zich nu ori nteereu", in letterlijken zin * * * Zoo imperialistisch van opzet als die van München is de Haagsche ten toonstelling in het gemeente-museum aan den Korten Vijverberg stellig niet, maar dat heeft zijn vóór en den samenstellers ??Dr. H. C. Gallois, Dr. H. E. van Gelder en Ir. H. F. E. Visser mag men dank weten, naast hun veelal voortreffelijke keuze, voor de daarin betrachte beperking. Wat in den Haag te zien is, is voldoende voor een niet te eenzijdig overzicht en toch niet zooveel, dat het vermoeit en verwart. Genoeg in elk geval om te genieten I En waarom anders was het den samenstellers te doen die stellig niet pretendeeren met deze tentoon stelling archaeologisch of kunsthis torisch baanbrekend werk te verrich ten, dan om de bezoekers te laten ge nieten ? Genieten ! Want de hang naar de kleurige droom-tuinen en de vorstelijk-voorname kunst uit het Oosten moge dan voor wie, wanneer en waar dan ook, bevangen blijft in de pro blemen van onzen eigen wonderlijken tijd, zijn donkere gevaren herbergen; die hang mag hem zelfs bij tijd en wijle de zekere voorbode schijnen van nade renden ondergang, hoeft dat dien be vangene te beletten om te genieten van wat hij erkennen moet als superieur boven het eigene? De kleurige droom-tuinen van het Oosten wat blijft dat goudluster, dat crème- en opaak-wit, dat koperrood en turkoos-blauw en dat geheel onvergelijkelijke bleeke groen van dit ceramiek en deze miniaturen in je oogen hangen, ook als je allang de zaaltjes weer uit bent! Onwillekeurig kwamen mij de regels uit Leopold's tweeden bundel in de ge dachten, die met zijn Oostersche ver zen immers leefde in dit Perzisch mi lieu: ai, welke wijn is dit, van zulke kracht, dat hij mij elk bezinnen heeft ontnomen?" Kent de lezer het verhaal van Bahram Gour en Azada, den Perzischen koning uit de eerste helft der Vde eeuw en zijn luitspeelster? Een Per zisch pottenbakker heeft het pl.m. 1200 in een prachtige kom gebakken, hetzij direct naar den tekst van den pl.m. 1000 levenden dichter Firdausji, hetzij naar essence laat proeven van deze hoofsche Mohammedaansche cultuur waar een gazelle het zinneloos slachtoffer wordt van de gril eener luitspeelster en de luitspeelster het slachtoffer van den luim eens vorsten, maar waar de liefde van den kunstenaar uitgaat naar het fijne lijfje van het onschuldig beest; kennis van het dier en van den vorst en van het dier in den vorst. Voorbeeldig als staal is deze kom ook in de ontwijking: het geeft den triomf des konings weer: de gemartelde ga zelle, maar het schuwt het realisme der plornpvertrapte Azada: alleen waar marteldood tot schoonheid is gewor den, waagt het ook dezen af te beel den: een vrouw door leeuwen ver scheurd onder veilig toezien achter tralies van twee gerechtsdienaron (niet op deze tentoonstelling). En ook dit nog beheerscht, als alles in deze precieuze kunst, die steeds laat raden, maar nooit zegt. Die ook nooit naakt geeft, of als zij het doet naakt geeft, dat niet naakt" is, zooals bij de eerste ontmoeting van Chosrau en Sjirin (No. 9&). In nog een opzicht is deze kom uit BAHRAM GOUR EN AZADA een op dien tekst geïnspireerde minia tuur, zooals de pottenbakkers graag werkten. De kom is in het bezit van het llaagsche Gemeente-Museum. (C»t. No. 181). Een afbeelding ervan en het ver haal wat ik bedoel, staat in de Mededeelingen van dat Museum 1). Welnu dan. Bahram Gour is op jacht getogen op een kameel, achter hem zit Azada. Hij wil uitblinken in vaardigheid. Wat moet hij doen? Zijn luitspeelster zegt het hem: met zijn pijl een gazeile raken aan haar oor; zij zal naar het gewonde oor den achterpoot brengen; laa£ een tweede pijl oor, kop en voet aanénpinten. De koning doet alzoo en de kom beeldt het getergde dier zoo af. Doch Azada heeft van haar wreedheid berouw en weent, den schutter de uitvoering van haar op dracht verwijtend. Bahram Gour, in toorn ontstoken over zooveel vrouwe lijke wispelturigheid en weekhartigheid die hem bovendien de kans heeft laten loopen schot en loon te missen, stoot zijn gezellin van den kameel en Azada stierf onder zijn plompen dans. Ik ken geen verhaal, dat zoozeer de Rhagès leerzaam: Bahram Gour en Azada hebben een gouden aureool om het hoofd: dat is niet Mohammedaansch, maar Byzantijnsch. Net als de engelen trouwens die hier ook meer dan eens voorkomen (en bewijzen hoe ver een vorst-maecenas kon gaan in afwijking van de strengere gods dienstige voorschriften, bijv. No. 17). Aureool en engelen wijzen er op, dat deze Mohammedaansche kunst en cul tuur geen autochthoon Arabisch ge was is. Toen de Arabieren in de Vilde eeuw onzer jaartelling in een zegetocht waarvan snelheid en succos nog al tijd niet voldoende verklaard zijn in luttele tientallen jaren heel de wereld van Vóór-Azie en Noord-Afrika aan zich wisten te onderwerpen, vonden zij in Perziëde cultuur der Sassaniden en in de, overige veroverde landen die van het Byzantijnsche of Oost-Romeinsche Rijk. Het lijdt geen twijfel of zij hebben op die hechte grond slagen voortgebouwd. En later, als in de Xllde eeuw de orkaan van Djingis Khan heeft uit gewoed en zijn kleinzoonlloelagoe zich omstreeks liet midden dier eeuw met zijn Mongolen in Perziënestelt, komen via deze Mongolen de Chineesohe in vloeden, waarvan sommige minia turen ook op deze tentoonstelling: treffende stalen te zien geven. Zoo. b.v. No. 20, Salomo en de koningin van Scheba voorstellend in wie geea geest meer was" zooals de Bijbel zegt,. toen zij al Salomo's heerlijkheden ge zien had. Zelfs de puur-Chineeschei draak ontbreekt niet (No. 207). Maar is dan deze op zoo verschillen de voedingsbodems in Spanjevonden de Arabieren een derde cul tuur toen zij er in de Vlllste eeuw bezit van'namen en in Indiëeen vier de ontstane Mohammedaanschecultuur een eenheid ? Spreekt men danterecht van een Mohammedaansche kunst? 2) Op zulk soort vragen kan. men gemeenlijk met ja en neen ant woorden. Ja, voorzoover de Moham medanen overal iets eigens maakten. van wat zij vonden; neen, voorzoover door dat eigene heen de aan hen vooraf' gegane cultuur er toch steeds door heen blijft schijnen. Het Alhambra, kan men zich niet in Indiëof in Syri of in Egypte denken, maar nergen» anders dan waar het staat, in SpanjeEn zoo sterk werken toch, naar mijn, meening tenminste, onder die reli gieuze eenheid: Mohammedaansch dedieper liggende rasverschillen, dat ik althans zonder voorbehoud mij ge wonnen geef voor de Perzisch Mo hammedaansche kunst, maar terstond. aarzel bij de Indisch-Mohammedaansche. Ook in dit opzicht is deze ten toonstelling uitermate leerzaam. Maai" voor alles toch is mijn indruk van be gin tot het eind er een geweest en ge bleven van waarlijk genot. Ai, welkewijn is dit, van zulke kracht, dat hiij mij elk bezinnen heeft ontnomen?" 1) Jaargang V, No. l, April 1924. (Zie illustratie) 2) De tentoonstelling noemt ziclk Tentoonstelling vanIslamische kunst". Men zal er wel zijn goede reden voor gehad hebben, maar Islamielisch'" doet mij meer Hollandsen aan. En wat is er tegen het van ouds gebruikelijke-. Mohammedaansch" ? ?aveu Van de firma Zeilinga te Amsterdam. ontvingen wij oen klein, goed geïllus treerd en uitgevoerd boekje, waarin. propaganda wordt gemaakt voor decanosport, die in ons land nog slechts, weinig beoefenaars telt. De cano is bij ons, niettegen staande de watersporten in het al gemeen druk beoefend worden, nog niet zeer populair. Overal ter wereld, waar binnen wateren zijn, is de cano gemeengoed der sportlievende jeugd geworden en zij komt daar in velerlei modellen en in ontelbare aantallen voor. Zeer terecht beschouwt men in Engeland^ België, Frankrijk, Duitschland en. vooral in Centraal Amerika de cano als het vaartuig bij uitnemendheid. voor jeugdige beginners. De firma Zeilinga, die uitnemende Belgische en Duitsche cano's in den handel brengt, is voornemens pro paganda voor dit elders zoo populaire vaartuig te gaan maken. De hier genoemde uitgave is daar van een begin. Van dezelfde firma ontvingen wij een geïllustreerde prijscourant van de artikelen die zij in haar afdeeling; scheepszaken verkoopt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl