De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 28 mei pagina 15

28 mei 1927 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

2608 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 28 MEI 1927 15 Op den Economischen Uitkijk door JJir. Mr. H. SMISSAERT _I ET zijn toch eigenaardige en niet zoo heel eenToudige vraagstukken, die onze wetgever zoo liu en dan den.... gegadigden voorlegt ! Hier hebt ge b.v."nu het ontwerp-werktijdenbesluit voor winkels (waarmee een ontwerp-winkelsluitingswet gepaard gaat). De winkelier, die de arbeidsuren van zijn personeel volgens dit (a.s.) besluit zal gaan vaststellen, heeft het volgende in acht te nemen: 1) geen arbeid op Zondag, 2) een wekelijksche on afgebroken rusttijd van ten minste 32 uur, 3) boven dien op l weekdag geen arbeid vóór of na l uur ''s middags, 4) begint de rusttijd sub 2) op den dag ?die volgens 3) half vrij is, dan moet die rusttijd sub 2) ten minste 41 uur duren, 5) geen langere arbeid dan 9 uur per dag en 50 per week,^j) geen arbeid vóór 6 uur's morgens of na 8 J uur's avonds, 7) na het einde op een dag en het begin op den vol genden ten minste 11 uur rust, 8) duurt de arbeid meer dan 6 uur, dan na ten hoogste 5^ uur ten minste \ uur rust. Ziedaar ! Waarbij nog te be denken valt, dat volgens de wet de winkel des Zondaga gesloten moet zijn en op weekdagen tusschen 8 uur 's avonds en 6 uur 's morgens (voor Zaterdagen: tusschen 10 en 5 uur). Ga nu met pot lood en papier aan het cijferen, aan het wikken en wegen, meten en passen ! Eeeds dadelijk treft u eene eigenaardige ongelijk matigheid in wet en besluit: de winkel mag te 5 uur ''s morgens worden geopend ,maar de bediende mag ?eerst een uur later daar zijn arbeid beginnen; dien arbeid moet hij te 8\ uur 's avonds beëindigen, doch de winkel moet dan reeds een half uur zijn gesloten. Maar nog meer treft aanstonds zoowel het vroege aanvangsuur als (vooral) de onmogelijke gelijkvormigheid der regeling voor stad en land, voor steden en dorpen, grootere en kleinere ge meenten. Wat beduidt in vele gevallen de bevoegd heid om te 5 uur 's ochtends de winkeldeur te ont sluiten en te 6 uur den bediende binnen te laten? En in welke mate hinderlijk zal in vele plaatsen het gebod zijn, na 8 uur 's avonds de luiken voor te hangen en de lichten te dooven? Deze overwegingen doen de vraag rijzen: waar om deze aangelegenheid bij de wet en een voor heel het Rijk geldend besluit is geregeld en niet die regeling aan plaatselijke verordeningen blijft over gelaten. Waarbij ook, indien men zich rekenschap geeft van de werking der ontworpene bepalingen, deze dubbele, belangrijke vraag opkomt: in hoe verre houden deze bepalingen, in het belang van den arbeider voorgesteld, rekening met het belang van den winkelier en met dat van den klant, d.i. van u en mij, van ons allen? Van deze dubbele vraag kan men zich niet afmaken door te zeggen: wat de menschen noodig hebben, moeten zij toch koopen. Want niet alleen valt daartegen aan te voeren, dat de gelegenheid" niet enkel den dief doch ook den kooper maakt", maar bovendien dat de beperking in den tijd het voor velen uiterst bezwaarlijk zal maken, de gelegenheid te vinden. Voor den een zal dit bezwaar meer dan voor den ander zich doen gevoelen. Wie over een telefoon beschikt en zich het gekochte thuis kan laten be zorgen, zal daardoor wel eenigermate doch niet geheel geholpen zijn. Wie den tijd aan zich heeft" en dus zijn winkel-uren kan kiezen, zal zonder te veel moeite zich in de regeling kunnen schikken. Maar de overgroote meerderheid, de werkende man nen en vrouwen (een veel ruimere groep dan die der arbeiders" en arbeidsters"), practisch heel den dag aan de taak gebonden, zal zeer sterk den last ondervinden der te 8 uur gesloten winkeldeuren. P En de ondernemers", de winkelier? Dit woord omvat eene breede schare van lieden, die in zeer kleine, kleine, middensoort (binnen zeer ruime grenzen), groote en heel groote bedrijven werkzaam zijn. De druk der eenvormige regeling zal voor de verschillende categorieën zeer verschillend zijn, het lichtst (dunkt mij) voor hem, die met een enkelen of enkele bedienden werkt, doch, als 't niet te druk is, het desnoods wel alleen kan klaarspelen. En niet het zwaarst zal de druk zijn voor de groote zaken, welke zich de weelde van wisselende ploegen kunnen veroorloven. Doch voor zeer vele middensoortbedrijven zal die weelde onbereikbaar zijn. Eén ding staat wel vast: de druk zal, naar gelang hij zwaarder of minder zwaar wordt gevoeld, ook in geldelijke lasten zich openbaren, welke dus voor de verschillende groepen onderlin uiteenloopen zullen, dus de mededinging zullen verscherpen en niet door alle ondernemingen op de verbruikers (koopers) zullen kunnen afgewenteld worden, of althans niet in gelijke mate. Aller wonderlijkst schijnt mij de (door mij nog niet genoemde) bepaling, volgens welke gemeente raden (onder goedkeuring van de Kroon) bevoegd zullen zijn, vast te stellen dat op een weekdag alle of bepaalde groepen van winkels vóór of na l uur 's middags gesloten zullen zijn; voor verschillende deelen der gemeente en voor verschillende groepen van winkels kan die weekdag en kan het vrije dag gedeelte verschillend zijn. De Minister acht de toekenning van deze bevoegdheid noodig in ver band met den door hem aan het personeel toegekenden vrijen morgen of middag nmaal per week, maar ik wil wel zeggen, dat het verband mij ont gaat. Waartoe moet de winkel gesloten zijn, waar toe alle winkels, terwijl het personeel een vrijen morgen of middag heeft? De bepaling zal leiden tot eenvormigheid: stelt b.v. de Amsterdamsche ge meenteraad vast, dat b.v. de kruidenierszaken in de binnenstad des Woensdagsmorgens tot l uur zullen gesloten zijn, dan zullen alle bedienden in die zaken dus dien morgen kunnen gaan wandelen of visschen. Waartoe strekt die eenvormigheid ? Welk belang wordt hierdoor gebaat? Eónen grond voor deze bepaling zie ik, maar dien grond acht ik verwerpelijk. De winkel met personeel kan volgens het werktijdenbesluit slechts 5J dag per week met personeel werken, tenzij er een reserve is, die opkomt als de anderen vrij-af hebben, het geen tot de uitzonderingen zal behooren. Maar de winkelier zonder -personeel kan 6 dagen per week de zaak openhouden en is dus in voordeeliger positie dan de ander. Dat voordeel moet de gemeenteraad hem kunnen ontnemen; de kleine man mag niet in de concurrentie bevoorrecht zijn. Juist deze overweging leidt mij tot eene beschou wing, die mij van het hart moet. De -wet en het be sluit strekken tot bescherming van den arbeider (winkelbediende) tegen te lange werk-, te krap toegemetene rusttijden; het spreekt dus vanzelf, dat aan die wet'en dat besluit alle met personeel wer kende ondernemingen onderworpen zijn. Maar de andere? Waarom moet den man, die alleen of met zijne vrouw achter de toonbank staat, het gebod treffen, daarmede 's avonds te 8 uur op te houden, ook al zijn er na achten nog lieden die bij hem koo pen willen en ook al is hij bereid hen te bedienen ? En waarom mag de winkelier, wiens eenige hulp te 8 uur hem verlaat, niet daarna zonder die hulp zijn bedrijf voortzetten? Omdat er grootere zaken zijn, die zonder hulp niet geopend kunnen blijven. Zoo als ook de minister in zijne toelichting zegt: er zou aiiders eenige ongelijkheid in concurrentievoor waarden" ontstaan. Nu weet ik heel wel, dat deze gedachtengang reeds eerder in onze sociale wet geving is gevolgd en op gelijke wijze toegepast. Maar ik blijf dit een bedenkelijk stelsel van wet geving vinden. Hier geldt niet de grond der wenschelijk geachte arbeiders-bescherming. Hier is een ander dan het sociale motief aan de orde: een concurrentie-bezwaar. Op grond daarvan stelt de wetgever een regel, waarvan ik wel zeggen wil dat, trof die regel mij persoonlijk, ik het daarin gegeven verbod zoude gevoelen als eene ergerlijke en onduldbare vrijheidsbeperking van overheidswege. Hier ben ik, een vrij burger; ik werk geheel alleen in mijn zaak; het deert niemand dan mij hoelang ik arbeiden wil; ik krenk daarmee niernands recht. En hier komt de wetgever en zegt tot mij: aangezien uw buurman zijn personeel te 8 uur naar huis moet zenden en dan zijn zaak wel sluiten moet, verbied ik ook u in uw eigen zaak na 8 uur uw winkelbedrijf uit te oefenen, want anders zoudt gij een voordeel genieten, dat uw buurman moet derven. . . . Wat is dit anders dan sociale onrechtvaardigheid ? Zoo is er wel een en ander over en vooral veel tegen deze regeling te zeggen. Volledig is mijne kritiek niet. Amsterdam, Woensdag 25 Mei. |"~)E locale geldmarkt handhaafde het niveau der rentekoersen. De prolongatie-noteering blijft schommelen om 31/2 pCt. terwijl particulier disconto eerder weer een fractie is aangetrokken, en om streeks 37/16 pCt. beloopt. Voor papier met twee handteekeningen kon tot 3*/2 pCt. worden bedongen. De jongste weekstaat der Nederlandscho Bank ver toont een geringe daling van de wisselportefeuille, doch daarentegen een stijging met circa ? 9.000.000 der beleeningen. De fondseribeurs, waar in den laatsten tijd de technische positie zeer sterk blijkt te zijn, waardoor bij tijd en wijle een categorie fondsen flinke koers stijgingen kan boeken, zonder dat evenredige reac ties daarop volgen, promoveerde deze week suikerwaarden tot favoriet, die een goed avans konden boeken. Waar de stijging echter vrij abrupt plaats vond bleef een kleine terugslag niet uit. Overigens was ook in andere hoeken de stemming vrij gunstig. De valutamarkt vertoonde voor marken een reactie die den koers echter niet tot het lage niveau van voor eenige weken kon terugbrengen; ook de termijunoteering voor deze valuta gaf blijk van een flauwere tendenz. Ponden blijven circa / 12.13, waarmede de kans op goudafvloeiingen, die voor enkele weken lang niet denkbeeldig was, voorloopig is verdwenen. De nivelleering der disconto stand hier en te Londen mist blijkbaar hare ver wachte uitwerking niet. De dollar bleef deze week beneden / 2.50, het geen in verband met de hoogte van het gouduitvoerpmit, dat door de jongste vrachtverlaging voor transport naar New-York zich lager stelde be grijpelijk voorkomt. Blijkbaar heeft echter de Nederlandsche Bank wel moeten ingrijpen om stijging van den dollarkoers te voorkomen. De posten: buitenlandscho wissels" en diverse rekeningen" liepen tezamen ongeveer ? 23.000.000 terug. Londen vertoonde eveneens een vastere ten denz op de geldmarkt; een beroep op de centrale bank kon echter worden vermeden. Voorloopig schijnen de plannen tot verdere verlaging van het bankdisconto van de baan te zijn, mede in verband met goudafvloeiing. De noteering trok circa 3'/4?7/8. Degenen die in do afgeloopen week de Duitsche beurs hebben beschouwd, hebben den indruk ge kregen dat zeer vele tegenstrijdige argumenten om beurten de stemming van het publiek en de beroepshandel beheerschen. Het koersverloop was uit gesproken onregelmatig. Telkens weer duikt de vrees op dat men nog niet aan het eind is van de maatregelen ter restrictie van de beurscredieten. Te Parijs zette de jongste reactie-beweging op de aandeelcnmarkt zich voort. Men heeft, vóór de recente ommekeer aldaar een soortgelijk ver schijnsel kunnen waarnemen als het vorige jaar in Duitschland. Sprongsgewijze werden de koersen opgedreven, op de overweging dat vele aandeelen als vertegen woordigende activa waarvan do goudwaarde gelijk is aan het nominale aandeelon-bedrag, een koers rechtvaardigen evenredig aan die goudwaarde, theo retisch derhalve minstens 48 maal de pariwaarde (goudwaarde van denfranc ad 48 ets.: huidige waarde ad 10 ets), of 480 pet. Men meende uit dien hoofde iedere rendemeritscalculatie niet betrekking tot aande elen te mogen laten varen. Aankoopen uit het buitenland in het bijzonder uit Duitschland en Amerika werkten deze koersbeweging in niet geringe mate in de hand. Nadat de storm van opti misme wat geluwd was, realiseerde men dat vele koersen wel te veel waren opgedreven; hoewel in de goudwaarde-theorie veel waavs sluit moet men niet uit het oog verliezen, dat tegenover recente kapitaalsverhoogingen geen evenredige goudwaar dige activa staan, terwijl op den duur toch het rendement der aandeden van overwegenden in vloed op de koersen blijft. Niet te ontkennen valt overigens dat de uiterst ruime geldmarkt in Frank rijk een vrij hoog koerspeil rechtvaardigde. O. K.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl