De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 4 juni pagina 11

4 juni 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Ne. 2609 DE GROENE AMSTERDAMMER AN 4 JUNI 1927 11 Uit de Natuur Een Zomervogel door Dr. JAC. P. THIJSSE "D UNA veertig jaar geleden, toen ik op Texel woonde, wezen de jongens, die mij hun eierverzamelingen lieten zien, mij altijd met trots vele prachti ge eierdoppen, die ze bestempelden met den naam van wielewaaleieren. Het kwam er op aan, om een zoo groot mogelijke verscheidenheid van die eieren te bezitten, want hoewel ze onmiskenbaar zijn wat vorm en teekening betreft, verschillen ze zeer merkwaardig in kleur. Laat ik nu met een vertellen dat het heelemaal geen wielewaaleieren waren. De jongens noemden ze maar zoo. Wellicht had een hunner of een hunner ouders maar brutaalweg dien naam aan de mooie eitjes gegeven en ook den vogel, waar ze van afkomstig waren, betiteld met een naam die hem niet toekwam. Het was gemakkelijk genoeg om hun DE GRAUWE KLAUWIER ? l~?ft-_, aan het verstand te brengen, dat we hier te doen hadden met een anderen' zeer mooien vogel en wel met den grauwen klauwier, die ook negendoo- der en doorndraaier heet. Even gemak kelijk was het ik herinner het mij nog met genoegen om hen er toe te bewegen, geen eigen eiercollecties meer aan te leggen. Het waren mooie, nogal buikige eitjes, met een vlekkenkrans om het stompe uiteinde, zeer sierlijk. Sommige waren roomwit, andere groe nig, nog andere licht rose, weer andere roodachtig en altijd was de kleur der vlekken in harmonie met de grondkleur. Dit alles was zeer mooi en merk waardig en het is best te begrijpen, dat de jongens wedijverden, om de mooiste en zeldzaamste kleurschakeeringen te bezitten. En het was hoog noodig om aan dien wedijver een eind te maken. Niet, dat er geen klauwieren genoeg op het eiland waren. Van midden-Mei ze komen pas laat aan tot in Augustus kon je overal hun ,,tèk, tèk" hooren en f?ls je dan de toppen der struiken of palen afzocht, dan zag je ook al gauw den prachtigen vogel zitten: de kop mooi blauwgrijs, een pikzwarte streep op het voorhoofd of door de oogen, de borst rose, in het zalmkleurig trekkend, de rug warm bruin, de lange staart zwart met witte zoomen. Zoo is het manne tje, het wijfje is bruingrijs ; met mooie dwarsvlekjes. Overal zag je die vogels zitten en overal vond je hun nest: in duindoorns en. meidoorns, maar ook in vlieren en een enkelen keer in rommel van hei en gras, vlak bij den grond. Een enkele maal zagen we ook de insecten, door hen op de dorens geprikt: een enkele hommel, een groote sluipvlieg of ook wel eens een. klein muisje. De voorraadschuren" waren echter lang zoo talrijk niet als de vogels zelf en 't is ook lang niet zeker of dat altijd wel voorraadschuren zijn; misschien eerder onder broken maaltijden. * * * Later vond ik de klauwieren even talrijk in de Kennemer duinen en ook in den Gelderschen Achterhoek. In derdaad kon tot een jaar of tien gele den de klauwier gelden als een van onze gewone vogels, niet zoo gewoon als de zanglijster, maar toch op zijn minst even talrijk als thans de groote lijster. Ik had maar in het duin te stappen om den mooien vogel op zijn toptak te zien en te hooren hoe aardig stilletjes hij voor zichzelf zat te zingen en hoe hij, zijn eigen zang geëindigd hebbende, met grooten drift en ijver de liederen van andere vogels ging nabootsen, want daarin is hij een meester, even goed als zanglijster of spreeuw. In de verte lijkt zijn snavel wat stomp, dichterbij blijkt het dat de bovensnavel over den ondersnavel is heen gebogen en van een tand voor zien, juist zooals bij de roofvogels. Er zijn dan ook wel lieden, die dezen zanger voor een roofvogel houden en hem daarom dooden. In hun meening worden zij versterkt doordat onze klauwier behalve insecten ook kleine zoogdiertjes, vogeltjes, hagedisjes en kikkertjes vangt en vreet. In de laatste jaren wordt de grauwe klauwier al zeldzamer en zeldzamer. Natuurlijk heeft het nestenuithalen en doodschieten daar geen goed aan ge daan, vooral ook omdat de vogel zoo gemakkelijk is te vinden. Intusschen ken ik uitgestrekte terreinen waar de vogel nooit wordt geschoten, zijn nest nimmer verstoord en ook daar laat de achteruitgang zich duidelijk ge voelen. De klauwierbevolking is er geslonken tot op minder dan een tiende van die van twintig jaar gele den. Niemand weet hoe dat komt. Het verschijnsel is niet alleen in Nederland bemerkbaar, maar in geheel MiddenEuropa. De oorzaak kan ook heel goed elders liggen, want de klauwieren verblijven hier slechts op zijn hoogst een maand of vier en trekken dan naar Centraal en Zuid-Afrika. Gedurende die acht maanden en op de lange reis kan hun heel wat overkomen, maar daar weten wij niets van. Behalve die grauwe klauwier broedt bij ons ook de roodkop-klauwier. Een verwant van deze klauwieren is de grauwe vliegenvanger, een vogeltje dat nog kort geleden zeer algemeen voorkwam, maar tegenwoordig ook een tijd van malaise schijnt door te maken, teruggebracht tot op n derde en alweer weten we niet, wat daarvan de oorzaak mag zijn: ziekte, gebrek aan voedsel en schuilplaats, belaging door mensen en dier, catastrophen gedu rende den trek. N. F. VAN GELDER & Co. AMSTERDAM. PRINS HENDRIKKADE 25-27. TA-FELSERVIEZEN van ENGELSCH SEM1-PORCELEIN Vierkante vorm, zonder ooren, met blauw bloemdecor, onderling verbonden mei dubbele lijn. 47 deelig.' , . ? 73,75 65 . . 96,75 117 . . 162,25 Een exotiseli veelkleu rig decor; een sieraad op fafc-L 47 cleeJig, 117 , . ? 89, . . 122,75 . , 195, BEIDE ZEER GESCHIKT VOOR DAGELIJKSCH GEBRUIK. Bezoekt onze Magazijnen, waarin U, zonder eenige ver plichting, gaarne wordt rondgeleid. Aangewezen adres voor AANVULLINGSSTUKKEN, ook al zijn de Serviezen niet door ons geleverd. Gezond voor jong en oud osco

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl