Historisch Archief 1877-1940
Np. 2609
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 4 JUNI 1927
voor steen klauterde het frissche Eek
horen met een bibberend Haasje aan
zijn staartje omhoog. En ze zaten
boven op den muur, gelijk met het
eerste verdiep en zagen rats de feest
zaal binnen. En daar zaten ze rond een
groote, ronde tafel te eten en te drin
ken, in 't licht der fakkels. De Vos en
zijn gezin aan de vette ganzen, de
malsche hanen; de Wolf vrat een
schapenbout met been en al naar
binnen, de Beer streek honing over
een rooden hazerug; de UilendeBaaf
vraten ratten en kikvorschen, en de
Kater was bezig aan een krans van aan
eengeregen muizen, en draaide onder
wijl aan zijn knevels. Ze zongen en zij
aten. Elk had zijn vrouw en gezin bij,
en ze dompelden aanhoudend hun be
bloede snuiten in het vleesch en den
. bloedwijn, geweldig om aan te zien !
En juist stond Isengrijn de Wolf recht,
nam een drinkhoren en sprak: Ban
den van bloed vereenigen ons allen !
We hebben ons bloed voor elkander
gegeven, toen w' in oorlog waren. Nu
in den Vrede geven wij ons leven aan
elkander !" Iedereen riep bravo. Blij
ven wij zoo vereenigd", riep de Wolf in
wederzijdsche opoffering, en wo
komen niets te kort! Ik noodig u uit
in mijn bosehpaleis dat rijk is aan
feestvoorraad, om de ure van dezen
ernstigen stond te komen overwegen!
Leve de Koning, en leve de Koningin!"
Allen hieven de bekers op, riepen
dat z'er hun oogen moesten van toe
doen, om hun mond ver genoeg open te
kunnen trekken. Die schijnheiligen J"
zei 't Eekhoorn, dat is om uw staart
van te verliezen! Ziet g' het nu
Haasken hoe ze eten?" Ja, ja" bib
berde het haasken ik zie het, laat
ons nu maar weer weg gaan, kom."
En het trok lang en ongeduldig aan
't Eekhoorn zijnen staart. Ja," zei
de klimmer, maar wacht wat." En
't nam een van de vele losse
steenknuisten, die op den muur lagen. Zie,
nu zullen ze andere gezichten trekken !
Niet doen!" smeekte het Haasken,
maar de steen vloog al door de lucht,
de venster door, de kamer in, en bots !
vlak op den beker van Isengrijn!
De stukken rinkelden op de tafel, en
de steen rolde voort tot onder de snuit
van Bruin de Beer ! Kom nu l" riep
't Eekhoorn, ,,laat u op de brug val
len l"Daarmee sprong 't Eekhoorn op
de brug en weg. Maar 't Haasken
pakte zulken schrik, dat het, voor den
eersten keer van zijn leven, niet
wegloopen kon, maar als vastgenageld
zitten bleef. Lawaai, getier
doordaverde de zaal. Iedereen kwam met
ruwe kreten aan 't venster geloopen,
en daar op den muur zagen ze zitten
het doorschrikt Haasken! 't Zat op
zijn achterste pootjes, het witte
pelsbuiksken bloot, de voorpootjes en
d'ooren hangend, heelemaal of het
betaald was. En 't Haasken zag
al die grijnzende, woeste koppen,
dreigende tanden, bebloede tongen
en vlammende oogen. Ah !" riep de
Vos, kwaad dat er zijn haren van
opsidderden als porceleinen pinnen. En
ge durft nog blijven zitten? Droom
ik? Ah ! gij komt tnijns genoodigden
tergen, omdat wij in vrede met hen
willen leven. Gij komt ons ophitsen !
Ik wil nu mijn tanden aan u niet
vuil maken en deze feest verstoren
door u te vervolgen. Maar morgen
verdelg ik heel het hazengeslacht met
deze mijne vrienden! Vóór zonson
dergang hangt ge allemaal aan mijnen
muur te zwieren, en die we niet kun
nen opeten, rooken we tegen dat er
sneeuw ligt! Verstaan?"
En toen viel het Haaskeu van schrik
achterover. En het liep weg, zoo hevig
alsof het telkens door scherpe tanden in
den nek ging gebeten worden. Halt",
zei 't Eekhoorn, ,,er is niemand achter
U ! Ze kunnen u niet volgen, ze zijn
te dronken en te dik gegeten !" Het
Haasken zakte op zijn knieën, en jam
merde: Och, och wat hebt ge toch
gedaan ! Waarom ! Nu zullen ze ons
morgen h^eelemaal verdelgen, heele
maal !" Helaas, ze zullen het doen !"
zei 't Eekhoorn verlegen, arm Haas
ken. Wat nu gedaan?" En 't haasken
kloeg en weende, 't Eekhoorn zei
woorden zonder grieven om te troos
ten tot het ineens slim juichte:
,,'k Heb het gevonden ! Laat ons rap
naar Knagelijn de Bat, naar Pitser
de muis, naar den Marter en al de
knagers en de zagers en de vijlers ijlen.
Allen moeten meekomen ! En als 't
lukt, dan zitten de schelmen daar nu
in hun graf !"
Hoe? Hoe?" vroeg het Haasken
smalend. Zwijg! en kijk een pijl er van
onder !"
De lucht ruischte van de snelheid
waarmee ze over de heide renden.
In 't Holleken van Knagelijn, in
't spleetje bij Pitser, in 't
slijkenhuizeken van den marter, overal
gingen ze op hun manier de mare
verkondigen, dat eikendeen morgen
zou gedood worden. Dit eikendeen
zeiden ze om ze zeker mee te krijgen.
En ze vertelden niet dat ze op den
muur geklommen waren. Ze hadden
van op de brug de dreigementen ge
hoord, zeien ze. ,;En g'hebt niets te
doen dan maar te knagen aan de brug",
zei het Eekhoorn, de rest daar zorg
ik voor !" En ze gingen bij de hazen
en de konijnen. En iedereen die knagen
kon. En dan had ge moeten zien, hoe
er een uur nadien, van alle kanten,
ratten, muizen, konijnen, hazen,
knagers, zagers en vijlers groot en klein,
naar Malpertuus toe ijlden en trippel
den. Daarbinnen zong men woest en
wild en dronken.
Luister," zei 't Eekhoorn, dat
De Gestoorde Hemelvaart
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan
HET SLOT MALPERTUUS
HET BLOK (AAN HET BEEN) ALLER MIDDENSTANDERS
fior tegen zijnen staart leunde als
tegen een pilaar, ..In 't midden
knagen ! dwars over de brug, als
d'eenen moe zijn, beginnen de
anderen !" En dat was daar een ijverig
geknaag van al die dierkens meteen !
l Maar 't lawaai daar binnen in Mal
pertuus was zoo groot, dat zij die een
meter ver van de brug stonden, niets
van 't geknaag kosten hooren. En
't Eekhoorn kwam nu en dan eens
zien, en met zijn pootje in de reet
voelen. Genoeg l" zei het Eekhoorn,
of ze breekt! Ga nu maar allemaal
ginder in 't Heikruid zitten, ge zult
er wat van beleven !"
Ik moet toch niet weer daar
boven op klimmen?" smeekte het
Haasken stil en bang.
Dat is ook in 't programma", zei
't Eekhoorn, hun bloed moet koken,
gij moet ze buiten lokken!" En 't
Haasken bibberde als een riet. Eikend
een ging ver achteruit. En terwijl ze
daarbinnen volle spit gaven met eten,
drinken en tieren, vloeken, en zeer
woest en nijdig de vleezen verscheu
rend, vol wraakgevoel om de ver
nedering door 't Haasken aangedaan,
klom het Eekhoorn met Haasken aan
zijn staart weer op dezelfde manier
de muur op. En zoo zitten lijk daar
straks!" zei 't frissche Eekhoorn, Zie",
zei 't Eekhoorn zet u al maar zoo
recht". Het Haasken deed het lijk
daarstraks. En 't Eekhoorn wierp
steenen door de vensters, knets,
knets, bots, boem ! Reynaert op zijn
neus, de wolf op zijn oog! Bruin de
beer, die juist geeuwde, vlak in zijn
zwarten keel, boem, pang; bekers en
potten kapot.
Men hoorde ze holderdebolder van do
trappen rollen, en daar kwamen ze
buiten gewrongen in een gulp, hui
lend en brullend en gierend lijk een
storm. Kom", zei 't Eekhoorn. En
't Haasken en 't Eekhoorn vielen op
de brug en weg. Toen sloeg juist de
poort open ! Ze zagen nog juist het
Haasken wegsnellen. En zij in een vaart
met hunne doorvrete, zware, plompe
lijven op de voorzichtig aaneenge
bonden brug, of krakkende, boem, en
met een groot gekraak brak de brug
in twee helften vaneen, en alles wat er
op was, en ze waren er allemaal op,
zwiepte naar beneden, plofte in het
pappig, lijmig diepe slijk, waarin elke
beweging vastgehouden werd, en elk
lichaam traas; maar zeker naar be
neden zonk. En toen kwam het klein
gedierte bij, en bij 't Pakkellicht dat
door de vensters viel zagen ze het
vreeselijk geval van die groote dieren r
die machteloos met wilde, uitzinnige
kreten en verwenschingen dieper en
dieper zakten, en een voor een ver
smachtten in die verraderlijke pap.
En toen de Wolf ging onder gaan,
vloekte hij nog. G'hebt ons laffelijk
aangerand, niet ridderlijk, wij werkten
tenminste met open vizier ! Ge hadt
ons moeten verwittigen!" Maar de
kleine dieren juichten lijk bij een
vuurwerk. En toen de laatsten weg
waren, en er slechts hier en daar nog
een poot of een kattestaart nutteloos
bloot stak, gingen z'aan het dansen,
en brachten hulde aan het Eekhoorn.
Maar 't Eekhoorn zei toen de volle
waarheid, en voegde er bij: ,,'t Is
dank aan 't Haasken dat zitten bleef
.... van schrik !"