De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 11 juni pagina 18

11 juni 1927 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 11 JUNI 1927 No. 2610 Bankwet en Conjunctuur COMOEDIA door HENRIK SCHOLTE C BDEBT het inwerkingtreden van de Peel-Act, de wet, onder de vigueur waarvan ginds 1844 de activi teit van de Engelsche centrale bank instelling staat, hebben derzelver bepalingen blootgestaan aan aanvallen van critici, welke meer of riunder ingrijpende wijzigingen als nood zakelijk aanprezen. In de laatste jaren is men in Enge land getuige geweest van het herleven van den strijd om wijziging van de bankwet. Men zocht de oorzaken, die ge leid kunnen hebben tot de econo mische depressie aldaar, en ziet, de zondebok was spoedig gevonden; indien men niet met Keynes de over haaste terugkeer . tot den gouden standaard" tot causa movens van de neerwaartsche conjunctuur promo veert, dan kan men de partij kiezen van Mac Kenna, ex-minister, thans president-directeur van de Midland Bank, die de veel gesmade inelasticiteit van het credietwezen als bron daar van aanduidt. Credietverstrekking, zoo zegt hij, werkt stimuleerend op de vraag, ter voldoening waaraan de productie kan worden opgevoerd. Volgens de be staande Engelsche bankwet is de biljettencirculatie eng begrensd: be houdens de relatief geringe reserve" van het banking-department der Bank of England, is uitbreiding der omloopende biljettenhoeveelheid slechts mogelijk door vermeerdering van den goudvoorraad bij het issue-department. Expansiemogelijkheid in biljetten-crediet is derhalve nagenoeg uitgesloten. Waar nu de credietverleening der particuliere banken verband houdt met hun dispositieruimte bij de centrale bank, en de grootte daarvan, voor zooverre zij door beleening is ge schapen, beperkt is door de kasreserve (voor een groot deel in biljetten ge houden) dezer instelling, kan men concludeeren tot enge begrensdheid van Engeland's totale crediet-capaciteit. Ziehier de sleutel voor het pro bleem der malaise in het bedrijfsleven. Aldus ,in a nutshell* Mac Kenna's betoog. Laten wij in korte trekken de juistheid toetsen van de stelling, dat het verschil in bedrijvigheid bij handel en nijverheidsinstellingen in de V.S. eenerzij ds en Engeland anderzijds moet worden toegeschreven aan de verschillende bases waarop de geld stelsels van beide landen rusten elasticiteit hier, inelasticiteit daar ? een stelling die door Mac Kenna wordt geponeerd. Juist is, dat in Engeland een ver meerdering van den goudvoorraad niet meer dan evenredige uitzetting der biljettencirculatie kan uitlokken, terwijl in de V.S. volgens de bestaande bepaling de gouddekking der bil jetten slechts 40 pCt. behoeft te bedragen, zoodat de vermeerdering der circulatie derhalve 2 J maal de goudtoevoeging kan beloopen. Echter en hiermede komen wij tot het kardinale punt de tijden dat de credietcapaciteit van het bankwezen werd begrensd door de maximale biljettenomloop behooren reeds lang tot het verleden, hetgeen natuurlijk ook Mac Kenna heeft overwogen. Het girale geld heeft zich, vooralin En geland, een zeer belangrijke plaats veroverd. In de V.S. nu, waar de dekkingsbepalingen voor in omloop zijnd chartaal geld (bankbiljetten) een grooter speelruimte openlaten dan in Engeland, heeft men voor de circulatie van giraal geld (bankdeposito's) dek kingsbepalingen, welke in Engeland geheel ontbreken. De reserve-banken moeten n.l. 35 pCt. van hunne depo sito's in goud gedekt hebben, terwijl de particuliere banken, voor zoover member-banks banken, die deel uitmaken van het federale reserve stelsel betreft, een vast percentage hunner verplichtingen als reserve paraat moeten houden in den vorm van depot bij de reserve banken. Waar nu de verplichtingen der banken ten deele als tegenhanger van de verstrekte credieten zijn te beschou wen moet men tot de conclusie komen dat de Credietverstrekking in de V.S. op tweeërlei grens stuit: de biljettendekking, en de deposito-dekking. Hierin nu schuilt een zeer belangrijk verschil met de situatie in Engeland. De credietcapaciteit der banken, waar uit geen vermeerdering der biljetten circulatie resulteert, waarover dus slechts wordt beschikt door over schrijving op eens anders rekening, is daar wettelijk onbegrensd. Nu moet niet over het hoofd worden gezien dat de Engelsche banken niet hebben nagelaten zichzelf een correlatie tusschen verplichtingen en dekking op te leggen. Het dekkingspercentage is hier echter veel geringer. Een der laatste nummers van het Banker's Magazine bevat intressante cijfers te dezen aanzien. Een mede werker van dit tijdschrift heeft be cijferd hoe groot de expansie van de giraalgeld-circulatie zou kunnen zijn onderscheidenlijk in de V.S. onder de bestaande wettelijke bepalingen, en in Engeland bij de bestaande wettelijke, en de in den jongsten tijd door de practijk aangenomen, maatstaven. Deze berekening voert tot het resul taat dat vermeerdering van den goud voorraad met £ 1.000.000 de circulatie in de V.S. met slechts £ 15.200.000, in Engeland met £ 30.000.000 zou kunnen doen stijgen. Waaruit derhalve een belangrijk ruimere elasticiteit voor deEngelsche verhoudingen voortvloeit. Tenslotte de vraag, of de ontwikke ling van de bankbedrij vigheid in de beide landen Mac Kenna's betoog al dan niet staaft. Inderdaad stegen bij de Amerikaansche member-banks in de periode September 1921 tot December 1926 de deposito's van $ 13.000 tot $ 19.000 millioen. Men bedenke echter dat een groot deel dezer vermeerdering op rekening is te stellen van goudimpor ten, zoodat niet een ruimer crediet verleening de bron van ontstaan voor deze deposito's vormde. In Engeland daalden de verplich tingen der Bank of England in die periode, hoofdzakelijk doordat de particuliere banken in mindere mate een beroep op hare reserves deden. Deze banken belegden minder in eigen fondsen en wissels, doch verstrekten meer voorschotten. Dat de daling van de wisselportefeuille zijn oorsprong vindt in gedwongen credietbeperking is in het licht van het opgemelde feit al niet aan te nemen. Daarbij komt nog dat het weinig waarschijnlijk voorkomt, dat de banken uit ontoe reikende middelen de minder gezochte voorschotten (advances) zouden uit breiden, en de geliefde investeering in wissels zouden inkrimpen. Of Mac Kenna met zijn fulminatie tegen de bankwet de grondoorzakeri van de depressie, die in het Engelsche bedrijfsleven heerscht, heeft aange wezen, mag in het licht van theorie en feiten dan ook een open vraag worden genoemd. C. K. Nieuw Nederlandsch Tooneel: Meneer Pastoor bij de Rijken". QNDANKS de vele zwakheden, technisch en psychologisch, on danks de tamelijk vrijmoedige bewer king die hier van het geval-Pellegrin gegeven is, verdient dit stuk, als stuk, z'n succes. Het is vlot en hartig tooneel, vol gallische satyre en een voudig heidendom. Clement Vautel heeft, evenals Rolland maar met meer succes, het type van den ouden volks man in Rabeliaanschen stijl willen doen herleven en zoo werd deze abb poilu geboren. Een gul, ruw en he roïsch man, die in de loopgraven de kerktaal verleerde, maar het ambt niet: een rebel en een ketter, maar een geloovige. Een die Madeion" op het huisharmonium speelt en van zijn kerk spreekt als de cantine", maar de trouwste aller dienaren is van den baas hier boven". De opkomst van Saalborn, de soutane als een werksters-schort, putties en soldaten-kepi, en met mephistophelisch aangezette wenkbrau wen dat leek inderdaad naar Pellegrin en deed ook het beste verwachten. Spoedig bleek echter welke richting we in deze opvoering uitgingen. Om tot het hart van dezen Pellegrin door te dringen, moest men de text los maken van de interpretatie. Zijn onbehouwenheden, welke vooral in de minder gelukkige expositie van de beide eerste tafereelen links en rechts uit het boek in een klein bestek bij eengepropt waren, werd en zwaar op de zaal gespeeld. De intrigue de Cousinets als de satyrisch-ploerterige nouveauxriches en de vicomte de Sableuse als de zwakke, onstandvastige, maar toch voorname jeun premier stond hier tegenover als een grof-onaannemelijke Posse", geen ironisch-kruidige, voor Parijs actueele en scherpe hekeling van de nederlagen der politieke en maatschappelijke moraal. Van het plezier, dat men had kunnen hebben n aan de panache van den pastoor n aan de satyre op deze rijken" kwam niet veel terecht. Het plezier, dat men thans voorgezet kreeg, leek verdacht veel op de pret, die het volk rm een maal aan heiligschennis en kerkelijke parodieën heeft. Ik moet er tegen protesteeren, dat deze pastoor, die een vuurwerk is van God, tot een JanKlaassen wordt verlaagd. Die werkelijk prachtige slottafereelen, als Pellegrin met zijn paraplu in de nachtkroeg: Abbaye de Thélème" een nieuwe tem peluitdrijving bewerkstelligt, werden een vastenavondsgrap, waar de pastoorals een paljas in onderging. En als de verdediging bij den kardinaal niet' zulk een sterk en vanzelfsprekend einde geweest was, waarin ook Saal born weer iets van den juisten toon terugvond, dan zou deze Pellegrin zeker veroordeeld zijn.... door den toeschouwer. Wat de rest van de opvoering; betreft, het echtpaar Cousinet kan men dunkt mij scherper geeselen dan door het er zóó ordinair dik boven op te leggen. Daarbij is de vicomte de Sableuse een jong aristocraat op zij paden en geen voetballer in civil. Ook de vicaris, zwak in text en compositie stel ik mij toch diplomatieker voor. Te Wechel was echter wel decoratief als een boven alle menschelijke zwak heden staande, Fransche kardinaal. Loven moet men tenslotte in deze voorstelling het tempo en Saalborn's zorgvuldige ensceneering en decors. Binnenlandsche Hypotheekbank 's-GRAVENHAGE Geeft uit 5 pCt Pandbrieven tot den koers van 100 pCt Amsterdamsche Hypotheekbank HEERENGRACHT 581, AMSTERDAM OPGERICHT 1882 Geeft uit: 4'/2 pCts. PANDBRIEVEN Z^ZI in stukken van IZZZI f 1000.- en f 500.en sluit Leeningen onder Ie Hypothecair verband op zeer bi llijke conditiën. DE DIRECTIE. Hypotheekbank voor Nederland ALGEMEENE WAARBORGMAATSCHAPPIJ 1 AMSTERDAM KEIZERSGRACHT 482 Dir. Mr. A. S. VAN NIEROP, P. PEELEN Jr. |o Pandbrieven 99 /o Serie H. in stukken van / 1000.?, / 500.?en / 100 Met verplichte jaarlijksche uitloting van tenminste 4 pCt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl