De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 11 juni pagina 19

11 juni 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2610 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 11 JUNI 1927 19 Radio -Rubriek De Ontwikkeling van de Moderne RadioTelegrafie speciaal over Lange Golven Eduard Cuypers door H. J. M. WALENKAMP Gz. door Dr. A. DUBOIS Directeur der Ned. SeintoesteUen/afmek II. f~* EDURENDE geruimen tijd heeft de radiotech^^ niek gezocht naar middelen om groote afstan den op betrouwbare wijze te kunnen overbruggen. Aangezien men nu opgemerkt had, dat de electromagnetische golven, naarmate hun golflengte toe nam, een grooter doordringingsvermogen kregen, heeft men, naarmate de afstand toenam, steeds grootere golflengten toegepast. Die golflengten zijn zoo ver opgevoerd, dat men in den laatsten tijd tot ca. 30.000 M", golf ging uitzenden. Aangezien dit middel bij langena nog niet vol doende was, heeft men tegelijkertijd het vermogen der stations opgevoerd. Aan dit streven danken wij dan ook de bekende groot vermogen stations als Bandoeng, Kootwyk, Nauen, Rugby, Saint Assize. De bouw en aanleg van deze stations vorderde niet alleen enorme tosten voor installaties, masten en dergelijken, doch ook enorme terreinen waren noodzakelijk. Om eenig idee hiervan te geven, moge vermeld ?worden, dat masthoogten van 250 a 300 M. nor maal waren, terwijl de antennes soms meerdere kilometers lang waren. Voegt men nu hierbij nog, dat deze stations een enorme energie verwerkten, dan is het wel te begrijpen, dat een dergelijke in stallatie soms ? 5.000.000,?a ? 10.000.000,?in aanleg kostten. Ondanks deze enorme bedragen en de geweldige hoeveelheid energie, welke met het bovengeschetst project gemoeid waren, was de verbinding nog geenszins betrouwbaar. Van een 24-uurs commu nicatie is allerminst sprake en ieder, die wel eens de verbinding Holland-Indiëop de lange golf be studeerd heeft, weet, dat nog ca. gedurende het halve etmaal geen verbinding mogelijk is. Een andere kwestie welke bij deze groote sta tions nog onopgelost bleef, was die van de seinsnelheid. In het algemeen is het buitengewoon lastig om bij dergelijke groote vermogens op vol komen betrouwbare wijze den seinstroom te onder breken. Bij iedere verbreking toch treedt min of meer vonkvorming op, waardoor bij het groote te onderbreken vermogen een sterke plaatselijke ver hitting optreedt, die de contacten van den onder breker ernstig beschadigt. Wil men nu op het moment dat de stroom mag doorgaan, den weer stand van de contacten voldoende laag houden, dan dienen deze een groot oppervlak te hebben en dus zwaar geconstrueerd te worden. Deze zware onderbrekers brachten nu noodwendig mede, dat de snelheid van onderbreking door de mechanische traagheid zeer beperkt was. Seinsnelheden van ca. 100 woorden in de minuut behoorden dan ook tot groote uitzonderingen. .Natuurlijk heeft men ook hier niet stilgezeten en zijn tal van eenvoudige oplossingen bedacht om de stroomonderbrekers aan te brengen op plaatsen waar de stroom gering was of waar zij op een eenvoudige wijze kon worden beïnvloed (relais). De mogelijkheid voor snel zenden werd aanmer kelijk grooter door de toepassing van z.g. lampenzenders. Deze toch bieden de mogelijkheid om op een eenvoudige wijze het z.g. genereeren of slin geren van de lamp te stoppen. De methode welke hier algemeen voor toegepast wordt, is het aan brengen van een groote negatieve roosterspanning. Aangezien normaal in het rooster van een zend lamp slechts een geringe stroom loopt, was hier door de mogelijkheid geschapen om met veel lichter en dus sneller relais seinteekens uit te zenden. Werd aldus al het mogelijke gedaan om aan de zenderzijde de uit te zenden teekens zoo krachtig mogelijk te maken en de golflengte zoodanige waarde te geven dat de gunstigste omstandigheden voor overdracht geschapen waren, ook aan de ontvangerzijde werd niet stil gezeten. Het was ook hier weer, dat de 3- en meer electrode-lamp uit komst bracht. Hierdoor werd het toch mogelijk de aan de ontvangzijde aankomende teekens zeer belangrijk te versterken. Ofschoon hiermede op het eerste gezicht de moeilijkheid opgelost schijnt, is dit in werkelijkheid geenszins het geval. Het struikelblok is aanwezig in den vorm van de alom gevreesde luchtstoringen. Deze luchtstoringen die, naar men thans aanneemt, in het algemeen af komstig zijn van onweders, waarvan er niet minder dan 3 a 400 voortdurend gelijktijdig om de aarde woeden, treffen eveneens de ontvangantenne. Wan-, neer men nu de ontvangen teekens gaat versterken, versterkt men automatisch de luchtstoringen mede. Door de versterking wordt dus wel verkregen, dat men een veel grooter geluid krijgt, doch vermin king door luchtstoringen blijft vrijwel dezelfde. De middelen welke men heeft uitgedacht om de luchtstoringen te verzwakken ten opzichte van de binnenkomende teekens, hebben in den laatsten tijd, hoewel niet volledig, toch gedeeltelijk succes gehad. Een van de krachtigste middelen tot beperking van de storingen door de atmospherische ontla dingen, is wel gebleken de z.g. gerichte ontvangst. Het is n.l. mogelijk om ontvangers te bouwen, z.g. richtingzoekers, welke de eigenschap bezitten, dat zij slechts in n richting teekens kunnen ontvan gen, terwijl zij in alle overige richtingen geen of zeer veel verzwakte ontvangst hebben. De richtingzoeker is nu zoodanig gebouwd, dat men de rich ting welke men ontvangen wil, steeds willlekeurig kiezen kan. Waar het nu gebleken is, dat lucht storingen veelal uit een bepaalde richting komen, voor Europa bijv. komen luchtstoringen hoofd zakelijk uit de richting Noord-Afrika, is het mo gelijk om deze luchtstoringen belangrijk te ver zwakken voor alle seinstations, welke niet in bovenbedoelde richting liggen. Dat zijn dus bijv. de Amerikaansche stations, Japansche stations, Nederl. Indische stations, enz. Met dit al toch was de radioverbinding tot voor korten tijd nog verre van betrouwbaar en was dan ook het commercieele nut gering. Het verkeer met deze stations had altijd iets geforceerds en werd in stand gehouden of bevorderd om redenen van politieken of radiotechnischen aard, eerder dan vanwege het klaarblijkelijke nut en de klaarblij kelijke superioriteit. Nieuwe Lampen Telefunken brengt eenige nieuwe radiolampen in den handel. De Superversterkerlamp R.E. 354 is te gebruiken als Ie en 2e L.F.-lamp. In het eerste geval kan met 150 Volt anodespanning worden volstaan; in het tweede geval is vooral, wanneer natuurlijke geluidssterkte wordt verlangd, 200 Volt anode spanning gewenscht. Bij zeer groote eindgeluiden moet echter als 2e L.F. lamp de B.E. 504 ge bruikt worden. Gelijkrifhtlamp R.G.N. 1503. Vele gelijkrichtlampen hebben het gebrek, dat bij groote anodestroom-afneming, de spanning te veel daalt, zoodat vervorming ontstaat en het niet mogelijk is, daarmede, ook wat geluidssterkte betreft, natuur getrouwe radio-weergeving te verkrijgen. De R.G.G. 1503, welke Telefunken thans uit brengt, voorziet in de behoefte aan een dergelijk zware gelijkrichtlamp. Zij is geconstrueerd volgens dezelfde beginselen als de zware gelijk-richtlampen der Telefunken-zenders; zij kan een vermogen van 75 milli-Ampère bij 200 Volt ontwikkelen. Dubbellamp R.E.Z. 124 s. Nu de fabrikan ten van radio-toestellen zich steeds meer op de vervaardiging van goedkoope toestellen gaan toeleggen, is er vraag naar een lamp, welke de functies van 2 normale lampen in n toestel kari verrichten. Om aan deze vraag te voldoen heeft Telefunken de dubbellamp K.E./. 125 s. uitge bracht. Deze lamp bezit twee gescheiden lamp systemen, ieder bestaande uit gloeidraad, rooster en plaat; zij heeft dus 6 stiften. TWT EN behoeft zijn portret er maar op aan te zien, om te onderkennen, welk bijzonder type van karakter het uitbeeldt. Het spreekt tegelijk van talent en schranderheid. Eduard Cuypers behoorde tot de groote inter nationale bent dier talentvolle architecten derlaatste halve eeuw door wier geestkracht en onder wier leiding de belangrijkste moderne bouwwerken over heel de wereld tot stand gebracht werden. En deze in alle cultuurlanden verspreidde bouw gewrochten (hoe zou dat ook anders kunnen !)> teekenen helder, ja zoo klaar als de dag, den geest hunner ontwerpers en oprichters. Ongetwijfeld talentvol zijn de meeste dezer werken, want wat het materiaal-maatschaplijke betreft, leidden zij de architectuur in geheel nieuwe banen. Denk U de tegenwoordige wereld zonder haarhotels en bankgebouwen, spoorwegstations eix postkantoren, haar laboratoria, klinieken, zieken huizen enz. Onmooglijk is dit immers. Hoogst talentvol ontworpen zijn deze werken ongetwijfeld ; n ding echter ontbreekt hun; slechts enkelewerken schuilen er onder van waarachtige schoon heid. Bij Eduard Cuypers was het gedurende heel zijn leven meer een tasten, een springen van den hak op den tak. Geen enkel minderwaardig werk werd door hem tot stand gebracht, maar ook geen enkel waarlijk geniaal. Bij hem was het meer een talent vol volgen der onderscheiden kunststroomingen dan een zelfscheppen of voorgaan. Hij was talentvol epigoon, geen pionier. Afgescheiden van dit feit was hij een bekwaam en energiek architect, die een groote verscheiden heid van belangrijke bouwwerken in 't leven riep, zoo hier in Holland als in Indië. Steeds waren zijn werken doeltreffend, nimmer aesthetisch minder waardig. Behoorde hij niet tot de enkele grootsten, dan toch zeker tot de grooten die veel hebben bijgedragen tot de verheffing der zoo diep gezonken vaderlandsche bouwkunst. Een belangrijk aantal later bekend geworden jonge architecten zijn hem verplicht; daar zij op Cuypers bureau in staat gesteld werden hun talenten ongedwongen te ontplooien. Eenigen der besten onder hen ver tegenwoordigen op 't moment de jongste stroo ming in de Hollandsche bouwkunst. Wat ten slotte evenmin onvermeld mag blijven, is, dat Eduard Cuypers de oprichter on instandhouder van twee onzer beste architectonische tijd schriften was, naamlijk: Het Huis Oud ett Nieuw" en het Bouwkundig tijdschrift voor Ned. Indië". Deze beide uitgaven behooren van dei) aanvang af, zoo naar inhoud als vorm, tot de voornaamste in Holland verschijnende Kunsttijd schriften. In gedachte breng ik een eerbiedigen groet aan een architect, die, al vermocht hij ook niet het hoogste te bereiken, vél tot stand bracht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl