De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 11 juni pagina 2

11 juni 1927 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 11 JUNI 1927 No. 2610 De ? Overheid eo Het Verkeer x De Nieuwe Motor- en Rijwielwet door Mr. E. VAN BÖLHUIJS E* INDBLIJK is het er, het nieuwe Motor- en , Rijwielreglement! Ja, eindelijk. De groote wijziging van de Motor- en Bijwielwet van l No vember 1924 maakte het noodzakelijk, dat het reglement geheel herzien moest worden. En dat is dan ook werkelijk gebeurd. Wij zijn er echter ook nu nog niet, want artikel 88, de slotbepaling, zegt onder meer, dat het reglement in werking zal treden op een nader door de Koningin vast te stellen tijdstip, op welk tijdstip het oude van 6 November 1905 dan vervalt. En. wanneer wij nu zien, dat de wijziging van de Motor- en Rijwielwet zelve al dateert van l November 1924 en dat de gewijzigde wet (behalve artikel 26) nog steeds niet in werking ia getreden, vragen wi} ons af of de nieuwe wet en het nieuwe reglement werkelijk binnen afzienbaren tjjd hun goeden invloed op de practijk van het verkeer zullen laten gelden. Immers in enkele artikelen van het nieuwe legislatieve product wordt aftn den Minister van Waterstaat nog heel wat te regelen gegeven, hetgeen wellicht nog maanden tijds zal vorderen vooral als men let op de historie van deze materie: eerst heette het, dat de wijziging van de Motor- en Rijwielwet op. l Januari 1926 werkelijkheid zou worden, later was het l Juli 1926, daarna l Januari 1927 en kort geleden werd in de dagbladen een bericht gelanceerd, dat het in den zomer van dit jaar het geval zou zijn. Doch wat zagen wij ? Eerst op 30 April j.l. verscheen het besluit tot vaststelling van voorschriften ter uit voering van de Motor- en Rijwielwet m het Staats blad, in no. 143. * * * Dat de samenstelling van iets als het Motor- en Rijwielreglement veel tijd eischt, ja, moet eischen, is aan den anderen kant geen wonder. Want hoe onjuist ware het niet, zoo reeds spoedig een wijzi ging noodzakelijk zou blijken. Thans enkele grepen uit het nieuwe Motor- en Rijwielreglement. Een belangrijk iets is en daarmede wordt in een ernstige thans bestaande leemte voorzien dat de algemeene verkeersvoorschriften voor het uitwijken, vaart vermin deren, van richting veranderen, stilhouden en ontmoeten op kruispunten van wegen in de toe komst niet alleen meer gelden voor de bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen tegenover de bestuurders van andere rij- of voertuigen alsmede tegenover de bestuurders van rij- of trekdieren en omgekeerd, maar ook voor deze laatsten tegenover : de leden van hun eigen categorie. Men voelt wat dit beteekent. Zoo is b.v. in het oude reglement niet geregeld, wat er moet geschieden, wanneer de bestuurder van een rijtuig een ander rijtuig wil voorbij nijden of wanneer een vrachtrijder op een kruispunt van wegen in eens een koeiendrijver met een gezegend aantal herkauwers voor zich ziet. Iets nieuws is ook, dat motorrijtuigen tussChen een half uur na zonsondergang en een half uur vóór zousopgang voorzien moeten zijn van een achter waarts rood uitstralend licht (voor motorrijtuigen op twee wielen is voldoende een verticaal geplaatste reflector, die als hij beschenen wordt daarop vallende lichtstralen rood terugkaatst). Hoewel dit in de practijk al veel toegepast wordt, is het goed, dat een dergelijk voorschrift in het leven is geroepen. De motorrijtuigen aldus artikel 16, tweede lid DIT MERK 18 EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMBTERD. VECRKADE 28 A DEN HAAO mogen geen verlichting gebruiken, die verwarring zou kunnen stichten voor het verkeer op den weg: voortreffelijk; doch hoe zullen de voorstanders van lichtreclame dit verbod opvatten? Nog meer komt het standpunt van eenvoud op het gebied van de verlichting tot uiting in het derde lid van het zooeven genoemde artikel, dat inhoudt, dat stilstaande motorrijtuigen, voor zoover bij of krachtens gemeenteverordening is bepaald dat inachtneming van den verlichtingseisch op bepaalde plaatsen binnen de bebouwde kommen der ge meente niet noodig is, onverlicht mogen zijn. Logisch is wederom in dit systeem de eisch van artikel 18, dat een .motorrijtuig, waarmede met een snelheid van meer dan 20 K.M. per uur over een weg buiten de bebouwde kommen van gemeenten wordt gereden, gedurende den in artikel 18, eerste lid, aangegeven tijd voorzien moet zijn van een verlichtingsinrichting, Waardoor de weg, bij het rijden met een snelheid van 20 K.M. tot ten hoogste 40 K.M. per uur, ten minste tot op 25 M., en, bij het rijden met een snelheid van meer dan 40 K.M. per uur, ten minste tot op 100 M. vóór het motor rijtuig voldoende verlicht wordt. Zeer belangrijk is het artikel over de verblin dende verlichting, artikel 19. Dit luidt nu als volgt: Een motorrijtuig, hetwelk zich op een weg bevindt gedurende den in artikel 18, eerste lid, aangegeven tijd, mag niet eene verblindende ver lichting voeren, voor zoover: a. de weg is gelegen binnen een bebouwde kom eener gemeente; b. het motorrijtuig stilstaat; c. het motorrijtuig een ander motorrijtuig, een rijwiel, een ander rij- of voertuig, of een rij- of trekdier of vee tegenkomt, van het oogenblik af, dat het op 100 M. genaderd is, tot het oogenblik, waarop een ontmoeting heeft plaats gehad. Dit is een groote verbetering vergeleken bij deoude bepaling, waarbij alleen de verblindende verlichting, door schijnwerpers voortgebracht, binnen stedelijke bebouwde kommen verboden is. Het nieuwe voorschrift is veel ruimer en weert elke verblindende verlichting; het geeft ten slotte aan den strafrechter de taak om uit te maken of in een concreet geval werkelijk van de verboden verlichting gebruik is gemaakt. Zeker niet overbodig zijn de regels, waarbij de z.g. knalpotten in de toekomst verboden worden: daarom de geluiddempende inrichting voor den afvoer van afgewerkte gassen (artt, 20 en 20). Artikel 21 vorder^, in het algemeen, dat elk voertuig van een spiegel voorzien is. waardoor de bestuurder van zijne zitplaats het links achter liggend weggedeelte kan overzien, tenzij hij een zitplaats inneemt, zóó, dat hij vandaar het verkeer op het bedoelde weggedeelte zonder spiegel ge makkelijk kan waarnemen. In 3 van hoofdstuk II vindt men de gloed nieuwe bepalingen betreffende aanhangwagens: rem. verlichting en nummering zijn noodig. ( evorderd wordt een sterke koppeling. Kr moet in den aanhangwagen ??dit is zeker uitstekend ten minste n persoon zitten, niet beneden achttien jaren, onder wiens bei-eik zich de rem bevindt en die met den bestuurder var. het motor rijtuig, door middel waarvan de aanhangwagen wordt voortbewogen, de voor het goed besturen en remmen noodige seinen kan wisselen. 4 meldt bepalingen in het belang van de in standhouding en bruikbaarheid der wegen; deze materie is uitvoerig geregeld in de artikelen 36 tot en met 55. Hoofdzaak is, dat de wegen naar gelang van hunne geschiktheid voor het verkeer niet zware motorrijtuigen in drie klassen kunnen worden verdeeld. Over de rijwielen handelt 5. Volgens artikel 59 moet een rijwiel voor de verlichting aan do achter zijde voorzien zijn van een lantaarn of verticaal geplaatsten reflector, die achterwaarts een rood licht uitstraalt, onderscheidenlijk (bij beschenen worden) daarop vallende lichtstralen duidelijk zichtbaar rood terugkaatst. Een soortgelijke eisch J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Den Haag. DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND omtrent deze verlichting wordt in 6 voor de overige rij- of voertuigen gesteld. Dan volgen de bepalingen betreffende de rijwiel paden, welke voortaan voor motorrijwielen en andere voertuigen, rij- of trekdieren of vee ver boden zullen zijn. Alleen in bijzondere gevallen kan de gerechtigde tot het pad aan bepaalde personen ten aanzien van het berijden van het rijwielpad met een motorrijtuig op twee wielen ontheffing van het verbod verleeneri. Logisch en nuttig is, dat artikel 07 verbiedt, dat de bestuurder van een rijwiel buiten noodzaak het voor hem aan de linkerzijde van den rijweg gelegen rijwielpad berijdt, indien zich aan beide zijden van den rijweg een rijwielpad bevindt. Natuurlijk gelden voor de rijwielpaden de alge meene verkeersregelen voor den gewonen weg. De bestuurder van een rijwiel echter is bij het inhalen van een anderen wielrijder op een met een weg gemeen liggend rijwielpad, dat voor den bestuurder links van den weg gelegen is, verplicht behoorlijk naar rechts uit te wijken, terwijl de ingehaald wordende bestuurder niet verplicht is uit te wijken. Aldus bepaalt artikel 68, lid 2. Artikel 69 luidt als volgt: indien bestuurders van rijwielen, op een rijwielpad naast elkander rijdende, een of meer andere bestuurders van rijwielen ontmoeten of door dezen aan de linkerzijde van den weg worden ingehaald, zijn de bestuurders, welke links rijden, op tijdige waarschuwing ver plicht zich achter de rechtsrij dende bestuurders te begeven, indien de tot het voorbijrijden of inhalen noodige ruimte op het rijwielpad anders niet beschikbaar zoude zijn. Zal er een fietser zijn, die het nut van dit voorschrift betwist? Wanneer men het doel in het oog houdt, dat met het aanleggen van rijwielpaden wordt beoogd, moet men ook als de logische consequentie daarvan accepteeren artikel 72, dat zegt, dat hij, die zich op een rijwielpad bevindt anders dan op een rijwiel, verplicht is op tijdige waarschuwing van den bestuurder van een rijwiel het rijwielpad te ver laten. Een aparte paragraaf, n.l. 8, is aan de straf bepalingen gewijd en aan de bepalingen van bijzonderen aard. Hoofdstuk III houdt de voorschriften in omtrent het afgeven van bewijsstukken, waaruit blijkt van voldoende vaardigheid van den aanvrager van een rijbewijs in het besturen van een motorrijtuig, als waarop de aanvrage betrekking heeft, omtrent de proef, bedoeld bij artikel 15, eerste lid, onder 3°., der Motor- en Rijwielwet, de proefrit en de afgifte van de verklaring, bedoeld bij artikel 15, eerste lid. onder 1°. c. dier wet, de betaling van het in laatstgenoemd lid genoemde bedrag, alsmede de proef, bedoeld bij artikel 16 der genoemde wet. Deze omschrijving is ter stichting van Charivarius uit het reglement zelve overgenomen! Ziehier enkele grepen uit het nieuwe Motor- en Rijwielreglement. Al kan deze korte beschrijving allerminst op volledigheid bogen, wel is zij ons inziens voldoende om den lezer een indruk te geven van de beteekenis van het reglement. Mis schien dat hij het zelf nu gaat inzien, niet alleen om het te leeren kennen, omdat hij geacht wordt het (de wet) te kennen, maar met het doel om de nieuwe verkeersregels zelf ook in de practijk toe te passen in het belang van de vrijheid en de veiligheid van het verkeer en alle wegge bruikers. Want daarop komt het toch ten slotte aan en daarvoor moet .een ieder- naar zijn geringe vermogen zijn best doen. Het goede doel en niet de eventueele straf in geval van overtreding van een verkeersvoorschrift moet voorop staan. BATENBURG 6 FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-ÏNRICHTJNG VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl