De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 18 juni pagina 18

18 juni 1927 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 18 JUNI 1927 No. 2611 Leeoinéof T") E Nationale Vereenigiiig tegen de Werkloosheid zocht voor kor ten tijd een drietal prae-adviseurs aan voor haar de volgende vraag te beschouwen: Is het wenschelijk in tijden van een slechte arbeidsmarkt met het oog op de verruiming van de werkgelegenheid de uitvoering van openbare werken te bevorderen, en zoo ja, hoe moet dan in de financie ring dier werken worden voorzien (o.a. leenen voor productieve maar niet onmiddellijk rendabele werken) ?" * * * Van de drie prae-adviseurs: Ir. M. C. E. Bongaerts, Mr. Dr. A. van Doorninck, en F. M. Wibaut heeft de eerstgenoemde prae-adviseur Ir. Bongaerts slechts een klein gedeelte zijner beschouwingen gewijd aan de ze vraag; zijne uitwijdingen trachten meer dan die van zijn mede-adviseurs het bijzondere karakter op den voor grond te stellen van de financiering dezer werken, die met het opzettelijk doel van vermindering der werkeloos heid worden uitgevoerd. Hij splitst daarbij die werken in twee groepen: Je. die, welke verruiming van toe komstige werkgelegenheid beoogen, en 2e. die, welke zijn op touw gezet in hoofdzaak met het oog op de werk gelegenheid rechtstreeks geschapen door het aanleggen dier werken, af gezien dus van vergrooting der volksproductiviteifc door dezelve. Voor de eerste categorie vindt hij financiering door langloopende lee ningen, waarvan het amortisatieplan is samengesteld met het oog op den gebruiksduur der werken, vanzelf sprekend. Waar de uitvoering van de onderhavige werken, naar den aard van de probleemstelling in tijden van laagconjunctuur wordt gedacht, kun nen de benoodigde middelen tijdelijk goedkoop worden opgenomen, door plaatsing van schatkistpapier, dat, uit hoofde van de ruime geldmarkt in de depressie, tot zeer voordeelige voor waarden zal kunnen worden onder gebracht. Deze bijzonderheid is echter van ondergeschikt belang. Indien echter, aldus de prae-advi seur, het doel van den aanleg der wer ken is tijdelijke werkverruiming te be werkstelligen, dan zullen de uitgaven ten laste van den gewonen dienst" der schatkist moeten komen, evenals bijv. werkeloosheidsuitkeering. Wat de prae-adviseur hier bedoelt is niet geheel duidelijk. Indien het werk slechts wordt uitgevoerd om de werkelooze arbeiders niet eene uitkeering te verschaffen zonder arbeidsprestatie te verlangen, doch overigens in de waar de van het vervaardigde werk in het geheel geen vergoeding voor dien arbeid wordt gevonden, dan is het duidelijk dat de betaalde loonen practisch als werkeloosheidsuitkeering zijn te beschouwen. Indien echter de werken, zooals bijv. bij woningbouw wel blij vende nuttigheid hebben, doch de uitvoering is versneld om een depres sie-periode te overbruggen, waardoor inderdaad slechts tijdelijke werkver ruiming was beoogd en verkregen, dan is financiering door leening zeker gemotiveerd. Het criterium voor de toelaatbaarheid van deze financiering zal toch eerder moeten worden ge zocht in de bestemming van het ver vaardigde werk, dan in de motieven, die voerden tot aanleg van het werk op het bepaalde moment. De tweede prae-adviseur, Dr. van Doorninck is veel huiveriger om openbare werken met leeningsgeld te financieren. Na een uiteenzetting te hebben gegeven van de drie be langrijkste theorien omtrent begrootingsleer op dit stuk, komt hij tot de conclusie dat in ieder individueel geval de vraag, of betaling van een werk uit leening dan wel uit belasting (heffing op het volksinkomen) wen schelijk is, opnieuw moet worden be schouwd. Als algemeen richtsnoer voor de beantwoording stelt hij, dat indien het vereischte deel van het volksin komen zoodanig productief gemaakt wordt, dat het een rente oplevert gelijk aan de rente van staatsleeningen het voor het volksinkomeii geen ver schil oplevert of de werken door leening of belasting worden gefinan cierd. Is de renteopbrengst hooger dan de leenrente dan is aan afsluiten van een leening de voorkeur te geven." Aan overmatige duidelijkheid lijdt deze uitlating zeker niet. Hoe is trouwens te bewijzen wat met een bepaald deel van het volksinkomen geschiedt? Overigens is het zeer twijfelachtig of de geheele redeneering nut heeft. Want, f het aan te leggen werk is nuttig, en brengt een normaal rendement op (in den vorm van in komsten voor de schatkist of verhoo ging van volksinkomen), en in dat geval is leeuen gerechtvaardigd, of het werk brengt een abnormaal laag rendement op. Tenslotte meent deze prae-advi seur dat men met het sluiten van lee ningen zeer voorziphtig moet zijn. Openbare werken, zoo zegt hij. ko men geregeld als uitgaafpost op de begrooting voor. Men kan uitgaven uit dien hoofde langzamerhand als tot den gewonen dienst" bchoorend beschouwen. Indien men steeds daar voor leent zullen op den duur rente en aflossing elk jaar een even groot bedrag uitmaken, als de kapitaalsuit gave benoodigd voor de in ieder dier jaren aan te leggen werken. Het aloude argument wordt hier dus weder ten tooiieele gevoerd. Een soortgelijk probleem doet zich voor bij de sociale verzekering, waarbij tegenstanders der fondsvorming" den voorstanders met hetzelfde argument bestoken als Dr. van Doorninck den leeningsvoorstander. Het spreekt wel vanzelf dat de stelling volkomen juist zou zijn indien de kapitaalsuitgaven voor deze werken geregeld zouden terugkeeren zonder schommelingen. Dit strookt echter noch met het karakter van openbare werken, noch en dit argument klemt o.i. meer met de wenschelijkheid, door prae-adviseurs betoogd, om de uitvoering dier werken te concentreeren op bepaalde perioden, nml. die van economische depressie. De derde prae-adviseur tenslotte wijdt zijn betoog hoofdzakelijk aan polemiek tegen de opvatting van de tegenwoordige regeering, die sluiten van leeningen slechts geoorloofd acht, indien de uit te voeren werken direct rendabel zijn (derhalve geld in de lade brengen), en voor geen andere, ook al mochten deze productief (maatschappelijk - inkomen - verhoogend zijn. De regeering laat zich daar bij leiden dooi' de opvatting, dat het nut van productieve werken grooten deels verdwijnt, indien men een even redig grootere last op de bevolking moet leggen. Meri acht dit hoogstens verantwoord indien de uitgaven on middellijk tenminste even groote in komsten in de schatkist brengen, als de dienst van de leening vereischt. Bestaat dus bij de eerste en laatste prae-adviseurs weinig principieel meeningsverschil, de tweede acht sluiting van leeningen slechts in zeer beperkt aantal gevallen toelaatbaar, indien het nml. een uitgave betreft, die op een bepaald fiscaal jaar onevenredig hooge lasten zou leggen; op gronden overi gens die verre van onaanvechtbaarschijnen. COÖPERATIEVE VEREENIGING Coöperatieve Grondkapitaalbank voor den Landbouw IL A+ gevestigd te Utrecht. Kapitaal een onbeperkt aantal aandeelen van ?1000,waarop 10% te storten, doch minstens ? 500.000.?, voor welk bedrag door de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht en bij haar aangesloten Coöperatieve Boerenleenbanken is deelgenomen. Bestuur: F. A. R. A. Baron VAN ITTERSUM, Utrecht. Mr. Dr. G. F. M. Baron VAN HUGENPOTH TOT AERDT, 's-Gravenhage. ?A. A. NENGERMAN, te de Bilt, (Utrecht). G, W. STROINK, Steenwijkerwold. W. KAKEBEEKE, Goes. Mr. H. M. ROELOFSZ, Amsterdam. Raad van Toezicht: E. HJEBELS, Nieuw-Beerta. C. S. BEUNINGEN, Maarsbergen. TJ. KUPERUS, Leeuwarden. TH. HELMICH, Baak (gem.^Steenderen). Directeuren: Mr. O. GEZELLE MEERBURG Jhr. Mr. W. C. HOOFT GRAAFLAND. UITGIFTE VAN ? 1,000,000," 5 pCt, Obligatiën in stukken van ? 1000,?en ? 500,?. De ondergeteekende bericht, dat de INSCHRIJVING op bovengenoemde obligatiën tot den koers van 100 pCt. zal zijn opengesteld op Donderdag den 23sten Juni 1927, van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur, te haren kantoren te Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, Almelo, Arnhem, Delft, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Groningen, 's-Hertogenbosch, Hilversum, Leeuwarden, Maastricht, Nijkerk, Schiedam, Tilburg, Utrecht, Voorburg, Wormerveer en Zaandam, alwaar prospectussen en inschrij vingsformulieren verkrijgbaar zijn en exemplaren der statuten ter inzage liggen. INCASSO BANK. AMSTERDAM, 15 Juni 1927.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl