De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 25 juni pagina 16

25 juni 1927 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 25 JUNI 1927 No. 2612 Ghetto te Parijs door HENRIK SCHOLTE Over de practische uitvoerbaarheid van Gémier's idealistische plannen, over de noodzaak of zelfs wenschelijkheid van in dezen trant georganiseerde theaterfeesten kan men van meening verschillen. Het lijdt echter geen twijfel, dat na het groote succes, dat Louis de Vries met Ghetto" behaalde, zij die deze opvoering mogelijk maakten, gezege vierd hebben over de nurksen, die van deze expe ditie geen heil verwachtten. Nederland is hier goed voor den dag gekomen, en Vlaanderen, met Luci fer", met Tijl", zal wel niet achterblijven. Zeker had men ook van Nederland eerder een stuk van moderner allure mogen verwachten. Gémier's opzet: elk land toone waartoe de evolutie zijn tooneel gekomen is, wettigde een experiment. Maar aan den anderen kant, wat hebben wij na Heyermans aan nationaal bezit? Onze tooneelspelers, onze decorateurs, een paar regisseurs zijn, dank zij het buitenland, onze dramaschrijvers voor uit en het jongste geslacht moet nog toonen wat het kan. Daarom was een Heyermans te verwachten. Jammer dat het juist dit ongave, eenerzijds te weinig, anderzijds te sterk dramatische jeugdstuk moest zijn. Het heeft sfeer, stellig: Joodsche bedrij vigheid, Joodsche afgunst en ook Joodsch idea lisme. Maar op dit laatste punt: het liberaal-sociale Jodendom van dentoekomstigen A.J.C.-er, Sturmund-Drang van het théatre libre, breekt het stuk. De redding ligt in de sterke tegenstelling: de blinde sjacherjood, onaantastbaar in zijn eigen, overerfde moraal. De ouders der twee kinderen, bekonkelaars van Ghetto-belangen, meedoogenloos als zij ge dwarsboomd zijn. En tenslotte, in mindere mate, ook de rol van Bose, schuw en zonder weerstand, rein, maar juist daarom van te voren al gewogen en te licht bevonden. Dat dit stuk op den avond zelf nog zoo aangreep lag dan ook wel in hoofdzaak aan. het meerendeels prachtige spel van het gezelschap ad hoc. De regie, die overigens wel eens soepelheid en ook vinding rijkheid miste, had althans dit bereikt, dat oud en jong spel men vergeve mij de woorden tot een eenheid groeiden: een herleving van natura lisme, dat hier de eenig mogelijke oplossing was. Louis de Vries heeft den geheelen avond ont roerend groot spel gegeven. Blind en argwanend, een misvormde despoot in het spokig domein van zijn Ghetto-krot, met een half lyrische, half ro mantische, weeke stem, beurtelings armzalig en afstootelijk, maar altijd menschelijk en al te menschelijk in zijn bestaan van knoeier, van sjacheraar. De eerste acte was aan hém, door zijn aanhoudend overlegd stil spel de overigens on speelbare en langdradige tweede acte eveneens, al begon hier Dick van Veen, als de jonge tegen speler, ook heel knap werk te leveren. En in de derde acte gaven hij en Charlotte Kohier het bewijs, dat het volledig en bewogen uitspelen van een groote emotie door de jongeren nog geenszins ver leerd of verloochend is. Vooral Charlotte Kohier,. die in den aanvang door een zekere eentonigheid van gebaar minder stil-beklemmend werkte dan. met deze rol waarschijnlijk mogelijk zou zijnspeelde hier met stijgende innigheid haar groote scène, die na het spel van de Vries wel de zuiverste winst van den avond was. De rol van de zuster van Sachel door Mevrouw de Boer?van Rijk stel ik mij minder op komisch effect berekend voor. Overdreven Joodsch-dubbeltonig spreken hinderde hier meer dan eenmaal de overigens zoo perfecte intonaties. Maar toch een felle verschijning, scherp en kil, een woekeraarsterin menschelijk geluk. Herman Schwab als de alles ongeduldig naaizich toe schrapende Ghetto-buurman beviel mij beter dan van der Horst, de rebbe met zijn diplo matieke zending. Daar echter beiden ,.créateurs" van hun rollen waren, een compliment voor het feit, dat zij zich belangeloos beschikbaar stelden ! De decorateur Dulló had in de eerste acte voor een donkerkleurig. laaggebouwd Ghetto-interieur gezorgd, dat prachtig voldeed en in toon en belich ting aan de Moskauers herinnerde. Jammer dat de kamer in de tweede acte daartegenover zoubanaal en licht was. Het decor uit de derde acte.. de noodlottige Roode Leeuwengang in de Jodenwijk Marken, had vele typisch-Amsterdamsche kwali teiten, waarover de Fransche critici opgetogen waren. Maar hun soms uitbundige lof gold ook de andere medewerkenden bij deze zoo welgeslaagde representatie ! KONINKLIJKE BAZAR voorheen D. BOER & ZONEN 82 Zeestraat Den Haag Wegens Reorganisatie TOTALE UITVERKOOP van onze geheele, unieke inventaris tegen ongekend lage prijzen. Al onze prijzen zijn met MINSTENS 50 pCt verlaagd» Dit is geen reclame-fantaisie, maar voor ieder controleerbare werkelijkheid» Dagelijks geopend van 9-6 uur.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl