Historisch Archief 1877-1940
rqcne
ekblad voor Nederland
Hotel HAMDORFF
LAREN
"ZELFDE DIRECTIE ALS
RESTAURANT?TRIANON"
AMSTERDAM
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteureni H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF
Secretaris der Redactie i C. F. VAN DAM
Ultg.i N.V. DE GROENE AMSTERDAMMER
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM
nterwoven
Rtg. U.S. Pat. Off.
TOE AND HEEL
Socks
OPGERICHT IN 1877
No. 2613
ZATERDAG 2 JULI 1927
De aanstaande wethoudersbenoeminfj
T N Amsterdam Wordt met een zekere spanning
?*? tegemoet gezien, welke consequentie uit de
verkiezingen voor den gemeenteraad door dien
nieuwen raad zelf zullen worden getrokken ten
opzichte van de benoeming van de wethouders in
September aanstaande. De wijziging, in de samen
stelling van den raad door de verkiezingen ge
bracht, is niet heel groot geweest. Trouwens, sedert
Nederland gezegend werd met de goede gaven van
het evenredige kiesrecht, zijn verrassingen bij de
verkiezingen vrijwel uitgesloten; groote verande
ringen hebben niet meer plaats; wie gemakkelijk
in geestdrift komt, doet goed deze kostbare gave
voor andere gelegenheden te bewaren dan voor de
verkiezingen.
Verandering van diepgaande beteekenis en ver
rassing van overstelpende zwaarte zijn zoo goed
als onmogeijk geworden bij een kiesrecht, dat
theoretisch en technisch volmaakt is, maar juist
daarom voor deze onvolmaakte wereld volkomen
ongeschikt. Beu van de bedenkehjkste gevolgen
van de evenredigheid is wel deze geweest, dat iedere
meerderheid zoo goed als onmogelijk is geworden.
Daardoor is een working majority en een daarop
gebaseerd homogeen ministerie bij voorbaat bijna
uitgesloten. Vandaar dat een krachtige regeering
nauwelijks kan worden gevormd, dat de band met
de volksvertegenwoordiging verslapt en dat ten
slotte het geheele parlementaire stelsel alle mogelijk
heid van regelmatige functioneering gaat derven.
Er zyn in onzen tijd velen, die dat allerminst zouden
betreuren en dat is zeer begrijpelijk. Zij mogen
daarbij evenwel niet over het hoofd zien, dat het
stelsel op zich zelf goed is en ook in betere tijden
dan de tegenwoordige en in sterker politiek ge
schoolde landen dan het onze regelmatig en gunstig
heeft gewerkt. Het verzet spruit meer voort uit
afkeer van de klaarblijkelijke ontaarding van het
stelsel dan uit bezwaar tegen het stelsel zelf.
Wat bezwaar oplevert büde algemeene verkiezin
gen levert evenzeer ongemak op bij die voor den
gemeenteraad. Hier werkt het euvel minder stroef
en schrijnend dan bij de generale electie. Want
van ouds is staatsrechterhjk en ook feitelijk de ver
houding van den gemeenteraad en het dagelij ksch
bestuur een geheel andere dan die van de kamers
en het kabinet, hoezeer men dat in den raad wel
eens blijkt over het hoofd te zien. Van oudsher is
dan ook de samenstelling van de colleges van
burgemeester en wethouders vrij wat bonter dan
die der ministeries. Wel is er altijd een streven naar
homogeniteit geweest, maar meer in practische
actie dan in politieke theorie. In de gemeente ging
dat ook gemakkelijk: tal van vragen, die hier den
raad worden voorgelegd, zijn zuiver technisch en
practisch; daarover valt het bij mannen van breed
inzicht en goeden wil ook bij verschil van levens
beschouwing niet moeilijk tot overeenstemming te
komen. Meer dan eens moet men komen tot com
promissen, maar daar het leven en vooral het open
bare leven nu eenmaal uit compromissen bestaat,
kan daartegen geen redelijk bezwaar bestaan.
Bezwaar ontmoet dan ook niet het beginsel, dat
de colleges van burgemeester en wethouders worden
samengesteld uit mannen van verschillende partijen,
die dan den midden-evenredige zoeken tusschen
wat moet, wat mag, wat kan en wat zal. De moei
lijkheden komen eerst als men zich zet aan de toe
passing van het beginsel. Die moeilijkheden komen
vooreerst voort uit het begrijpelijk streven der ver
schillende partijen om zooveel mogelijk van den
electoralen buit binnen te halen. Ten andere is het
een bedenkelijk ding, dat de raad voor een deel is
samengesteld uit kleine partijen, die door zich zelf
of door de andere van de intrede in de kamer van
burgemeester en wethouders worden geweerd. Men
begrijpt gemakkelijk, welke partijen ter eene en
ter andere zijde worden bedoeld. Een derde euvel
is, dat niet steeds geschikte candidaten voor het
wethouderschap worden gevonden; niet iedere
kardinaal is meteen papabel.
Daarbij komt nog iets anders. Deze dingen kun
nen nimmer of nooit uitsluitend theoretisch worden
bezien; niet voor het eerst worden in 1927 wethou
ders gekozen; er is een fungeerend college, dat
zeker aanzien geniet en bepaalde aanspraken kan
doen gelden. Ware dat niet het geval, dan zou de
aanstaande wethoudersverkiezing in Amsterdam
op rolletjes loopen. Wat toch is het geval? De
geheele zaak draait om het aantal sociaal-democra
tische wethouders. Zuiver theoretisch geredeneerd
is het een eenvoudige rekensom. De raad bestaat
uit vijfenveertig leden; de fractie der S.D.A.P. uit
vijftien. Men behoeft zijn Bartjens niet eens grondig
te kennen om te berekenen, dat de S.D.A.P. dus
recht heeft op twee van de zes wethouders. Dat is
een eenvoudige evenredigheid.
Maar zoo eenvoudig is de werkelijkheid niet. De
S.D.A.P. werd tot dusverre door drie leden in het
college van burgemeester en wethouders vertegen
woordigd bij een getalsterkte van zestien leden.
Nu redeneert de partij blijkbaar aldus. De ver
zwakking van de partij van zestien op vijftien
leden in den raad is niet van dien aard, dat daar
door het driemanschap in de kamer moet worden
teruggebracht tot een tweemauschap. Zij heeft op
dezen grond alle bespreking geweigerd met de
andere partijen, die haar twee zetels aanboden.
Men kan zich in dat standpunt indenken. Voor
eerst is een teruggang van zestien op vijftien niet
zoo heel belangrijk. Maar bovendien is het een ver
standige taktiek om zich niet onmiddellijk ge
wonnen te geven, maar met een wat steile houding
te beginnen. Toch staat daar weer iets anders tegen
over. De S.D.A.P. was tot dusverre stellig te sterk
in het college van B. en W. vertegenwoordigd met
drie zetels; zij dankt die eigenlijk alleen aan de ver
deeldheid der andere partijen. De minste teruggang
in getalsterkte doet die onevenredigheid nog te
sterker uitkomen; tot dusverre nauwelijks gemoti
veerd, wordt die onevenredigheid haast ontoelaat
baar.
De S.D.A.P. zal haar houding wel moeten her
zien wanneer de andere partijen op hun stuk blijven
staan. Blijven deze partijen bij hun aanbod van
twee zetels en blijft de S.D.A.P. er drie eischen, dan
hebben die andere partijen de consequentie te aan
vaarden en een college van B. en W. te kiezen bui
ten de S.D.A.P. om. Hier zit juist de groote moei
lijkheid. Vooreerst zijn wat men wel eens noemt de
burgerlijke partijen verre van eensgezind in beginsel
en evenmin in practische actie. Aanlokkelijk is
trouwens het vooruitzicht niet om een burgerlijk"
college van B. en W. te moeten vormen met een
krachtig aaneengesloten sociaal-democratische frac
tie onder zeer bekwame leiding tegenover zich.
DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per Jaargang ? 10.?bl] vooruitbetaling.
Per No. 25 Cent. Advertentiën ? 0.75 per regel.
Postgiro 72880, Oem.-Qiro O 1000.
INHOUD:
1. Prof. Dr. H. Brugmans, De aanstaande
wtfftoudersbenoeming.
2. Dr. Jan Romein, Niccolo Machiavelli.
3. Joh. Braakensiek, Trotzki en Zinowjef H. O.
Cannegleter, Moderne Jeugd.
4. Dr. Joh. Hintzen, De Lichtbeeldenvereeniging.
5. Mr H. O. van der Vies, Een standbeeld voor
Louis Bouwmeester L. J. Jordaan, Monarchist
en Republiek.
6. Carry van Bruggen. Grepen Jan J.
Zeldenthuis. Vers. J. W. F. Werumeus Buning,
Dans.
8. Annle Satomons, Bijkomstigheden.
9. Dr. Jac. P. Thijsse, UU de Natuur.
11?13. Red. Elis. M. Rogge, Voor Vrouwen.
14. H. Scholte, Comoedta, met teek. d. B. v. Vlijmen.
15. Piot Dr. J. Prinsen, Boekbespreking?C. van
Wessem, Muziek.
16. Jan Voskuil, Toegepaste Kunst.
17. Mr. H. G. Koster, De nieuwe Radio-wet
19. Paul Sabel, Financien C. K. Beursspiegel.
20. C. A. Klaase, Keesing t Joh L., Mijn Film.
21. Barbarossa, Uit den Gemeenteraad, met teeken.
door B. van Vlijmen.
22. Melis Stoke, De aap van Josephine Baker;
Rijmkronyck.
23. A. Tsjechow, De zwarte Monnik, met teek. door
G. van Raemdonck.
24. Cel 2, Telefoontje Charivarius, Charivarta.
Omslag: Spelproblemen.
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, De lucht- en Radio
verbindingen ma Indii.
Het is deze mogelijkheid, die de kracht der S.D.A.P
in den raad uitmaakt.
Toch ook moet de roode fractie voorzichtig zijn.
Besluit zij weer naar de oppositie over te gaan, dan
doet zij dat natuurlijk op hoop van zegen, d.w.z.
in de verwachting, dat haar wervende kracht in
1931 sterk genoeg zal blijken om een grootere
fractie in den raad te brengen. Intusschen valt
daarom niets te voorspellen. Wij zijn geneigd het
tegendeel te gelooven. De S.D.A.P. is sedert jaren
regelmatig gegroeid; thans schijnt zij over het
hoogtepunt heen. Wat leeft, ontwikkelt zich, maar
altijd tot een bepaalde grens: evenmin als een
mensch of een boom kan een politieke partij steeds
blijven groeien. Dat moge de S.D.A.P. bedenken.
Intusschen behoeven wij de partij niet te leeren,
wat zij zal hebben te doen en welke taktiek voor
haar de beste is. Wij verwachten, dat zij ten slotte
genoegen zal nemen met de haar toekomende twee
zetels; dat ware ook voor Amsterdam het beste.
Want een zwak en uit den aard der zaak verdeeld
college van B. en W., met een stevige oppositie
daartegen, kan aanleiding geven tot voortdurende
bezwaren en moeilijkheden. Dat is niet in het be
lang van Amsterdam. Dat moge ook de S.D.A.P.
bedenken; want boven haar eigen partijbelang staat
toch altijd het heil van Amsterdam.
H. BRUGMANS