De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 2 juli pagina 15

2 juli 1927 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

W"*? No. 2613 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 2 JULI 1927 15 Boekbespreking door Prof. Dr. J. PRINSEN J. Lzn. IiOdewijk van Deyssel, Kleinigheden, A. A. M. Stols, Maastricht, 1926. J. P. Zoomers-Vermeer, Janna, een liefdeleven, Amsterdam, Van Holkema en Warendorfs Uitg. Mij. zonder jaar. Ernest Claes, Wannes Raps, met tien penteekeningen van Felix Timmer mans, P. N. van Kampen en Zoon. Amsterdam, zonder jaar. Er zullen wel menschen zijn, die, als ze dit kleine boekske van Van Deyssel inzien, schouderophalend vragen: Maar wat moet dat nu eigenlijk? Wil hij ons weer pieren? 't Is heelemaal geen verhaal. Maar ik zeg u: dit is hooge, heilige schoonheid, die zoo rein en klaar in allen eenvoud slechts opstijgen kan, als een fijne geur uit de ziel, welke leeft in de innigste schoonheidsgepeizen, een ziel, die alle wilde hartstochtelijkheid heeft overwonnen «n volledig in haar macht heeft, om rustig en puur te zien de schoonheid der dingen, zooals ze staan in zijn verlichten, stil scheppenden geest: Als ik des ochtends rees en stond recht en vrij in den open dag, was ik zoo hoog en in mijn geest ving aanstonds aan het gedachtenconcert". Zoo'n paar bladzijden proza zijn soms als een teer, ijl glas van De Bazel, slank en statig van vorm met schoone parelmoere weerschijnen. Zoo ,,Vaarwel van Anselmo". En dan zijn ze weer als een zoet, rustig spel van kleine zonneplekskens over rood marmer, speelsch, genoegelijk golvend af en aan. Of ze zijn in rustigen humor beschou wend en ontledend de overwegingen der menschen, wat ze praten en doen en bespeculeeren. En altijd is er de vast beheerschte toon; de woorden plaatsen zich gehoorzaam in rij en gelid. Altijd is er het juiste woord, het zuivere, kalme rhythme. Dit boekske is mij dierbaar. *** Van deze puurheid en vastheid bij Van Deyssel naar het werk van J. P. Zoomers-Vermeer, dat geeft een flinken schok. Bovendien welk een afstand tusschen de periode, toen men zich hier ontsteld en verontwaardigd toonde over Madme. Mont Athos en Lidewyde, en dit boek, waarin de scnrijfster de gruwelijkste realiteit tracht te be naderen, voor zoover dit dan mogelijk is zonder geheel onleesbaar te worden. Deze sexueele uitin gen, verschijnselen, griezeligheden worden thans smullend genoten door het leesgrage publiek, jong en oud, van beiderlei kunne, van het Danteske Kadzand tot Roodeschool en Hippolytushoef, zonder blikken of blozen, alsof het, als kunst, de gewoonste zaak ter wereld ware. Er ligt slechts een goede halve eeuw tusschen de kleine stoutigheidjes van Van Lennep en Huet en zoo'n boek van J. P. Zoomers, dat slechts n uit velen is. Bakhuizen van den Brink leefde vurig mee vooraan in den geest zijner eeuw in West-Europa en hij liet zijn Holland zelf mijlen ver achter zich, toen hij reeds in 1841, zegge een en veertig, schreef: Het lage, het gemeene? Ik kan mij niet over tuigen, dat eenig voorwerp die eigenschap bezit".... Zoo ergens, dan wenschte ik bij den kunstenaar, ik durf zeggen de godsdienstige overtuiging, dat al wat is, bestaat volgens de wetten eener eeuwige noodzakelijkheid; dat niets gering of groot mag heeten, tenzij onze geest geheel de verhouding daarvan tot het heelal hebbe bevat; dat hetgeen wanklank schijnt, zich vaak in een hooger accoord oplost!".... Niets heeft steeds meer mijn volle instemming gehad en ik aanvaard het boek van Mevrouw Zoomers-Vermeer dan ook in zijn vollen ernst, niet al zijn gruwelijkheden. Al wat er gebeurt is voor een type als Janna een eeuwige noodzakelijk heid, binnen haar sfeer onmisbaar. De schrijfster noemt haar boek een Liefdeleven. Liefde ? 't Is maar wat je liefde noemt. Dan hebben de poezen en de fikskes ook liefde, zal menigeen opmerken. Janna is zóó: Een dringende begeerte Vraagt steeds PATRIA BISCUITS VANOUDS HET BESTE MERK sloeg soms in haai) op, gepakt, ruig gekust, door mekaar gesold te worden, 't Was of ze een vreem den honger naar jongens had. Sinds ze niet meer met Jelle stoeide, kakelde, ravotte, sinds de jongens uit haar dorp 'r met vree gelaten hadden, waar waren die anderen die met 'r wilden gekken en rollen, haar eens slaan dat ze 't uitgierde? Eén jongen wou ze nog niet velen leuke snaken, die met 'r gekscheerden, allen gek op haar waren. Ze was toch knap ! Ze zouen 'r toch wel willen !" En niet lang daarna: De avonden en halve nachten met Tilda volgden; er kwamen veel andere vrijers, overdag zat ze soezend in de keuken of viel na 't eten plots in slaap op de bleek. Maar door alles heen was er in deze dagen die heerlijkheid, dat dit er was: dat ruige, duistere, drukke leven van de avonden en van de eerste nachturen. Hoe kon men er van scheiden als men het weer geproefd had? Men strekte er zijn handen naar als naar een niet meer te ontberen iets, het heele wezen joeg er naar, men at als het ware dit leven: dit leven van uitlallen, van hossen en vermaak, van gestompt en gevrijd te worden door velen. De drank wende, werd een ding dat er bij behoorde. O dit leven !" Als Janna natuurlijk al gauw bevallen moet zonder te weten van wie der velen die haar in wilden roes bezaten, adviseert een vriendin, haar kind eventueel in den mestvaalt te verwerken, en Janna mijmert: Hannes had eens een paar doode konijntjes daar ondergewerkt en had hij ze later niet, toen hij mest laadde voor het land, aan de scherpe punten van zijn greep weer boven gehaald? Ze zag dat nog, nu, als Tilda over den mestput ge sproken had. Nee, daar zou ze voor oppassen". De zinnelijke Hooft onderscheidde minne en liefde en zong: Het lijf-omhelsen moet bij 't sielvermengen swichten; Voor overst ken ick Lief d', acht mins vermeugen cleen. Ik voel wel wat voor de onderscheiding, al is Hooft te optimistisch door mins vermeugen gering te schatten. En ik kan me voorstellen, dat Zoomers-Vermeer eigenlijk enkel de min erkent, enkel de wilde natuurdrift als bij het gedierte; ook de nobelste vorm van Liefde zal voor haar wel een variatie zijn op hetzelfde thema. Welnu dat is haar recht, en een van de variaties op de wereld macht dier liefde heeft ze in Janna goed geteekend. Ik aarzel tusschen knap en handig om den aard van haar werk aan te duiden. Er is een groot verschil. Ik hel over tot knap. Maar in beiden zit het welbewuste rustig overwogen kunnen, waar niet noodzakelijk de onweerstaanbare, alles overheerschende drang tot het scheppen van schoonheid achter behoeft te zitten. Die is er hier dan ook niet, geloof ik. Vandaar misschien dat haar boek mij hier en daar wel wat onecht aandoet en me haar bedacht fel realisme nog eens: voor zoover het dan mogelijk is; de volle werkelijkheid b.v. van zoo'n dronken, lallende kermisbende 's nachts in het bosch is niet te geven in een roman, sunt certi fines etc. geldt niet enkel voor de officieele klassieke kunst ? haar realisme dan, dat mij elders niet hinderen zou, wel eens wat irriteerde. Ik acht het niet onmogelijk, dat ze wat op effect werkt en speculeert op zekere instincten van haar lezers. Het onechte, onwaarschijnlijke in verschillende situaties trof mij vooral in het eerste gedeelte, als Janna nog op het land is; Janna in de stad is veel zuiverder gezien. Het boek heeft mij langzaam veroverd; de laatste helft las ik met spanning. Waarom dan van Wannes Raps gaan vertellen als de mensch toch al zoo'n tijd van jaren dood en begraven is? Wel, noch om 't een noch om't ander, maar 't is dat ik daar heb zitten peinzen over dat arme leyen van Wannes zaliger, en dat hij zoo'n schoon dood gestorven is". Inderdaad zoo bijzonder interessant is dat leven van Wannes niet, zelfs zoo als Ernest Claes het ons voorstelt; het onbeteekenendste leven kan natuurlijk tot een schitterend kunstwerk worden. Maar Claes is nu eenmaal van nature een handig verteller met een machtig, geestig uitbeeldingsvermogen. Als hij aan zoo iets begint wordt het altijd wel wat goeds, ook al vertoont hij zich zooals hier, lang niet in zijn volle kracht. Hij weet bovendien eenig mysterie om zijn held te weven, een griezelige angststemming in de omgeving van Wannes te teekenen. Wannes bezweert alle geheimzinnige spokerij, die hij in veld en bosch ontmoet, met zijn peerdepaternoster". Als die echt is, dit vil zeggen: uit Muziek in de Hoofdstad door CONSTANT VAN WESSEM De Muziek bij De Zevenmijlslaarzen" I~"\ B vroolijkheid, de ironie, de parodie en ook de gevoeligheid neemt de teekenen van onzen tijd aan. Aardig was het bij de Lustrum-opvoering der Zevenmijlslaarzen" te zien hoe de studenten met hun tijd meegingen, in casu wat betreft het tooneel en de muziek. Het stuk zit revue-achtig in elkaar, legt in het kijkspel een moraal zonder preek en ook de muziek trekt geen gewichtig gezicht bij een ge legenheid dat de prettige toon het recht heeft het rijk voor zich alleen te verlangen. De muziek van Robert de Roos werkt, naast de gewende instrumenten, met auto-claxons en sire nen, met schrijfmachines en, naar ik meen, ook met de beroemde zingende zaag", waarop het buitenland reeds virtuosen kent, en zij werkt er mee alsof het dagelijksche attributen in een orkest zijn. Maar de componist gebruikt ze niet met de pretenties van Russolo's bruiteurs", hij geeft ze ronduit voor wat ze zijn: als atmosfeer scheppende lawaai-echo's van verkeersdrukte en stadsleven, gerythmeerd tot een symphonischen dans, of als een mechanische herinnering aan de wondereffecten der revue-goochelarij. Hij geeft ze daar waar zij inder daad de scène onderstreepen, de autohoorns bij een stadsbeeld, de schrijfmachines bij een kantoor kamer-scène. Goedkoop, zegt ge? Ze passen beter in het geheel dan de uitzonderlijke tooneelmuziek, die men alleen in de concertzaal goed hoort. De Roos' muziek heeft uitstekende principen, die voor de cinema konden dienen, wier geordende beeldrijk heid ook met den dans verwant is. Het n-tweerythme (?in-de-pas !") in den dans der Amerikaansche toeristen b.v. is in zijn kleine tempo-verande ringen, een werkzame versneller" voor de linksrechts rukbewegingen, wier sensatie tot een tic wordt. Ook gevoelige momenten treffen, zooals het kinderlijke treurballetje van Klein Duimpjes broertjes, als allerlei symbolische vogels de ideëele broodkruimels hebben opgepikt, maar gelukkig is het hier nergens dik opgelegd. Ik weet dat de componist streng over zijn werk oordeelt en hij zal wel gelijk hebben, maar amusant was het en dat kan niet te vaak van het werk der Hollandsche musici gezegd worden, die zich liever in den waan der gewichtigheid opsluiten. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVER TROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERO. VEERKADE 22A DEN HAAO den mond van het volk opgeteekend, is hij niet zonder belang voor de folklore. Wannes laat Sinte Peter en een heelen hoop andere sinten in den hemel nog lachen met zijn peerdepaternoster. Toe Wannes joeng, zeg t nog moar es oep !" En Wannes begint dan van: Haat Kwaad Kwelliaat Botermelk en rapzaad Lauwel en Pauwei en Zwerte Peer.... Ja, heel zijn peerdenpaternoster, en dat Sinte Peter en Sint Isidorus dan lachen dat ze der hun buik moeten van vasthouden.... En wie zal zeg gen dat daar in den hemel ook niet hier of daar een drupke te krijgen is. . . .?De hemel is toch de hemel!" 't Is alles een beetje goedkoop, maar toch wel aardig. Ik kan niet zeggen, dat de groote, zware, wijd uit elkaar gedrukte letters van dit boekje aange naam aandoen. JOS. HARTOG Hoofdsteeg 17 Nobelstraat 28 Rotterdam Utrecht. Alle Fotobenoodigdheden. Nog enkele prima gelegenheidstoestellen. Ook genegen te ruilen (alleen goede toestellen).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl