De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 juli pagina 12

9 juli 1927 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 JULI 1927 No. 2614 COMOEDIA door HENRIK SCHOLTE Het muziekfeest der L S. C. M« door WILLEM PIJPER Centraal Theater < De Tante uit Indië", door Henri van Wermeskerken 'A LS ik ooit aan dit stuk een herinnering over?^^ houd, wat ik. intusschen niet hoop dan 'zal het mij wel in gedachten blijven als een diep" "treurig voorbeeld van wat ons op het oogenblik als ' JJederlandsche humor voorgezet kan worden. Het is «chter de vraag wat ergerlijker is: het achterbuurt product van den schrijver of de achterbuurt zelf, die er dan ook werkelijk met een vette binnenpret om komt zitten grinniken. In elk geval heeft men dit bereikt, dat wij, die door den noodlijdenden staat van ons tooneel toch anders een zeer ruime maatstaf moeten aanleggen, eindelijk eens voluit aanstoot nemen aan dit vod van nationaal origine en slechts medelijden voelen voor de spelers, die hier de tooneelspeelkunst verlaagd zien tot een paljassenambacht om den burgerman 'n lollige .avond te bezorgen. Ook, en zeker, de amusementskunst heeft haar idealen. Maar nergens, tusschen comédie en circus, , is plaats voor deze kost juffrouw Dribbel met aanhang, die door eenige onfrissche verwikkelingen in het bezit van de noodige kopeken gesteld wordt «m als Douarière Dribèl de Jankomkiedelme-gijn " ~yan het geparodieerde rijkelui's leven bot te vieren. De grofheid, waarmee de schrijver hier eenige Haagsche toestanden poogt te hekelen, de zeldzaam misplaatste hatelijkheden op het spel der Bussen en andere actualiteiten" maken het geheel tot een misselijke vertooning. En dan betreurt men het wel in de eerste plaats, dat een zoo be langrijk genre-talent als Mevr. de Boer?van Bijk zich tot deze tooneel-bederving moet leenen en zelfs nog met zooveel animo de malle fratsen van liaar rol aannemelijk tracht te maken. Maar om 'déhalfluide afkeuring van een paar bezoekers, toen Mevr. de Boer op een dergelijke wijze voor den Charleston geëxploiteerd werd, had ik wel willen applaudisseeren. Wanneer men verder Lou Poolman vermeldt om de overtuiging waarmee hij een Indischen poen ten tooneele voert, een paar aardige typetjes van Schilthuyzen en een knappe grime met bijbehoorend spel van Willem Faassen als negerprins gedenkt, dan is daarmee wel het weinige goede uit deze mislukking, die trouwens ook als klucht een slordig en mat verloop had, naar voren ge bracht. Voor de rest kon men zich met eenigen ?weemoed de toch wel begrijpelijke pathetiek van een vorig geslacht herinneren, om op huissleutels te fluiten als het zich verontwaardigd voelde. SCHILDERKUNST door A. PLASSCHAERT Deze tentoonstelling van Rembrandt", van de vereeniging van schilders met den naam Bembrandt getooid, is beter dan voorgaande, omdat zij, óók zij, door de wijze van hangen meer eerbied voor het schilderij verwekt, dan een overvolle tentoonstelling ooit kan verwekken. Spaarzaamheid, soberheid in ?deze, is een manier van zelfrespect, en iets van deze soberheid is, ik vermeld het met genoegen, thans in 't Stedelijk Museum te vinden. Natuurlijk is er ?nog te veel; en vindt ge hier en daar een teekening, «lie niet het minst met schilderkunst heeft te maken; aan wie geen enkle polsslag van kunst-vaardigheid zelfs spanning gaf in haar lijnenspel; maar te eischen, zulke werken te verwijderen, is ?een eisch stellen, waaraan geen genootschap kan ?voldoen, zoolang de minderen daar de meerderheid hebben door hun getalsterkte (en dat hebben ze Jleitehjk overal!) Wanneer het zelfrespect der besten eenmaal zóó sterk zal zijn, dat ze zich niet meer in 't gezelschap vertoonen van schilders, die -van kunstenaars alleen den naam hebben, dan is <dit pleit gewonnen, en dan is de serie der goede, -werkelijk goede tentoonstellingen begonnen (zal «leze serie niet beginnen buiten de genootschappen ?). *»* Twee inzendingen hebben mij in 't bizonder ge noegen gedaan, die van Lizzy Ansingh, en die van - JI.-F. Boot, Niet omdat ik deze schilderes, en dezen schilder voor 't eerst zag, en voor 't eerst ga ver melden in den Amsterdammer, maar omdat ik de kans kreeg, beiden te loven na een teleurstelling, niet zoo lang geleden door hen beiden door mij T~\ E International Society for Contemporary. ^"^ Music werd in 1922 opgericht en vierde dus dit jaar haar eerste lustrum. Een twintigtal landen is lid van dezen muzikalen Volkenbond; wij hebben onze mandaten-commissies en onze moeielijkheden met Busland en de Balkanstaten. Maar er is nog geen muzikaal Genève gevonden en de Society lijdt, internationaler dan haar groote zuster, een zwervend leven. De muziekfeesten vonden tot dusverre plaats in Salzburg. Praag, Venetië, Zürich en Frankfurt. Dit laatste overtrof alle vroegere concertreeksen. Want de organisatie was onverbeterlijk en de oogst aan belangrijke noviteiten viel mede. Ik noem de organisatie in de eerste plaats. Want de reeks novi teiten is altijd een tombola met veel nieten. Telken jare passeert een kudde pastorale muziekjes de internationale jury, en telkens blijkt het, dat men een of meer belangrijke noviteiten nog juist niet ontdekt had. Men mag dit de jury (die trouwens ieder jaar gewijzigd wordt) niet al te zwaar aan rekenen. Een Duitscher zal allicht een Duitsch werk warmer aanbevelen dan een Franschman een Turksch. En men moet nu eenmaal met een middenstof van niet heelemaal volmaakte doch respec tabele composities rekening houden. Vijf-en-twintig meesterwerken in zes dagen zou niemand onge straft kunnen aanhooren.. . . De belangrijkste werken waren, in volgorde van uitvoering: het Concertino voor piano, met be geleiding van drie strijk- en drie blaas-instrumenten, van den Tchechischen meester Leos Janacek. Deze auteur is drie-en-zeventig jaar oud, en hij heeft het uiterlijk van een opgewekten, musischen en evenwichtigen Strindberg. Het heeft verwon dering gewekt dat de radicaalste manifestaties van dit feest niet van den kant der jongelingen kwamen doch uit het kamp der veertigjarigen en grijsaards. Mij lijkt dit een gunstig teeken voor de nieuwe muziek. Iemand als Janacek experi menteert niet meer, die verstaat liet metier en kan componeeren. Jongelieden als Bentzon, de Deen Beek, uit Zwitserland Castelnuovo-Tedesco, uit Italiëkennen hun lessen nog niet. Maar als zij talent genoeg hebben zullen zij ze leeren; boven dien: les jeunes ont toujours quarante ans. Wonder kinderen hebben de muziek zelden vooruitgebracht. Mozart bleef een ephemeere verschijning (Beet hoven en zijn opvolgers sloten aan bij Mozart's voorganger Haydn), en het wereldwonder Korngold, dat op zijn zevende jaar sonaten schreef, is reeds volkomen van het podium verdwenen. Jeug dige genieën hebben alleen waarde voor de rubriek Gemengd Nieuws. Het pianoconcert van Bartók is waarschijnlijk de belangrijkste manifestatie van de actueele mu ziek, die wij in Frankfurt gehoord hebben. Men stond tegenover een meesterwerk en dan blijven, den eersten keer althans, alle vragen naar geestes houding en nationale stijl achterwege. Ik heb enkele bezwaren tegen Bartèk's muzikale menta liteit, en dus ook tegen dit pianoconcert. Wij Hol landers hebben meer contact niet typisch Westeuropeesche muzieken dan met Magyaarsche, Oostenrijksche of Joegoslavische uitingen. Bartèk speelde de pianopartij in zijn concert zelf, maar dat was niet bijzonder indrukwekkend. De pianist Bartök werd door zijn componeerenden alter ego voor opgaven gesteld die hem buitengewoon slecht lagen. Hij heeft een groote vingervirtuositeit en zijn pianoconcert eischt een pols- en armtechniek. De pianist Walter Frey, die het concert van Ernst Toch speelde, heeft een enorm ontwikkelden pols. Ik had hem vroeger in kamermuziek gehoord en niet met tevredenheid. Nu werd het een ge beurtenis. Het succes dat Toch's concert had is voor een zeer groot deel aan het spel van Frey te danken .? Het stuk zelf heeft zonder twijfel groote verdiensten, maar bij de herinnering wint het niet. Het is een compositie die onmiddellijk aanspreekt, maar er komen opvallend alledaagsche thema's in voor die, naarmate wij er verder van af komen te staan, niet in een serieus orkestwerk blijken thuis te hooren. Juist als bij de symphonieën van Mahler. Maar Mahler had, niettegenstaande alle zwak heden, meer te zeggen dan Ernst Toch. Uit de school van Schoenberg kwam het Doppelkonzert van Alban Berg. Streng, beheerscht werk; ietwat te ascetisch, te uitvoerig en buitengewoon vermoeiend om te volgen. Maar in de hoogste mate belangwekkend, en in technisch opzicht een meesterwerk. Twee werken vragen nog onze aandacht. Een vioolsonate van den Hongaar Alexander Jemnitz: een en al hartstoscht en flonkerende kleur. En een psalm voor a capella koor van den al weer: meer dan vijftigjarigen Engelschman W. G. Whittaker. De techniek van dit extreem moeilijke koorwerk is bijna die der oude Nederlanders; het coloriet is zoo radicaal als ik in een vocaalwerk nog niet hoorde. Dit werk heeft sterken indruk ge maakt. Geen muzikale philosophie, gelijk bij de Duitschers; geen ethiek als bij Busoni, Kaminsk^ of Sirola. Maar klank-constructie, d. i. muziek, die hare wetten van ontwikkeling in zichzelf draagt. Wij behooren dit ten spoedigste hier in Holland te hooren. Zes werken vielen dus op. Over de rest kan ik kort zijn. Het heeft geen zin hier alles te noemen. Alleen de ergste misgrepen mogen nog gesignaleerd worden. Dat waren dan: een salonachtig pianostuk van Mario CastelnuovoTedesco, een symphonie van den Deen Nielsen, stijl 1870, een dito van den Tscheck Axnian, stijl Aan mijn Vaderland van Zweers. Vervolgens een bepaald kinderlijk-optimistisch Magnificat van Heinrich Kaminski en een symphonisch gedicht van den Amerikaan Henry Gilbert dat Dance in Place Congo heette, en wellicht kon dienen om een film naar Beecher Stowe's Uncle Tom's Cabin te illustreeren brr. De andere Amerikaan, Aaron Copland, importeerde een gedoopt en als lidmaat der Orde van de Symphonische Muziek bevestigd mopje Jazzmuziek, culmineerende in clarinetgejank en een gesyncopeerden Ases Tod naar Grieg. De conclusie waartoe wij kwamen, na dit Frank furtsche muziekfeest was deze: Er gebeurt zeer veel in muzikaal Europa dat bloei belooft. Er worden werken geschreven die in het gamma van deze tijden reeds meesterwerken genoemd mogen worden. Men bekeert zich allerwege van de naoorlogsche dwalingen Neo-classicisme, Satie-cultus, Jazz en Neue Sachlichkeit. Het laat zich aanzien dat de landen die onder deze infecties het minst geleden hebben: Holland, Engeland, Bohemen, Hongarije, in de eerstvolgende jaren prachtige ontwikkelings-mogelijkheden voor zich hebben. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVER TROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAO ondervonden. En meer nog zou ik, in de eerste plaats, Lizzy Ansingh willen prijzen om haar picturale verpoozirif/en, de kleine schilderijtjes, die ze hier laat zien, dan om haar reeds dikwijls door mij genoemde, en soms geroemde zinnebeelden, van wie poppen de soms stuursclie figuren zijn. De kleine picturale verpoozingen, niet grooter dan een palm van een hand zoudt ge willen zeggen, hebben ons weer doen zien, dat de teedere kracht eener schilderkunst haar niet verliet en dat is inderdaad een genoegen, na vooraf-gaande teleur stellingen. Ook H. F. Boot, de Haarlemsche schilder, herstelde de belangstelling iri zijn werk door een betere serie dan wij niet lang-geleden van hem zagen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl