De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 juli pagina 19

9 juli 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 JULI 1927 KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE GEDEELTE. ' Andrej Wassüjewitsj Kowrin, doctor in de wijsbegeerte, Heeft zich overwerkt. gij'"gaat uitrusten tij zijn vroegeren voogd en pleegvader -'Jegor Sjemjonytsj Pjjuotshij^-^- een belangrijken Jeweeker -~^e met zijn dochter Tanja eengroot landgoed bewoont. In het park verschijnt. aan Kowrin de zwijgende figuur van De Zwarte Monnik". Na -een kibbelarij tusschen Tanja «n haar vader, gaat Kowrin naar haar kamer om de twist bij te leggen, waarbij hij leert beseffen, hoeveel hij van haar houdt. 's Avonds in het park ontmoet Kowrin weer zijn hallucinatie en er ontspint tóch een diepzinnig gesprek, dat Kowrin sterkt in de overtuiging een geniaal begenadigde te zijn. In extatische stemming keert Kowrin naar huis terug en als Tanja hem in het. park tegemoet komt, vraagt hij haar sijn vrouw te worden. Na hun huwelijk trekt het jonge paar naar Moskou, waar Tanja in den vol genden winter tot hnar groote ontsteltenis een diepzinnig nachtelijk gesprek" met den monnik aanhoort en bevestigd wordt in haar vrees, dat haar mau ziek" is. * * * T_I ET is niets, Tanja, niets.... mompelde kg bevend. Ik ben inder daad niet heelemaal in orde.... bet wordt tijd dat eindelijk toe te geven. Ik heb het allang gemerkt en papa ook, zei ze met ingehouden tranen. Je spreekt in jezelf, je kan zoo vreemd glimlachen.... je slaapt niet.... O, mijn God, mijn God, help ons ! zei ze in ontzetting. ??? Maar wees maar niet bang, Andrjoesja, wees niet bang, om Gods wil, wees niet bang...." Ze begon zich ook aan te kleeden. En nu pas, naar hjjar kijkend, begreep ?Kowrin het heele gevaar van zijn toestand, begreep hij wat de zwarte monnik en zijn gesprekken met hem te beteekenen .hadden. Nu werd het hem duidelijk, dat hij krankzinnig was. Beiden kleedden zich, zonder te weten hoe, aan en gingen naar de zaal, zij vooruit, hij achter haar aan. Daar stond al in een kamerjapon en met een kaars in de hand Jegor Sjemjonytsj, die bij hen logeerde. Het gejammer had hem wakker gemaakt. -?Wees niet bang, Andrjoesja, zei Tanja bevend, alsof ze koorts had, wees niet bang.... papa, dat gaat wel weer over.... alles gaat wel weer over.... Kowrin kon van opwinding niet spreken. Hij wou op schertsenden toon tegen zijn schoonvader zeggen: Goeie morgen, het schijnt, dat ik gek geworden ben, maar hij kon slechts zijn lippen bewegen en bitter glimlachen. Om negen uur trokken ze hem een overjas en een pels aan, wikkelden hem in een sjawl en reden hem naar den dokter. Daar stelde hij zich onder behandeling. VIII. Weer werd het zomer en de dokter schreef hem voor naar buiten te gaan. Kowrin was genezen, hij had opge houden den zwarten monnik te zien en hij moest nog slechts lichamelijk aan sterken. Hij logeerde bij zijn schoon vader buiten, dronk veel melk, werkte maar twee uur per dag, dronk geen wijn en rookte niet. Aan den vooravond van Ilja-dag werd er in huis een nachtelijke mis gelezen. Toen de misdienaar den priester het wierookvat aanreikte, rook het in de oude, holle zaal als op een kerkhof en Kowrin begon zich te vervelen. Hij liep den tuin in. Zonder op de bloesem-weelde te letten, wanFEUILLETON: De zwarte momeik Uit het Russisch van A. TSJECHOW vertaald door A. ROMEIN?VERSCHOOR Met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door George van Raemdonck delde hij den tuin door, ging op een bank zitten, en liep daarna het park door; aan den oever gekomen, klom hij omlaag en bleef dan over het water starend in gedachten staan. De sombere sparren met hun naakte wortels, die hem het vorig jaar hier zoo jong, vroolijk en flink gezien hadden, fluisterden nu niet, doch nachtmis reeds afgeloopen. Jegor Sjemjonytsj en Tanja zaten thee te drinken op de stoepen van het terras. Zij spraken over het een of ander, maar toen zij Kowrin zagen, zwegen zij plotseling en hij maakte uit hun ge zichten op, dat zij over hem gesproken hadden. Ik geloof dat het tijd voor je is, TANJA KEEK HEM BEKOMMERD IN DE OOGEN stonden roerloos en stom alsof zij hem niet herkenden. En inderdaad: zijn hoofd was geschoren, zijn lange mooie haren waren er niet meer, zijn gang was traag, zijn gezicht, bij het vorige jaar vergeleken, gevuld en bleek geworden. Over den vlonder ging hij naar den over-oever. Daar, waar het vorig jaar rogge stond, lag nu in rijen gesneden haver. De zon was al onder en aan den einder vlamde de wijde, roode avondgloed, die voor morgen storm weer voorspelde. Het was stil. Starend in de richting waar zich het vorig jaar voor het eerst de zwarte monnik vertoond had, stond Kowrin zoo twintig minuten lang tot het avondrood te vertroebelen begon. . . . Toen hij eindelijk moe en onbe vredigd naar huis keerde, was de je melk te drinken, zei Tanja tegen haar man. Toch niet. . . . antwoordde hij, zich op de onderste tree zettend. Drink het zelf, ik bedank ervoor. Tanja wisselde een bezorgden blik met haar vader en zei schuldbewust: Je voelt toch zelf, dat die melk goed voor je is. Ja, hél goed ! schamperde Kowrin. Ik feliciteer je: sinds Vrijdag ben ik weer een pond aange komen. Heftig greep hij zijn hoofd in zijn handen en zei triest: waarom, waarom hebben ze mij beter gemaakt ? Broompreparaten, nietsdoen, lauwe baden, toezicht, kinderachtige angst, bij lederen slok, bij iederen stap, dat alles zal mij ten lange leste tot een idioot maken. Ik ben gek geweest, ik had grootheidswaanzin, maar ik was tenminste vroolijk, zelfbewust, ja, gelukkig, ik was interessant en origi neel. Nu ben ik toerekenbaar en solide geworden, maar nu ben ik dan ook zooals allen; een middelmatigheid het leven staat me tegen. ... O, wat zijn jullie wreed tegen me geweest. Ik had hallucinaties, maar wie hin derde ik er mee? Ik vraag jullie: wie hinderde ik er mee ? God mag weten, wat je bezielt! zuchtte Jegor Sjemjonytsj. 't Is werkelijk treurig om aan te liooreii. Luister dan niet naar me. Het gezelschap van menschen en vooral dat van Jegor Sjemjonytsj bracht Kowrin nu al in een vijandige stemming, hij antwoordde hem droog, koud, ja zelfs grof en keek hem nooit anders dan hoonend en hatelijk aan. Jegor Sjemjonytsj raakte daardoor in de war en kuchte schuldbewust, hoewel hij zich in het minst niet schuldig voelde. Tanja, die niet be greep, waardoor hun hartelijke, har monische verhouding zoo plotseling verstoord was, drukte zich tegen haar vader aan en keek hem bekommerd in de oogen: ze wou het begrijpen, maar kon het niet; en voor haar werd slechts n ding duidelijk, dat de verhouding met den dag slechter en slechter werd, dat haar vader den laatsten tijd sterk verouderd was en dat haar man prikkelbaar was ge worden, grillig, twistziek en vervelend. Zij kon niet meer lachen en zmgen, bij de maaltijden at zij niets, ze sliep heele nachten niet, voortdurend in af wachting van iets verschrikkelijks en ze was zoo verslapt, dat ze eens van 's middags tot 's avonds in onmacht lag. Tijdens de nachtmis meende ze gezien te hebben, dat haar vader weende en nu ze met hun drieën op het terras zaten, spande ze zich voort durend in daar niet aan te denken. Wat waren Boeddha en Mo hammed of Shakespeare gelukkig, dat geen dierbare familieleden en doktoren hen van hun extases en geestvervoeringen genazen, zeiKowrin. Wanneer Mohammed voor zijn ze nuwen broomkali had ingenomen, slechts twee uur per dag had gewerkt en melk had gedronken, zou er van dien merkwaardigen man niet meer zijn overgebleven dan van zijn hond. De dokters en de dierbare families zullen tenslotte maken, dat de menschheid afstompt, dat de middelmatig heid genialiteit zal heeten en de be schaving ten gronde gaan. Als ze eens wisten, zei Kowrin droevig, hoe dankbaar ik ze ben ! Hij voelde een hevigen toorn in zich opkomen en om niet te veel te zeggen, stond hij snel op en ging naar binnen. Het was stil en door de open vensters drong uit den tuin de geur van tabaks planten en jalappen binnen. In de holle, donkere zaal lag in groote groene plekken het maanlicht op den grond en op den vleugel. Kowrin dacht terug aan zijn extatische stemming van den vorigen zomer, toen het evenzoo naar jalappen rook en de maan door de vensters scheen. Om de oude stemming weer terug te roepen, ging hij haastig naar zijn kamer, stak een zware sigaar aan en liet den bediende wijn. brengen. Maar van de sigaar kreeg hij een bitteren, afschuwelijken smaak in zijn mond en de wijn scheen niet van hetzelfde aroma als die van verleden jaar. En wat deed de gewoonte toch veel ! Van die ne sigaar en een paar slokken wijn begon zijn hoofd hem te draaien en kreeg hij hartkloppingen, zoodat hij broomkali moest nemen. Voor ze naar bed gingen, zei Tanja tegen hem :?Mijn vader verafgoodt je. Je bent om de een of andere reden boos op hem en dat vermoordt hem. (Wordt vervolge/)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl