De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 9 juli pagina 4

9 juli 1927 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 9 JULI 1927 No. 2614 Dramatische kroniek door TOP NAEFF p'1 T: Pirandello en Carry van Bruggen T NDEBDAAD, mevrouw, iedereen heeft tegenwoordig zijn waarheid", of liever zijn zegje" over alles en nog wat, en wie tegen dezen chocdes . opinions" iemand of iets zou willen verdedigen) loopt gevaar de Don-Quichotte te worden van onzen tijd. Intusschen zou ik Carry van Bruggen niet gaarne -bij iedereen" inlijven een intellectueele, wier knap betoog aan mijn bevattingsvermogen vaak hooge eischen stelt en blijft Pirandello voor mij een schrijversfiguur, welke men desnoods in n greep" kan afmaken, doch die dan altijd nog levend genoeg blijkt voor wie hem niet als geestelijk probleem verlangen uit te buiten, maar trachten te benaderen met het hart. Zoomin als eenig ander groot kunstenaar, be hoeft Pirandello zich illusie te maken alreeds door zijn tijdgenooten te worden verstaan, daar moet minstens een halve eeuw overheen gaan, maar wel meen ik dat bij, zooals hij tot dusver voor den dag, is gekomen, aanspraak mag maken op ons aller eerbied, en op een zekeren schroom, ook van hen, die .niet in zijn diepzinnigheid gelooven". Want in de eerste plaats begeert deze schuchtere gevoelsmensch heelemaal niet, dat we hem, die slechts menschelijk ?wil zijn, voor een philosoof zouden houden, en in de tweede plaats is zijn, ook naar den vorm volstrekt persoonlijk, oeuvre zoo overweldigend snel en veel zijdig ter wereld gekomen, dat zelfs de tijd om daarvan een ietwat omvattende studie te maken door middel van verantwoorde tooneelvertooningen, welke men niet zoo aanstonds als rijpe pruimen van de boomen schudt den meesten vooralsnog ontbroken heeft. Was Carry van Bruggen in de gelegenheid geweest zich in dezen auteur te ver diepen, zij zou in een zijner stukken stellig niet ingevlogen" zijn louter en alleen op den titel, die voor haar de quintessence van het werk inhoudt. Ik geloof, zoover kennen wij Pirandello nu al wel, om in te zien, dat hij, die zichzelf zulk een basis van essentiëele en positieve levenswaarden ver wierf levenswaarheden, zoo men dit woord hand haven wil in zijn sfeer zich bij het scheppen van zijn meesterwerk: Wat is de waarheid?" nog wel een andere taak gesteld zal hebben dan den braven burger raadseltjes op te geven omtrent een pour Ie besoin de la cause" gesteld romantisch geval" in een provincie-stad. Cosi (se vi pare") in het Hollandsen moeilijk vertaalbaar, maar met Wat is de waarheid?" nog wel gered, heeft voor het stuk niet meer beteekenis dan een schouder-ophalen van den auteur, een achteloos wegwuiven met de hand van den door het spel de botsing van tweewerelden: de bewuste en de onbewuste wereld ontstanen kruitdamp, de ons het perspectief zou kunnen belemmeren. Hierin (in dit burgermans-gesol met de waar heid" dus) ligt juist precies Pirandello's fout, de zwakheid van zijn probleemstelling", schrijft mevrouw van Bruggen uit den wetenschappelijken gezichtshoek, waar men zich van dezen inderdaad niet dommen dichter te vlug heeft meester gemaakt, en hem met het huis-étiquet cerebraal" beplakte, lang vóór er een atoom van zijn diep-verborgen gevoeligheid tot de menigte kon zijn doorgedrongen. En het natuurlijk feit, dat hij kind van zijn tijd ook met zijn werk greep in de gedachten-complexen van dien tijd, gedachten-epidemieën, waar van dan de meer algemeene erkenning van het onzekere en relatieve onzer waarnemingen en conclusies een der populairste is, heeft hem in de oogen der geleerde wereld tot een apostel dezer theorieën, en een zwakken want artistieken concurrenfrvan den bovenmeester Einstein gemaakt. Om aan te toonen waar al deze theoretische schoenen wringen.vertelt Carry van Bruggen dan nog eens het Sherlock-Holmes-verzinsel omtrent de jonge mevrouw Ponza, wier identiteit na drie bedrijven nog niet vast staat, en meent in vollen ernst, dat we daarmede toch wel mijlen ver van elk waarheids-probleem verwijderd zijn ge raakt" (goddank !) om met beide beenen middenin de emotionaliteit te blijven". Ik zou zeggen: wat kan men van een kunstenaar meer verlangen dan dat hij ons met beide beenen en met huid en haar in de emotionaliteit plaatst! Ze zijn zeldzaam, die dit vermogen, en als dit dan Pirandello's doel was, dan heiligt het ongetwijfeld de middelen: de duistere geschiedenis omtrent mevrouw Ponza, EAU Tekst en teekening voor de Groene Amsterdammer" door J. G. Sinia Nog eene herinnering van Bali, de waarschijnlijk nog niet geheel en al afgewerkte ingang tot een tempel met links de ingang tot een djro", het erf van een Hoofd, waarvoor op offernissen de afschuwelijk grijnzende gestalten van een tweetal raksasa's", volgelingen van de booze goden Kala en zijne vrouw Doerga f welk waardig echtpaar men, ter voorkoming van allerlei mogelijke onheilen, steeds door offeranden gunstigs tracht te stemmen ! en het concours der nieuwsgierigen. Want alleen langs die bewogen wegen kon hij ons voeren tot de hoogere regionen van het menschelijk bewustzijn, waar het geheim der persoonlijkheid boven al geëerbiedigd wordt en de ziel, in veiligheid, zich van haar zwaarsten last: de belangstelling" der onbewusten en ongelijken, bevrijden kan. Daarvoor toonde hij den, met alle theatrale middelen geboeiden en gebonden toeschouwer, drie bedrijven lang den weerzinwekkenden chaos de menigte in blinde jacht naar haar incidenteele en sensationeele waarheden", ten koste van het individu, dat zijn waarheid (exclusief van hem allén) daartegen te beschermen heeft, met het schild van zijn zelf bewust en besloten hart. Naar deze regionen wijst, het geheele werk door, de hand van Pirandello's plaatsvervanger Laudisi door mevrouw van Bruggen afdoende: ,,een scepticus" genoemd die zich niet prijs geeft en met rustigen spot zich tegen alle anderen" te verweren weet. En uit deze regionen daalt aan het slot de gesluierde mevrouw Ponza voor n oogenblik af, niet om te voldoen aan wat ,.de menschen" van haar willen, maar om te doen, wat het recht is van den mensch": te zwijgen, waar zij zwijgen wil. Wat komt het er op aan wat die vrouw, borg staande voor de heiligheid van een intiem leed daar in de weinige woorden, die zij kwijt wil, zegt? Zij encanailleert zich niet, en dat is al. Slechts de hoffelijkheid de hoffelijkheid, die ook Goethe's schild was doet haar het woord van veront schuldiging spreken, waarmede het stuk sluit, en haar het eenige verzachtende middel noemen, dat het leven in den dagelijkschen omgang voor onze wonden biedt: het medelijden, op een basis van stilzwijgende verstandhouding. Wendt u af, zegt ze, gij, die in uw hart geen equivalent draagt onzer beproevingen, en met uw lompe meewarigheid ver geefs wroet naar een schijn van onze waarheid; het hoogste, dat van u gevraagd wordt, is dat ge het leed van den naaste: ontziet. Aldus spreekt het humanisme van Pirandello uit zijn werken, door het theatraal omhulsel heen. Een humanisme, dat in zoover weer nieuwjschijiit, om dat het zich afkeert van de in de laatste jaren gangbare verbroederings-idealen, en in de plaats van de omhelsde schare", weder den enkelen naaste" stelt, het humanisme van den aristocratischen geest. En waarom zouden wij ook daar voor niet weer eens open willen staa.n en ontkennen , dat ook deze liefdeleer eenige immanente waar heden" in zich draagt, waarvan Pirandello een fier en krachtig belijder is? Ook deze kunst, aan het einde van een collectief tijdperk, zal zich datee ren" en waarschijnlijk eerst voor een volgend geslacht overzichtelijk en peilbaar zijn. Wat het publiek van dit oogenblik ervan meeneemt, een publiek, dat in een gansch tegengestelde richting werd geleid komt mij nauwelijks van belang voor. Ik geloof ook niet, dat zelfs een zoo monumentaal gebouwd en strak gespannen tooneel-werk als Wat is de waarheid", er bij het groote publiek ingaat als een borrel bij een bidder", omdat de burgerij bij dit pijnlijk schouwspel zich in het gelijkgesteld" zou voelen. Naast wrevel om teleurgestelde nieuwsgierigheid, heb ik bij de vertooning hier en daar het tegenovergestelde waargenomen: een zekere onbestemde schaamte. Maar spijtig zou het in elk geval zijn wanneer een begaafde vrouw als Carry van Bruggen, louter om eens een geleerd praatje over het waarheidsprobleem" te houden, en zonder tot het hart van het werk te zijn doorge drongen, het publiek voorging in oppervlakkige beschouwing, en een tooneelschrijver, wien onze collegiale eerbied toekomt, achteloos ter zijde bleef schuiven. Met een dooddoener als: Persoonlijk geloof ik niet in Pirandello", loopt een schrijfster van haa.r invloed ten nadeele van hen die ontvankelijk zouden willen zijn den tijd vooruit, en schaadt het theater, dat waarlijk niet aan een teveel aan mo derne auteurs van dit gehalte lijdt ! Voor het overige is haar neen" natuurlijk zoo goed als mijn ja" en glimlach ik bij dit bescheiden pleidooi mijnerzijds noch wetenschappelijk", noch hau tain", maar voorzichtig en betrekkelijk, gelijk het een Pirandello-discipel past.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl