Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 JULI 1927
15
Op den Economischen Uitkijk
Vereenigieg of conferentie ?
door Jhr. Mr. H. SMISSAERT
T S men met de voorbereiding van internationale
arbeidswetgeving niet op een verkeerden weg
geraakt ? De wensch van vele regeeringen, de uit
breiding van arbeidswetgeving afhankelijk te
stellen van de vraag of ook de buurman daartoe
tegelijkertijd en in gelijke mate bereid zou zijn,
openbaarde zich zoodra men begon in te zien, dat
een eenzijdig voorgaan op dien weg hem, die
daartoe besloot, tegenover de anderen bracht in
eene ongunstige positie. En tot dat inzicht was men
bijv. in Duitschland, dat inderdaad voorgegaan
?was, -reeds zeer spoedig gekomen: ik moge eraan
herinneren, dat reeds in den tijd, toen von
Posadowski Beichsminister des Innern" was, door
hem toevoeging van nieuwe groepen aan den
soci*len-verzekeringsplicht werd afgewezen met het
?argument dat Duitschland zich grootelijks zou
benadeelen, wanneer het voortging steeds zwaar
dere sociale lasten te leggen op zijn nijverheid,
terwjjl' andere staten dit nalieten; de
,?Concurrenzlahigkeit" der Duitschers mocht door nog weer
drukkender belasting uit dezen hoofde niet nog
meer worden belemmerd.
Die wensch naar gelijktijdige en gelijkmatige
uitbreiding leidde vanzelf tot gemeen overleg
daaromtrent tusschen verschillende staten. Na
?voorafgaande pogingen is men in 1900 tot eene
organisatie voor zoodanig overleg gekomen door
de stichting van de Internationale Vereeniging
?voor Arbeidersbescherming, waarvan in vele
landen (ook in het onze) eene afdeeling werd
opgericht. Op de congressen, die van deze
vereeniging uitgingen en die gehouden werden
?wanneer, na voldoende voorbereiding van weer
een nieuwe of verdere ontwikkeling van een
reeds aan de orde zijnde aangelegenheid, de
gedachtenwisseling daarover vruchtbaar beloofde
te zijn, kwamen dan van enkele landen (waaronder
Nederland) de ambtelijke en van vele de
niet-ambtelijke vertegenwwordigers bijeen om zich onderling
te verstaan over de vraag, of men een stap verder
zou kunnen komen.
Men kan van deze vereeniging zeggen dat zij,
totdat de oorlog aan hare werkzaamheid een einde
maakte, gunstige uitkomsten heeft bereikt, niet
in dezen zin, dat zij belangrijke uitbreiding van de
sociale wetgeving in Europa heeft tot stand ge
bracht (twee gewichtige besluiten bleven op rati
ficatie wachten), maar een gunstige uitkomst mag
heeten, dat zij de sfeer wist te scheppen en te
bewaren, waarin alleen waarlijk vruchtbaar overleg
mogelijk is, zoodat de vruchten dan ook niet
?uitbleven. Dat zoodanige sfeer voor dit werk
onmisbaar is, begrijpt ieder, die beseft, welke
moeilijkheden aan dit werk zijn verbonden. Men
komt bijeen om te overwegen of men gezamenlijk
tot nieuwe beschermende bepalingen zou kunnen
geraken, bepalingen, waarvan het effect in het
eeine land zeer zal verschillen van dat in een ander
land. Men weet vooruit, dat ernstige bedenkingen
zullen worden geopperd; zij, die ze aanhooren,
moeten het gewicht daarvan willen erkennen, zal
niet de bezwaarde partij zich terugtrekken;
doch men moet wegen zoeken, waarlangs de aange
voerde bezwaren kunnen worden opgelost en tot
dat zoeken moet ook hij, die de bezwaren te berde
bracht, bereid zijn. Noodig is dus een geest van
onderling vertrouwen, van wederzijdsche waar
deering, van verzoening, een zucht tot overweging,
onderzoek en beraad sine ira et studio". Zulk
«en geest kan heersenen in een liefst kleinen kring
van wetenschappelijk hoogstaande mannen.
In dezen geest werkte de Internationale
Ver«eniging en zoodanig was de sfeer, waarin haar
congressen werden gehouden.
Opzettelijk schets ik dit ietwat uitvoerig om de
tegenstelling te doen zien tusschen de wijze, waarop
in deze vereeniging de arbeid werd voorbereid en
tot stand gebracht en de gansch andere wijze
waarop thans de Internationale Arbeidsconferenties
dit werk heeft aangepakt.
Hoe, waardoor is deze ingrijpende wijziging ont
staan en wat verklaart den voet, waarop tegen
woordig deze internationale overleggingen zijn
geregeld? Het antwoord is bekend: deze regeling
is de vrucht van het Vredesverdrag; bij de vast
stelling daarvan was van arbeiderszijde de wensch
naar voren gebracht, dat jaarlijks een internatio
nale arbeidsconferentie zou bijeenkomen; over
eenkomstig dien wensch is in dit verdrag de
organisatie ook van het secretariaat (het Inter
nationaal Arbeidsbureau) neergelegd. Belangstellen
den in deze geschiedenis moge ik verwijzen naar
het artikel over De Internationale Arbeidsor
ganisatie" van den heer H. S. M. van Wickevoort
Crommelin in het Haagsche Maandblad van l Juli 1.1.
Uit den opzet was reeds te voorspellen, dat de
werkwijze van dit instituut zeer aanmerkelijk
van die der vroegere vereeniging zou verschillen.
Van elk aan de jaarlijksche conferentie deel
nemend land, verschijnen twee
regeeringsvertegenwoordigers ter vergadering met n vertegen
woordiger der werkgevers en n der arbeiders;
deze afgevaardigden worden door deskundigen
bijgestaan.
Wat inzonderheid deze conferentie in
ongunstigen zin onderscheidt van de vroegere vereeniging
is dit: dat zij geene of nauwelijks eenige waarde
schijnt toe te kennen aan het aanhooren en over
wegen van bedenkingen, het streven naar over
brugging van verschillen, verzoenend optreden,
maar er op uit schijnt te zijn forsche besluiten te
nemen, weliswaar besluiten", die voor de aange
slotene landen eerst bindend zijn als zij ze geratifi
ceerd hebben. Die zucht naar een stevigen stap
vooruit, in eens, zonder gezette beschouwing van
de aannemelijkheid, dus van de mogelijkheid
der practische doorvoering, openbaarde zich reeds
aanstonds op de eerste conferentie, te Washington,
waar, gelijk men weet, de acht-urige arbeidsdag
werd vastgesteld. Maar men weet ook, hoezeer het
tobben blijft met de ratificatie, waarover na
zeven jaar, thans, in Genève, nog weer zooveel is
te doen geweest. Is het niet duidelijk, dat zich
hier wreekt de fout der werkwijze, die gericht is
op het doen klinken van de groote leuze, maar geen
waarborgen vooraf voor de verwezenlijking schept ?
En nu dit jaar 1927, Genève !
Het is waarlijk niet noodig, dat ik den aard
dezer bijeenkomst in den breede weergeef; ik kan
volstaan met een beroep op het geheugen van allen
die de persverslagen hebben gelezen, waarin de
belangrijkste ..handelingen" dezer conferentie
werden medegedeeld. Men zal zich herinneren, dat,
voor en aleer de te Genève vergaderden aan beschou
wingen over de eigenlijke agenda-punten toegeko
men waren, vijftig sprekers het woord hadden
gevoerd over het jaarverslag van den secretaris,
Albert Thomas, die natuurlijk ook heel wat tijd
noodig had om van repliek te dienen. Uit dit enkele
feit reeds kan men nagaan, hoeveel hoofden"
en hoeveel zinnen" hier bijeen waren, hoe zwaar
en breed de bouw is dezer organisatie voor inter
nationaal overleg. De gedachtenwisseling over
den tragen voortgang der ratificatie van de
Washingtonsche besluiten stipte ik hierboven
reede aan. Zeker zal men zich ook herinneren in
welke belangrijke mate de aanwezigen zich bezig
hielden met de politieke zijde der arbeiders-orga
nisaties: communisten, socialisten, fascisten. . . .
Een punt van gewicht was het vraagstuk der
ziekteverzekering; bij de beraadslaging daarover
werd, begrijpelijkerwijze gewezen, op de merkwaar
dige ontplooiing van vrijwillige ziekteverzekering
in de Scandinavische landen en ook in Zwitserland,
maar de meerderheid nam deze feiten voor kennis
geving aan; zij was erop uit de verplichte ziekte
verzekering als het eenig-behoorlijke stelsel voor
te schrijven en nam dan ook een daartoe strekkend
besluit. Zoozeer was de geest van verzoening ge
weken uit deze vergadering, welke voorts oordeelde
dat het binnen den kring van hare bevoegdheid lag
de wenschelijkheid vast te stellen, dat Sacco en
Vanzetti werden vrijgelaten. . ..
Is dit weinige hiergenoemde niet reeds voldoende
om te doen uitkomen wat, gelijk ik zeide, deze
conferenties in ongunstigen zin onderscheidt van de
vroegere congressen der Vereeniging ?
Beurs-spiegel
Donderdag, 21 Juli.
T~\ E locale fondsenmarkt bood in de afgeloopen
weekperiode wederom een lusteloozen aan
blik; hoewel over het algemeen de stemming niet
ongunstig was te noemen waren de bereikte om
zetten zeer gering. Daarmede sluit onze beurs
zich overigens aan bij de meeste buitenlandsche
beurzen, die ook van uitermate weinig levendig
heid getuigen. Slechts te New-York laat men zich
door het seizoen weinig beïnvloeden, terwijl in
sommige favoriet-waarden (motor- en
spoorwegaandeelen) aldaar vrij omvangrijken handel plaats
vond.
De prolongatiemarkt ten onzent kon niet ont
komen aan den invloed van de vorenomschreven
beurstechnische positie, en vertoonde noteeringen
om en nabij 3 pCt., een sedert maanden
niet-bereikte rentevoet. Ware het niet dat de nieuwe
emissies nog eenige geldvraag uitlokten, dan zou
men waarschijnlijk van nog lager geldprijzen ge
tuigen zijn.
Dat zelf in de zomermaanden de discontovoet
op de open markt zich weet te handhaven nagenoeg
op het niveavi van de bankrente geeft wel een
blijk van de krappe positie op deze afdeeling van
de geldmarkt. Het heeft dan ook allen schijn dat
men voorloopig geen lagere
particulier-discontonoteering tegemoet kan zien. Blijft de positie van
den gulden zooals zij thans sedert eenigen tijd is
geweest, dan is echter evenmin een verhooging
van de disconto-rente waarschijnlijk, omdat de
Nederlandsche Bank wel geen aanleiding zal
vinden, over te gaan tot verhooging van haar tarief
* *
*
Men schijnt te Berlijn nog steeds zich niet te
kunnen ontworstelen, aan de moeilijkheden die de
verhoudingen op de geldmarkt bieden. Bij tijd
en wijle stelt het koersniveau zich eenige dagen een
paar procent hooger als toevallig een aantal
kooporders tegelijk aan de markt komen neiging
tot afgeven bestaat weinig, zoodat geringe vraag
reeds de koersen relatief beduidend in de hoogte
voert doch reeds spoedig treedt opnieuw een
reactie in. Het is begrijpelijk dat geldnoteeringen
van 8 tot 9 pCt., gevoegd bij het feit dat de
Lombard"-voorschotten van de Kijksbank op de jongste
positiestaat dezer instelling een belangrijke stijging
te zien geven, niet in staat zijn om het
beurspubliek gerust te stellen. Men weet te goed dat de
leider der Bijksbank uiterst weinig gesteld is op
groote geldvraag. door de beurs, die uiteindelijk
gevoed moet worden door de centrale bank, en
dat hij voor krasse maatregelen niet terugdeinst
indien hij die noodig oordeelt.
* *
*
Steeds meer is in Frankrijk verzet gerezen tegen
de wet van 3 April 1918, waarbij iedere export van
kapitaal werd verboden. Beeds in het begin van
dit jaar, toen de franc zich had hersteld van de
scherpe reactie van den vorigen zomer, is de
Fransche Begeering tendeele aan den wensch van
banken en publiek tegemoetgekomen door te
bepalen dat buitenlandsche saldi voortgesproten
. uit realisatie van vreemde beleggingen opnieuw
mochten worden aangewend voor herbelegging in
het buitenland, mits zulks binnen een zekeren
tijd plaats vond. \
Inmiddels hebben de nadeelige gevolgen van het
voortbestaan van deze wet in een tijd waarin aan
derzelver bepalingen in het geheel geen behoefte
meer bestaan, zich nog meer doen gevoelen.
Zoowel de geld- als de kapitaalmarkt dragen den
stempel van de Zwangswirtschaft". Een dis
contovoet van 2 pCt. is zelfs voor Hollandsche
begrippen thans ongehoord laag. Is wellicht ook
eigenbelang voor de Fransche regeering een stimu
lans, om een definitieve regeling nog uit te stellen
tot nadat de nieuwe 6 pCt. stabilisatieleening,
waarop tot 23 Juli de inschrijving openstond, is
geplaatst ?
Hoe dit zij, de concessies die bij het laatste
rondschrijven, door den minister van Financiën
een dezer dagen aan de banken toegezonden,
werden gedaan, zijn van zoo ondergeschikte
beteekenis dat het systeem van de gewraakte wet
daardoor nauwelijks wordt aangetast. De nieuwe
vrijstellingen hebben in hoofdzaak betrekking op
deviezen-handel, die ten gerieve van handel en
nijverheid binnen minder enge grenzen zal worden
gehouden. De kapitaalexport in den juisten zin
des woords wordt door de novelle nauwelijks
bestreken.
C. K.