Historisch Archief 1877-1940
16
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 JULI 1927
No. 2616
WELEER EN NOU
door en met teekeningen van CORNELIS VETH
Thuis van zijn werk begon voor hem het rusten.
Het eten klaar (en enkel wat hij lustte).
Dan nog een half uur aan de kinderen gewijd;
Het vatenwasschen deed de keukenmeid
Dan zat hij rustig op de canapee
En vrouwlief bracht hem daar zijn kopje thee.
De echtgenoot
yu vangt voor hem thuis pas de drukte aan.
Want zij moet aldoor In de keuken staan.
Man, schep je kolen, dek meieen maar vast,
(Als je maar tusschendoor je handen n'asrht)
Zet thee, pas op 't kind, en ais 't nog gaat
Zie dat je eventjes den hond uit laat.
De Liquiditeit der Baokee
*,
H
8.
L
\
l
door C. A. KLAASSE
T~\ AT tusschen de circulatiebank van
een land en de particuliere
credietbanken aldaar een zekere band bestaat
is in het geheel geen bijzonderheid.
De functie van de eerstgenoemde toch
is van oudsher geweest het steunen
van de credietbanken bij de uitoefe
ning van hun bedrijf. Voor die
steunverleening nu moeten regelen worden
gesteld, bijv. ten aanzien van de
criteria voor princjpieele
discontabiliteit van wissels, voor beleenbaarheid
van .effecten e.d. Een band bestaat
uit dien hoofde dus steeds, doch de
aard der verhouding is in onderschei
den landen sterk uiteenloopend.
In Duitschland is deze steeds een
zeer innige geweest. De
Stempelverein de Berlijnsche
bankiersvereeniging en het
Rijksbankdirectorium houden voortdurend voeling
niet elkaar, en plegen overleg omtrent
maatregelen die de positie van de geld-,
kapitaal- of deviezenmarkt nood
zakelijk maken. Dat het overleg niet
steeds leidde tot resultaten die dev
banken welgevallig waren werd on
langs gedemonstreerd, toen in Mei j.l.
Schacht aanleiding vond den eisch te
stellen, dat binnen korten tijd de
reportvoorschotten, door de bankefi
aan de beurs verstrekt met 25
50 pCt. moesten worden verminderd,
indien zij voor de toekomst niet ver
stoken wilden blijven van de
steunverleening door de centrale bank
zonder welke een bankstelsel niet wel
denkbaar is. In vakkringen heeft deze
maatregel veel stof doen opwaaien,
n scherp: critiek uitgelokt.
De Rijksbankpresident heeft zich
daardoor echter niet iac^n afschrikken,
en is met een nieuwen eisch op het
tapijt gekomen, een eisch, die o.m. ook
aanleiding vormde tot de bovenver
melde beurseredwtrestrictie, doch wel
ke toen schuil ging onder het motief
van inperking der overdreven specu
latie. Schacht meent n ml. van de
banken te moeten verlangen dat zij
hunne reserve kas- en banksaldi
deze laatste zijn saldi bij de Rijksbank
moeten brengen in een meer op
portune verhouding tot het cijfer der
verplichtingen. Hij noemt daarvoor
het percentage van 10. dat niet minder
dan 7 punten hooger ligt, dan hetwelk
resulteert uit een calculatie der liquide
dekking op basis der balanscijfers per
31 December j.l. De huidige president
refereert daarbij aan zijn voorganger
Havenstein, die ten deze soortgelijke
desiderata had kenbaar gemaakt, en
wiens streven als
liquiditeits-politiek" werd bestempeld. Inderdaad
voerde hij, evenals thans Schacht,
als motief voor zijn eisch aan: het
verhoogen van der banken liquiditeit.
Waar deze quaestie van bankpolitiek
niet een specifiek Duitsch probleem,
doch veleer van universeel belang is.
komt het mij interessant voor in het
kort eens ha te gaan wat de beteekenis
van het doorvoeren van opgemelden
eisch zou kunnen zijn. Vraagt men
zich af, of inderdaad de liquiditeit
der banken, daardoor verhoogd zou
worden, dan zal men zich eerst moeten
realiseeren, wat men onder liquiditeit
verstaat; men kent toch meerdere
begrippen, die alle niet dien naam wor
den bestempeld. Het meest voor de
hand liggende is wel dit: liquiditeit
is bij een bank aanwezig indien zij kan
voldoen aan opvraging van haar de
posito's tot ieder bedrag. Kan nu
vergrooting van het kassaldo daarbij
van dienst zijn? Indien het kassaldo
permanent eenzelfde percentage der
verplichtingen zou moeten bedragen,
kan het hier natuurlijk geen uitkomst
schaffen. Het eenige middel om aan
zulke opvragingen het hoofd te bieden
is dan de beleggingen aldus te kiezen,
dat deze ten allen tijde te gelde
kunnen worden gemaakt, door de
zelve onder te brengen op de open
markt prima disconto's of effec
tenvoorschot dan wel bij de cen
trale bank, te welken einde de activa
bij deze instelling verkoopbaar of
beleenbaar moeten zijn.
Men kan onder liquiditeit ook
verstaan, de capaciteit van het ijeheele
bankstelsel om aan opvraging van
opeischbare verplichtingen van alle ban
ken te voldoen.
Opvragingen bij alle banken tegelijk
doen zich voor bij maand- en
kwartaals-ultimo, en in crisistijden. Voor
het laatste geval spreekt het wel van
zelf dat elk kassaldo, hoe groot ook,
te klein zal blijken, en dat slechts de
centrale bank door in ruime mate
afgeven van chartaal geld aan elke
bank, die behoorlijke zekerheid kan
verstrekken, dan hulp kan bieden.
Voor Zoover ultimo-opvragingen be
treft, zou inderdaad een vergrooting
van kas- en banksaldo tot gevolg
kunnen hebben, dat niet of in mindere
mate bij wege van herdisconto of
herbeleening een beroep op de cen
trale bank behoefde te worden gedaan,
\ndien althans dat saldo niet perma
nent behoefde te zijn, doch in zulke
abnormale dagen een lagere ratio
mocht aanwijzen. Doch men
vergeteniet dat, om het bedoelde grootere
saldo te verkrijgen reeds eerder
debanken een deel hunner portefeuille
bij de circulatiebank zouden hebben
moeten onderbrengen. Het resultaat
zou dus niet anders zijn, dan dat een
tijdelijk beroep op de Rijksbank
zouveranderen in een blijvend beroep,
waardoor de positie van deze
laatstetoch zeker niet verlicht zou worden.
Ten slotte kent men nog het begrip
maatschappelijke liquiditeit; een li
quiditeit die volgens vele theoretici als
imperatieve eisch gesteld zou moeten
worden voor het geheele
credietbankwezen. Dit begrip houdt in,.
dat de credieten door den aard van
hunne aanwending na eenigen tijd
automatisch kunnen worden afgelost
uit de opbrengst der besteding. Doch
ook dit doel wordt natuurlijk door
verhooging der liquide dekking aller
minst bereikt.
Wat kan dan wel het resultaat 7,ijn
van de door Schacht beoogde wijziging
in de kaspositie van de banken l' Voor
dezelven blijven dan slechts twee
alternatieven over: of inkrimping
harer credieten tot een peil. waarbij de
dekking wel het vereischte
percentagebereikt dit beteekent deflatie met
den aankleve van dien óf ver
hooging der kas- of Rijksbanksaldi
door herdisconto of herbeleening bij
de centrale bank (boven reeds aan
gehaald) waardoor de winsten der
particuliere banken evenveel zullen
verminderen als die der Rijksbank
stijgen. Booze tongen hebben dan ook
reeds gezinspeeld op den drang van
de Rijksbank om hare winsten op
tevoeren ten koste van het particuliere
bankwezen.