De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 23 juli pagina 18

23 juli 1927 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 JULI 1927 No. 2616 Radio-Rubriek Mijn radio-redevoeriei Eene obsessie van MELIS STOKE ! l "p EN paar weken geleden heb ik '^~' voor het eerst van mijn leven een radio-redevoering gehouden. Wat ik gezegd heb, komt er minder op aan. Misschien hebt U wel zelf een ontvang toestel, en dan hebt U het zelf gehoord. Uu als U het niet gehoord hebt, dan zal ik U niet, door een beknopt resum van mijn fonkelende voordracht te geven, de gelegenheid openen om bij ingezonden schrijven aan de redactie van dit weekblad de goedkoope hate lijkheid te lanceeren dat het blijkbaar xaaar gezwam in de aether-Buimte" geweest is. Maar?len dit is belangrijker aangezien het U, en in het algemeen eiken Nederlander boven het hoofd nangt om morgen door een van onze tallooze omroepvereenigiugen naar liet draadlooze podium gesleept te -worden, om te spreken 't zij over de -vooruitzichten van de binnenscheep vaart of de bescherming van alleenreizende vrouwen en meisjes, of de bekamping der snotziekte bij onze kanarievogels, omdat, zeg ik, U morgen een radioredenaar zult moeten worden, zoo ge TJ tenminste niet de reputatie op den hals wilt halen van een wereldvreemden zonderling te zijn, wil ik TJ iets mededeelen van de ervaringen die TJ te wachten staan. Toen ik het gebouw bereikt had,waar de speech zou moeten worden afge stoken, zag ik daar vele gesloten deuren. Achter een dier deuren klonk zachte Tsiganenmuziek. Deze opende ik dus.. Hoewel de deur niet voorzien was van een pneumatische sluitinrichting, veerde die, nauwelijks half door mij geopend, met zooveel kracht terug, dat ik mij alleen door een haastigen sprong achterwaarts in veiligheid kon brengen. Daar binnen zwijmelde de lunchruuziek voort. Voor mijn oogen zweef de, met veelkleurige starren bezaaid, het visioen van acht ongeschoren Tsiganen in karakterlooze colbertcostuums. Ik opende een tweede deur, waar achter een gedempt geroezemoes van stemmen klonk. En ontwaarde een ontzettend gedrang van grootendeels buitengewoon gezette mannen. Wij zijn" aldus verklaarde fluisterend hun natuurlijke leider, de dikste umi. een dubbel mannenquartet en treden straks op " Br waren er echter minstens zeven tien, zoo op het eerste gezicht. Toen opende ik een derde deur. Daarachter zat slechts n meneer die blijkbaar probeerde, in zijn eentje, doch met behulp van een ontzetten de verwarring van draden en kabels, een soortLaocoön-groep voor te stellen. Hij zeide: ssssssst". Het was de controleur. Tenslotte ontmoette ik in de gang van dit spookhuis een vriendelijk omroepsbestuurslid dat mij medenam naar zijn kamer. Hij at daar twee broodjes met ham, bespoeld met kwast. Maar dat vertelde de omroeper ?er niet bij; als ihij zwijmelende Tsiganer-mnchnummeTs aankondigde. Het is" zeide mijn gastheer tusschen zijn eerste en tweede ka detje heerlijk weer. De meeste menschen zullen wel zijn uitgegaan". Misschien" stotterde ik hoopvol ,.regent het in Groningen of Zee land". Een belletje en gestommel in de gang kondigde het slot van het lunchconcerfc-programma aan, en men ver zocht mij de radio-aula binnen te treden. Ik waadde tot aan de knieo'n door Perzische tapijten naar het midden van een zeer ruim vertrek. In dat midden stond een soort koperen muziekstandaard j e met een vierkant plaatje, zoo groot als een kinderhandje, er op. Ik ging tegenover het muziek standaard j e staan en trok mijn das recht. De toespraak begon, naar ik mij herinnerde.jrecht origineel en pakkend, nml. met den aanhef: Dames en Heeren". Daarna kuchte ik en zeide: ,,Daa." Een jongmensch schoot op mij af. Pardon, mijnheer", zeide hij makmesevenvoorstellen, ik ben de omroeper. TJ bent nog niet aangeslo ten." Het visioen van een tienduizendhoofdig internationaal gehoor dat reeds aan mijn lippen hing, verdween, en ik deed een schrede terug. De omroeper draaide daarop aan een knop, sloop naar het muziekstandaardje en stelde mij in de meest streelende bewoordingen voor aan dit meubel, een twaalftal stoelen en een ledige boekenkast die in den hoek stond. Daarop noodigde hij mij met een gebaar uit,zijn plaats in te nemen. WTij bogen, met eenige plichtplegingen, zwijgend in het geheel ledige vertrek tegen elkander en ik zeide weer: Dames en Heeren"... . Ik hield mijne redevoering, maar en nu komt het voor U als a.s. radio redenaar zoo belangrijke gedeelte van deze mémoires, het was niet prettig. Terwijl ik het muziekstandaardje op de meest overredende, overtuigende. enthousiasmeerende wijze trachtte te bepraten, schoten tallooze bonte, ver warde en verwarrende {voorstellingen door mijne verbeelding. Ik zag mijn vrouw thuis, gapend voor den loudspeaker zitten. Ze had de toespraak en alle daarin vervatte onverwachte zetten" en geheel on voorbereide grapjes al eens gehoord en vond mij stellig vervelend. Bij het. meest spannende gedeelte had ik het absolute gevoel dat ze iets zeide van hij denkt weer dat hij aardig is", den stop uit het contact trok en een boek nam. . . . Bij eene als lyrisch, althans ge voelig" bedoelde passage, zag ik met absolute duidelijkheid mijn kleer maker, lui in een stoel uitgestrekt en zonder boordje, smalend lachen. Op een moment, dat ik mij trachtte op te zweepen tot een innig beroep op mijn gehoor, staarden mij opeens de koele grijze oogen van een behuwdneef aan, en zijn ietwat vies j es opgetrokken neus scheen te zeggen: wat stelt ie zich weer an". Drie heeren, die mij veel onnoodige last bezorgen in zaken, zag ik plotse ling met de koppen bij elkander heele passages stenografeeren. Daarna zag ik plotseling een heele kamer vol converseerende visite. Een meneer, die hevig had gedis cussieerd met den gastheer, keek opeens naar den loudspeaker en vroeg: ..wa's da-voor-'n-vent, dien zij-daarhebbe-voorgezet ?".... een paar da mes klaagden: wat schreeuwt-ie. . . . je kunt je eigen woorden hier niet verstaan....", en een snibbig jongmeisje snerpte: hèjassis, die ver velende vent. ... 'k wou dat ze weer steppe-ginge-spele. ..." Ergens in een bibliotheekvertrek brulde ik aan het oor van een. snurkenden ouden heer. Mijn stem brulde akelig, als een misthoorn over het terrasje van een uitspanning bij Driebergen, waar de menschen op Zondagmiddag advocaatjes drinken en de kinderen afsnauwen. Twee oude dames vielen me telkens in de rede door elkaar zenuwachtig toe te fluisteren: h wat.... wat zegt ie.... wat zegt ie ....wat spreekt-ie onduidelijk..."" In een nauwe kamer, waar het vol tabaks- en eau de cologne-geur was, zeiden ze hard-op onder mijne rede voering dat ze vél liever Louis Davids gehad-hadde.... En een oom en tante in Zwolle, die me heelemaal niet mogen, hoewel ze altijd zuurzoet doen, zeiden, midden onder de redevoering opstaand, tegen elkaar: Laten we uitgaan.. . 't is nog altijd dezelfde kwast". Naarmate de redevoering vorderde zag ik de ledige aula nog verder leeg stroomen. Straks krijgen we een dubbelmannen-kwartet", troostte een meneer zijn kinderen, die lastig begonnen te worden en ongeduldig naar het slot begonnen te hunkeren. Ik begon sneller te praten, en op dat moment sloop iemand de aula binnen en fluisterde in mijn oor dat zooeven een oude dame had opgebeld om te zeggen dat het veel te hard ging en dat ze het niet kon volgen, en dat het een schande was. Eindelijk was het uit en ik zweeg onder een doodelijke stilte. Er klonk een belletje en het dubbele mannenkwartet stroomde de wachtkamer uit en de aula binnen. Ze kuchten en stemden allemaal, iemand sloeg een paar accoorden aan op een piano.... en een minuut later liep ik, redenaaraf, op straat. Het was stampvol Zondagsche wan delaars. . . . voller dan ooit, leek het mij.... Ze waren de straat opgevlucht. Voor mij.... Ik liep een sigarenwinkel in. De winkelier kwam uit de achterkamer, waar juist het dubbele mannenkwartet geweldig inzette.... ,. Eh. . . .m'neeérrrr !?" inviteerde de handelaar. Ik deed, met opzettelijk veranderd stemgeluid, mijne bestelling. . . . Hij moest eens weten. Het mannenkwartet daverde uit de achterkamer. En terwijl hij neuriënd het geld afhield, zeide hij: ,,. ..mooie uitvinding, meneer; ten minste muziek.... als ze me maar niet met van die zwamneuze aankomen.... daarnet hadde-we-d'r-nog-zoo-een. ." ..Goeoeie-middag". . . . zei ik. jovi aal, haastig vertrekkende. . . . MIJN FILM "7 OOALS een advocaat er is om te pleiten, een tandarts om tanden te repareeren, een ijscomaimetje om ijs te verkoopen en een bezem om er mee te vegen, zoo is een soldaat er om te vechten. Daartoe wordt hij opge leid. Wanneer men hem vroeg om te pleiten, te vegen of ijswafeltjes te verkoopen, zou hij gerechtigd zijn op zijn stand te wijzen en te weigeren. Want alles is geregeld en afgeperkt in deze geordende wereld, behalve dan dat men den tandarts en het ijscomannetje kan dwingen te vechten, hetwelk een tegenstrijdigheid zou beteekenen, wanneer men niet bij die gelegenheid tandarts en IJscomannetje soldaat zou noemen, na hen vooraf min of meer tot vechten te hebben opgeleid. Op zich zelf behoort daar niet veel toe. ledere psychopaath die een geweer kan hanteeren is bij machte het levenslicht te ontnemen aan een physiek- voortreffelijk getrainden worstelaar of aan een profes sor in de oude talen. Dat neemt niet weg, dat een soldaat een soldaat is en dat hij er is om te vechten. Hij mag geen achturigen werkdag hebben zelfs in het geheel geen werk, maar er wordt van hem verwacht dat hij vechten zal, zoodra er te vechten valt en dan desnoods met over-uren. Alle soldaten bij elkander heeten leger". Een leger heeft tot taak te vechten, hetwelk afgeleid kan worden uit de individueele taak van alle advocaten, ijscomannetjes en tand artsen, te vechten, zoodra men hen belieft soldaat te noemen en zoodra er werk aan den winkel is. Wanneer men vechten niet bevorderlijk acht aan het menschengeluk, dan volgt daar weer uit dat men moeielijk aan een leger kan opdragen het menschengeluk te bevorderen, evenmin als het maken van een asphaltweg naar den Noord pool. De rol van een leger is te vechten en een leger dat goed vecht is een goed leger, en zelfs roemrijk. Om eventueel dien rol te kunnen vervullen, moet zoo'n leger veel eten, veel schieten, veel marcheeren, enfin, alles doen om eventueel toch maar goed te kunnen vechten. Zou men zeggen. Maar de Fransche minister van oorlog, die van oorlog is, en het dus kan weten, zegt: De roem rijkste rol van een leger is veldslagen onmogelijk te maken." Hieruit blijkt dat alles veranderd is. Dat de beste tandarts de tandarts is die het repa reeren van gebitten onmogelijk maakt de beste advocaat niet tevreden is vóór hij zijn processen verloren heeft een goed ijscomannetje thee water verkoopt en de beste bezems die bezems zijn, waarmede het onmogelijk is te vegen. Zoodat het dienen er aan trekkelijker op wordt. Want waarom leeren schieten, zwemmen, hardloopen en granaatwerpen, wanneer de beste soldaat die soldaat is, die niet hard loopen en niet schieten kan, terwijl hij daardoor individueel het ideaal nader komt dat als ideaal gesteld wordt aan het geheel: het onmogelijk maken van veldslagen. De toekomstlegers zullen minder heroiek worden, helaas. Maar gezelliger en ongevaarlijker. De tijd der Napoleons komt weer dichterbij en tevens de tijd van de veldslagen, waarbij de eenige verwonden die er gemaakt worden, ontstaan zullen door onvoorzichtigheid bij het overschrij den van geaccidenteerd terrein. JOH. L.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl