Historisch Archief 1877-1940
2616
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 23 JULI 1927
19
KORTE INHOUD VAN HET
VOORAFGAANDE GEDEELTE
Andrej Wassiljeimisj Kowrin, doctor
in de wijsbegeerte, heeft zich overwerkt.
Hij gaat uitrusten bij zijn vroegeren
voogd en pleegvader Jegor Sjemjonytsj
Pjesotskij een belangrijken kweeker
die met zijn dochter Tanja een groot
landgoed bewoont. In het park verschijnt
dan Kowrin de zwijgende figuur van
De Zwarte Monnik".
Na een kibbelarij iusschen Tanja
en haar vader, gaat Kowrin naar haar
kamer om de twist bij te leggen, waarbij
hij leert beseffen, hoeveel hij van haar
houdt.
'8 Avond» in het park ontmoet Kowrin
weer zijn hallucinatie en er ontspint
zich een diepzinnig gesprek, dat Kowrin
sterkt in de overtuiging een geniaal
begenadigde te zijn.
In extatische stemming keert Kowrin
naar huis terug en als Tanja hem in
het park tegemoet komt, vraagt hij haar
zijn vrouw te worden.
Na hun huwelijk trekt het jonge paar
naar Moskou, waar Tanja in den vol
genden winter tot haar groote ontsteltenis
een diepzinnig nachtelijk gesprek" met
den monnik aanhoort en bevestigd wordt
in haar vrees, dat haar man ziek" is.
Kowrin stelt zich onder behandeling
van den dokter. Rust wordt voorgeschre
ven. Tanja behandelt Kowrin, naar
zijne meening, als een klein ziek kind,
waardoor hij ruw uitvalt en zich op
windt. Ook Tanja's vader wordt met den
dag prikkelbaarder, twistziek en ver
velender.
Kowrin is in een jaar tijds zeer ver
ouderd; zijn lange, mooie haren zijn
er niet meer, zijn gang is traag, zijn
gezicht bleek en bol.
Kowrin verlaat Tanja. Men biedt
hem een professoraat aan, maar her
haalde bloedspuwingen beletten hem
zijn ambt te aanvaarden. Met een
vrouw, Warwara Nikolajewna, waarmee
hij nu leeft, trekt hij naar de Krim.
Hij overnacht in Sebastopol en 's avonds
op zijn hotelbalkon komt hij na lange
gepeinzen over het verleden ertoe een
brief van Tanja te openen, die hem
onder heftige verwijten den dood van
haar vader bericht.
A CHTBR het kamerschut sliep
^^ Warwara Nikolajewna: hij kon
haar ademhaling hooren; uit de
benedenverdieping drongen vrouwe
stemmen en gelach en hij had een
ge,voel alsof er in het heele hotel
geen levende ziel was buiten hem.
Omdat hem de ongelukkige, door
leed gebogen Tanja in haar brief
vervloekt, zijn ondergang gewenscht
had, werd het hem bang te moede
en hij keek schichtig naar de deur,
alsof hij vreesde, dat die onbe
kende kracht, die in zijn leven en in
dat van zijn naasten twee jaar lang
zooveel verwoesting aangericht had,
de kamer binnen komen en opnieuw
bezit van hem zou nemen.
Hij wist reeds uit ervaring, dat het
beste middel tegen zenuwopwinding
arbeid was. Hij moest aan tafel gaan
zitten en zich tot eiken prijs dwingen,
zijn gedachten op n ding te
concentreeren. Hij haalde uit zijn roode
portefeuille een schrift te voorschijn,
waarin het concept voor een klein
compilatie-werk stond, door hem
opgezet, voor het geval hij zich hier zoo
zonder werk soms zou vervelen. Hij
zette zich aan de tafel en nam het
ontwerp op, en .het leek hem of zijn
vredige, rustige, gelijkmatige stem
ming terugkeerde. Het schriftje met
het ontwerp bracht hem zelfs op de
gedachte aan 's werelds ijdelheid. Hij
dacht er over, hoeveel het leven eischt
voor de nietige of banale weldaden,
die het een mensch schenken kan.
Bijvoorbeeld om op zijn veertigste een
FEUILLETON:
De zwarte moanik
Uit het Russisch van A. TSJECHOW vertaald
door A. ROMEIN?VERSCHOOR
Met teekeningen voor de Groene Amsterdammer"
door George van Raemdonck
(Slot)
leerstoel te krijgen, een^doodgewoon
professor te zijn, om in een matte,
vervelende, zware voordracht gewone
en bovendien nog anderer gedachten
mede te deelen in n woord om de
positie van een middelmatig geleerde
te veroveren, had hij Kowrin
vijftien jaar lang moeten studeeren,
dag en nacht werken, een zware
zenuwziekte doormaken, een onge
lukkig huwelijk beleven en alle moge
lijke domheden en ongerechtigheden
begaan moeten, waarvan het maar
het beste was er niet aan te denken.
Kowrin zag nu helder in, dat hij een
middelmatigheid was en verzoende er
zich willig mee, aangezien, naar zijn
meening, een ieder tevreden moest zijn
met wat hij was.
Het ontwerp zou hem gansch-en-al
tot rust gebracht hebben, maar de
verscheurde brief jblankte op t den
grond en belette hem zich te
concentreeren. Hij stond van tafel op, raapte
de snippers bij elkaar en wierp ze het
venster uit; maar uit zee woei een
lichte bries en de snippers bleven
verstrooid op de vensterbank liggen.
Weer maakte zich een op angst
lijkende onrust van hem meester en
weer leek het hem alsof er in heel het
hotel buiten hem geen levende ziel
was.... hij trad op het balkon. De
bocht, als een levend wezen, keek
hem aan met een veelheid van hemels
blauwe, donkerblauwe,
turkooisblauwe en vurige oogen en lokte hem.
Inderdaad, het was warm en zwoel
en hij zou er niets tegen gehad hebben
er in onder te duiken.
Plotseling begon op de beneden
verdieping onder het balkon vioolspel
en twee teere vrouwe-stemmen be
gonnen te zingen, liet was iets bekends.
In de romance, die beneden gezongen
werd, was sprake van een meisje met
een kranke verbeelding, dat 's nachts
in den tuin geheimzinnige geluiden
hoorde en zich verbeeldde dat dit een
heilige, voor stervelingen onverstaan
bare harmonie was. . . . Kowrin's
adem stokte, zijn hart krampte zich
van weemoed samen en een wonder
lijke zoete vreugd, die hij allang
vergeten was, beefde in zijn borst.
Een zwarte hooge zuil, als een
wervelstorm of een windhoos, ver
toonde zich aan den over-oever vaa
de bocht. Zij bewoog zich met
vreeselijke gezwindheid, de bocht over, in de
richting van het hotel, werd steeds
kleiner en donkerder, en Kowrin was
net in staat op /-ij te treden om ruim
baan te maken.... De monnik met
onbedekt grijs hoofd on zwarte
brauwen. barrevoets, de handen over de
borst gekruist, zweefde voorbij, bleef
middenin de kamer staan.
Waarom heb je mij niet geloofd ?
vroeg hij verwijtend en blikte Kowrin
vriendelijk aan. Als je mij destijds
geloofd had dat je een genie was, zou
je deze twee jaren niet zoo treurig en
armzalig hebbon doorgebracht.
Kowrin geloofde er weer aan, dat
hij een uitverkorene Gods en een
genie was. Levendig herinnerde hij
zich al zijn vroegere gesprekken met
den zwarten monnik en hij wilde
spreken, maar bloed vloot hem uit
zijn keel recht op zijn borst en, zonder
te weten, wat hij deed, lei hij zijn
handen tegen zijn borst en zijn man
chetten werden nat van het bloed. Hij
wilde Warwara Nikolajewna roepen,
die achter het schut lag te slapen en
riep met geweldige inspanning:
Tanja !
Hij viel op den grond, on zich op
zijn elleboog oprichtend, riep hij weer:
Tanja !
Hij riep Tanja, hij riep den grooten
tuin met de weelde van bloesems,
vochtig van dauw, hij riep het park,
de sparren met de naakte wortels,
het roggenveld, zijn heerlijke weten
schap, zijn jeugd, y.ijn moed, zijn
vreugde, hij riep het loven, dat zoo
mooi geweest was. Hij zag op den
grond naast zijn gezicht een grooten
plas bloed en kon van zwakte al geen
woord moer uitbrengen, doch een
onuitzogbaar, grenzenloos geluk ver
vulde heel zijn wezen. Beneden, onder
het balkon speelde men de serenade,
en de zwarte monnik fluisterde hem
toe dat hij oen genie was en dat hij
alleen daarom stierf,omdat zijn zwakke
menschenlichaam zijn ovcnwicht reeds
verloren had en niet moer als hulsel
voor het genie kon dienen.
Toen Warwara Nikolajewna ont
waakte en van achter het schut te
voorschijn kwam, was Kowrin reeds
dood en op zijn gelaat de zalige
glimlach verstard.
?AAN DE INZENDERS
Alle yoor het redactioneele gedeelte
bestemde inzendingen moeten
worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
?AMSTERDAM,
ftonder vermelding .van persoonsnamen.