De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 30 juli pagina 11

30 juli 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 JULI 1927 II De Nederlandsche afdeeling op de muziektentoonstelling te Frankfort door MAARTEN DIJK T"\E vertegenwoordiging van een land op een ^"^internationale muziek-tentoonstelling is een moeilijk probleem. Want ten eerste is de muziek de internationaalste der kunsten: haar taal wordt overal verstaan en haar werken worden snel alge meen bekend, waardoor het moeilijk is voor een bepaald laad, zijn vertegenwoordiging als zoodanig, d.w.z. nationaal, te motiveeren door zijn inzendin. gen. En ten tweede zijn bij de muziek slechts in strumenten (en voor een kleiner publiek ook hand schriften) belangwekkend voor het oog, waarop een tentoonstelling nu eenmaal in de eerste plaats werkt, terwijl de rest (de hoofdzaak!) voor de ooren is, die echter bij zoo'n gelegenheid weinig óf niets van hun deel kunnen krijgen. Het is interessant, hier te zien, hoe alle deelnemende landen met deze twee moeilijkheden gestreden en hoe verschillend zij deze opgelost hebben. Hongarije bijv. heeft zich vooral op Lisztherinneringen toegelegd, Rusland zond alleen folkloristische bijdragen, Oostenrijk kon zich door ? zijn grootsch verleden veroorloven, een buitenge woon belangrijk verzameling muziek-handschriften te sturen, enz. Dit in aanmerking nemende moet erkend worden, dat de vertrouwensmannen onzer regeering, de heeren S. Bottenheim en Dr. K. P. Bernet Kempers, waarvan de eerste tevens den catalogus samen gesteld en ook de inleiding tot dezen geschreven heeffr, geen gemakkelijke taak hadden. Want van een typisch nationale volksmuziek, die zooals bijv. de Slavische ??? de wereld veroveren kon, is bij ons geen sprake geweest en echt-Hollandsche muziek-instrumenten bestaan al evenmin. Ook hebben wij sedert eenige eeuwen geen scheppende toonkunst gehad van zoo groote betéekenis, dat zij op de wereld-muziekgeschiedenis van invloed 'kon zijn, gelijk vroeger Sweelinck het wel geweest is. ?Slechts onze uitvoerende kunst staat op een hoog 'peil, doch waar deze gedwongen is door gemelde 'oorzaak, om* voornamelijk buitenlandsch werk uit te voeren, dat overal gespeeld wordt en waar dit bovendien op een tentoonstelling slechts tot uiting kan komen door het neerleggen van programma's en portretten, daar was het wel heel lastig, zoo niet onmogelijk, op een tentoonstelling van zoo grootschen en alomvattenderi opzet te imponeeren. Daarbij komt nog, dat het voor ons beschikbaar l LET OP HET MERK gestelde lokaal zeer klein is. Slechts Zwitserland heeft een even kleine ruimte (het heeft die uit sluitend met primitieve, oude instrumenten gevuld en aldus toch nog iets aardigs bereikt), de overige 85 lokalen de landeiivertegenwoordiging is slechts een klein deel der tentoonstelling, vandaar dit groote aantal ruimten zijn vél grooter, ook dat van België. Ik heb niet gewaar kunnen worden, welke fac toren beslissend geweest zijn bij het verdeelen der lokalen en weet dus niet, of de kleine hoeveel heid uizendingen de oorzaak der geringe ruimte is of omgekeerd. Aannemende, dat het laatste het geval is, blijft dan de vraag: zijn wij gezien het bovenstaande althans zoo goed mogelijk ver tegenwoordigd? Het spijt me, dit te moeten be twijfelen. In de eerste plaats lijkt het mij jammer, dat de catalogus onzer afdeeling in de Nederlandsche taal gedrukt is. Men neemt immers aan een inter nationale tentoonstelling, die daarenboven in het buitenland gehouden wordt, niet de«l om landgenooten in te lichten, 't Is waar: ook de catalogus der Fransche afdeeling is in 't Fransch verschenen en die van de Italiaansche komt dezer dagen in 't Italiaansch uit. Maar waar, zooals voor de hand ligt (ik kon het bovendien constateeren), ongeveer 98 pCt. der bezoekers tot de Duitsch sprekende landen behooren. daar wreekt zich deze taalkeuze eenvoudig daarmede, dat deze catalogi lang niet de verbreiding krijgen, die bedoeld moet zijn. Dit is te meer te betreuren, daar de wetenschap pelijke gids, die alle voorwerpen van de yeheele tentoonstelling zal registreeren, nog niet versche nen is, hoewel de laatste reeds op 11 Juni geopend werd. In plaats daarvan doet een kleine Führer" dienst, die, wat Nederland betreft, ook al niet heel gunstig voor den dag komt. Daarin heet Wagenaar Wageiieer en Pijper wordt Peyper gespeld, terwijl van Konijnenburg den naam Konyenburg draagt. Mijn groote bezwaar tegen onze afdeeling is echter, dat ze zoowel te onvolledig als te volledig is. Te onvolledig in de eerste plaats, waar het betreft oude documenten, die, naar ik hoorde, eerst in ruimer aantal aanwezig waren, doch die bij een aangebrachte verandering werden ingepakt om plaats te maken voor minder belangrijke nieuwe. Te onvolledig ten tweede ten opzichte van onze uitvoerenden. Ging men eenmaal, zooals hier blijkbaar gebeurd is, van het standpunt uit, dat een land goed vertegenwoordigd wordt door ge tuigenis af te leggen van zijn uitvoerende kunst, zoo hadden het Residentie-orkest en het Utrechtsche Stedelijk Orkest en Dr. van Anrooy en Evert Cornelis als dirigenten niet mogen ontbreken en evenmin Dirk Schafer als pianist. Van -beide or kesten staat alleen een programma-boek in een gesloten boekenkast (op de alleen zichtbare ruggen staat niets omtrent den inhoud vermeld !) en van Anrooy en Schafer zijn slechts door een compositie en een daaropliggend portret vertegenwoordigd. Cornelis bestaat niet op deze tentoonstelling. Ten koste van deze onvolledigheid is de represen tatie in ander opzicht overcompleet, van de 7 of 8 groote stukken, die de wanden sieren, is het groot ste en meest in 't oog vallende een levensgroot portret van Willem Mengelberg, dirigeerende. Links daarvan wordt een wand geheel ingenomen door een triptiek van Willem van Konijnenburg; (?Vision aus der Matthaus-Passion" vermeldt de Führer"; de Nederlandsche catalogus vermeldt. niets omtrent de voorstelling), dat er hangt: (blijkens onderschrift op de lijst en nogmaals. daaronder), daar het indertijd aan den heerMengelberg werd geschonken door hen, die gedu rende 25 jaren de Matthaus-Passion onder hem gezongen hadden. Rechts van het genoemde portret vinden we een affiche van het Mahler-feest, diri gent Willem Mengelberg. Van kleinere voorwerpen. vinden we: photo van een buste van Willem. Mengelberg, omslag van het programma van het concertgebouw, geteekend door prof. Roland HolstIn de gang bij den ingang wordt de eereplaats; alweer ingenomen door een aquarel (bovendien het grootste van wat daar hangt) van prof. v. d.. WTaay: het podium van het Concertgebouwtijdens het openings-concert op 11 April 1888. In een kastvitrine liggen naast elkander (ze staan niet in de boekenkast!) 15 publicaties, die betrek king hebben op het Concertgebouw en Willem Mengelberg. In de eerste tafelvitrine op de eereplaats het gedenkboek van W. M. Onder 11 medailles en plaquettes weer 2 van W. M. Dit alles betreft niet een verschil in waardee ring tusschen de inrichters onzer afdeeling en mij voor genoemde instelling en dirigent. Het betreft alleen een gevoel voor verhouding, een gevoel, dat den heer Bottenheim ook ontbroken heeft, toen hij in zijn inleiding Nederland het land noemde van Sweelinck en Mengelberg. Dit is even smakeloos, als wanneer men Duitschland het land van Goethe en Reinhardt zou noemenSweelinck is trouwens slechts aanwezig met een portret en een eerste aflevering van de uitgavezijner werken. . . . Het is pijnlijk, dit alles te moeten zeggen, maarhet is mijn plicht, de feiten te releveeren. De vertegwoordiging der componisten van devorige eeuw tot heden is goed. Aldus hadden W. Kersbergen (bijv. zijn vioolsonate) en Hans Franco. Mendes (iets van zijn vele piano-composities) niet mogen ontbreken. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVBRTROFFÈN REPRODUCTIE EN, ONGEËVENAARDE AFWERKING.. N.V. DÜTCH GRAMOPHONE COMPANY: AM8TERD. VEERKADE 22A DEN HAAO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl