Historisch Archief 1877-1940
*Ï9. 2617
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 30 JULI 1927
WELEER EN NOU
door en met teekeningen van CORNELIS VETH
TFie is er, die niet eens in tranen zwom
Bij 't lezen van De Hut van Oome Torn""
Men heeft zoo wordt op alles afgegeven!
Beweerd dat 't schromelijk was overdreven.
Misschien maar 't geeft je niettemin een schok,
Dat zoo'n gezin verkocht werd niet en bloc.'
De neger
Op dezen neger hier wordt ook geboden,
Hij bokst of danst, of fiedelt a la mode.
Maar 't is hij zelf die nu den prijs bepaalt.
Hij zelf is 't dien men vorstelijk betaalt.
En hij die eens te koop stond of te huur
Wat voelt hij zich, als drager der cultuur.'
Nieuwe Nederl. verzen
door A. DEFRESNE
De Bron, door J. R. Th. Campert, bij
A. A. M. Stols, Bussum 1927.
Het s niet noodzakelijk, dat een goede tevens
een groote dichter is. Het al of niet goed zijn van
«en vers wordt toch bepaald door de verhouding
?tusschen vorm en welken inhoud dan ook, terwijl
de grootheid juist vastgesteld wordt door den aard
*yan den. inhoud. Uit deze opvatting zou men
Jan Th. Campert een goede, kleine dichter kunnen
noemen; goed, omdat de harmonieuze verhouding
tusschen vorm en inhoud meerdere mooie verzen
voortbracht, klein, omdat zijne gevoelens zwak zijn,
Imn aard zelden boven de middelmaat der gewone
mogelijkheden uitgaat, de differentiatie van zijn
-weten het heel vaak niet verder gebracht heeft dan
banale oppervlakkigheid, en al zijn dan ook de
objecten 'van groote beteekenis, hun aantal is be
perkt.
Zijne gedichten staven dan ook mijne, in
?de bespreking van Erts, uiteengezette opvatting
over de aller jongste generatie, waarvan hij een
voorbeeld is. Ook hier is onder den druk eener prille
-weetlust eene te vroege gevoelsontwikkeling op te
merken'. Dit heeft ten gevolge dat des dichters weten
in ontwikkeling zijn gevoel ver vooruit is. Deze
onevenredigheid wordt nog versterkt doordat de
gevoelens, die uiteraard reeds zwak zijn, door die
ontijdige opwekking oo'k nog slechts hunne halve
oorspronkelijke kracht bereiken. De objecten, die
zijne visie beheerschen zijn dus door het ver ont
wikkeld zijn van het weten zeer belangrijk, terwijl
?de sterkte der gevoelens, die daarop zijn ingesteld
lang niet aan die belangrijkheid evenredig is, de
gevoelens zijn dus voor de betrokken objecten
te zwak. Ten aanzien van de dichterlijkheid
?zijn in deze omstandigheden drie mogelijkhe
den. De eerste is, dat de innerlijke aandacht
gericht is op een object, dat het weten waar
dig en de gevoelsontwikkeling ver vooruit is.
Een goed vers is dan onmogelijk. Meerdere gedichten
van Campert maken dan ook den indruk van bloed
arm, van willen maar niet kunnen, zijn bijna enkel
en alleen door het weten geschreven. Als voorbeel
den noem ik Sehnsucht,Improvisation, Het eeuwige
Lied. Zeer kenmerkend voor deze mogelijkheid is
Lucifers Klacht. In dit gedicht houdt het weten
zich bezig met een object, dat Vondels
gevoelssamenstelling tusschen zijn 50ste en 60ste jaar
beheerschte. Camperts gevoel is in dit vers dat van
een prentenboek genietende 12-jarige. Meestal zal
in zoo'n geval een dichter in zelfbedrog zijne ge
voelens sterker voorstellen dan zij zijn en rethorisch
worden. Dit doen de huidige dichters bijna nooit,
daar zijn ze te intelligent voor. Hunne gedichten
maken den indruk van ,,Kijk, zoo zou het moeten
zijn" en niet van Ik stel mij abusievelijk voor dat
het zoo is". De tweede mogelijkheid is, dat het
weten om zoo te zeggen teruggrijpt en een object
kiest dat gelijkwaardig is aan de gevoelskracht. Dan
hangt het al of niet ontstaan van een goed vers af
van de vraag of de betrokkene talent heeft of niet.
Voor Campert kunnen wij deze vraag ongetwijfeld
bevestigend beantwoorden, getuige de gedichten
de Halssnoer en Alleen. De derde mogelijkheid is,
dat er nieuwe gevoelens in het reeds half uitgeputte
gemoed opkomen, gevoelens, die tot nu toe dus door
het al te ijverige weten met rust gelaten, nog niet
ontdekt zijn en die door hunne tijdige opwekking
onverzwakt en nu in sterkte dus wel evenredig zijn
aan de belangrijkheid van het betrokken object.
Deze mogelijkheid is slechts eenmaal in den
geheelen bundel tot werkelijkheid geworden, namelijk
in het vers Ochtend.
Ontwaakt uit dit diepe rusten
door de willekeur van uw hand
zie ik uw hoofd aan mijn schouder
en uw lijf aan mijn lijf gestrand.
Maar, bij God, vanwaar dit vreezen
dat hard in mij staat gebrand
dat hemel en hel zijn verholen
in de holte van uw hand.
De duur van dit gevoel is kort, het is nog onge
differentieerd, het is alsof een flits gevoel door het
wachtende weten schiet, een speldeprik, meer niet,
maar toch wijst het op iets nieuws, op eene
ontwikkelingsmogelijkheid, waardoor Campert moge
lijk het lot van te vroege zwijgen ontgaat, te meer
aangezien dit vers een der besten is 1). Het is eene
hachelijke onderneming den jongere dichters van
raad te willen dienen. Zij weten alles zoo goed en
daardoor zijn zij wel een beetje trots, maar ik ge
loof, dat een dergelijk gemoed met rust en enkele
jaren zwijgen zeer gediend zou zijn. Zeker is het, dat
overdadige productie hier van definitief moordende
uitputting zal zijn, te meer daar de gevoelens toch
al van huis uit betrekkelijk zwak zijn. A. A. M.
Stols gaf het boek zoo voortreffelijk uit, dat eene
hulde daarvoor hier niet misplaatst is.
Mengeldichten door Lea Wijnberg, bij
van der Kamp, 1927, Amsterdam.
Deze jonge dame geeft voor dertien jaar te zijn.
Maar ik kan bezwaarlijk aannemen, dat iemand op
dien leeftijd de volgende regels schrijven zou.
Als j'om zoo'n ijdel dingske
Zoovele traantjes schreit,
Hoe zal 't je, beste jongen,
Dan vergaan in later tijd?
Zoovele idealen
vergaan als deze bel!
Och, leer dit van je spelen,
Praktijk komt later wel!
Het waarschijnlijkste lijkt me, dat het eene
oudere dame is, die herziene en aangevulde
jeugdverzen den volke kond doet. Commentaar is over
bodig, aangezien de gedichten met normalen staf
gemeten volkomen waardeloos zijn. Is dit
schrijfstertje inderdaad dertien jaar, dan zou ik er
voorloopig mede uitscheiden en erg veel gedichten gaan
lezen, want er zit geen toekomst in de verzen zooals
zij nu zijn.
l) Het embryonale van het gevoel blijkt nadrukkelijk
indien men dit vers vergelijkt met de prachtige sonnetten
van \Verumeus liuning in Dood en Leven'', waarin
een soortgelijk gevoel geuit wordt, maar dan in volle
sterkte en tot in alle geledingen gedifferentieerd.