De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 6 augustus pagina 11

6 augustus 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2618 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 6 AUGUSTUS 1927 11 De Fratelliüi in Holland door OTTO VAN TUSSENBROEK LJET valt waarlijk niet gemakkelijk om uit te maken wat het merkwaar digst ia bij dit wereld-vermaard klaverblad van geboren grapjassen, de drie, met het Legioen van Eer geridderde gebroeders die heden voor de eerste maal in Holland optreden: hun. zeer veelzijdig muzikaal talent of wel hun zoo ongemeene gave tot het clowneske in al wat zij verrichten, d.w.z. in al wat zij te zien en te hooren geven. Men is daarenboven zoo licht geneigd, dit laatste niet geheel en al au sérieux" te nemen, maar daar doet men toch verkeerd aan, ook al is het bedoeld om lachwekkend te zijn. Het is juist als met een Charlie Chaplin dien men tot voor korten tijd als een grooten potsenmaker be schouwde om, plotseling, onder voor lichting van voor kunst gevoeliger naturen, tot de ontdekking te komen dat men met een groot artiest te doen heeft! Iets dergelijks is ook met de Fratellini geschied. Zij hebben nu de erken ning verkregen die zij ruimschoots verdienen en daarover zal men in de bladen zeker het een en ander kunnen lezen. Ik wil mij thans bepalen tot iets waaraan tot nog toe te weinig aan dacht werd geschonken en waarin toch mér zit dan men misschien geneigd is te veronderstellen: het is de meesterlijke manier waarop de Fratellini zich grimeeren tot wat ik zou willen betitelen met: het triumviraat van den9 onzin waarin: (dit is juist de gelukkig een groote vondst welke tot het zoozeer verdiend succes leidde) ieder voor zich een bepaald en duidelijk gemar keerd type verte genwoordigt ! Het beschilde ren van het leven de gelaat (veroor loof mij ook dit tot de toegepaste kunsten te mogen rekenenineentijd dat men ware kunstwerken op het gebied van de maquillage" op menig vrouwege laat der heele en halve wereld kan aantreffen) is al heel oud en ook de wilde en de nar kenen daarvan de expressieve kracht. Maar met een zoo danig minimum aan middelen heeft voorzeker zelden de mensch een zoo danig maximum aan uitdrukkings vermogen bereikt als met een tikje wit en zwart en rood het de Fratellini doen. En moest ik kiezen, het zou in het bijzonder aan Albertino zijn wien ik den eerepalm zou reiken. Niet als ieder ander onder de talrijke clowns het deed en doet kalkt hij den geheelen kop wit, neen, hij laat de natuurlijke huidkleur ten deele onbeschilderd en schminkt zich slechts een deel van voorhoofd en kin. De natuur vormen negeerend teekent hij de vierkante, zwarte wenkbrauwen midden over 't voorhoofd, trekt zich een breeden lachmond rouge lectrique" tot aan de ooren; doet zijn adelaarsneus schuil gaan in een aan een overrijpe tomaat herinnerenden stopverfkokkerd; een toetsje hier en een tikje daar met tot waardig slot een oranjeharige vir tuozen-pruik over den schedel ge trokken, ziet daar wat er noodig is om van een goed gebouwd, zelfs knap mans-ge zicht een suaven smeekeling te maken die met zijn eeuwigen glimlach en een paar verwezen, hemelsche oogen de wereld inblikt alsof hij van den Prins geen kwaad weet l En wat de beide andere broers betreft .... Ook zij hebben zich kranig gegrimeerd en men oordeele zelf maar eens, aan het zien ditmaal wat meer waarde hechtend dan men gewoonlijk aan het kijken doet.... Want het bespottelijke en zielige, lach en traan, luim en ernst is in dit drietal Pierrot-naturen gevaren dat van top tot teen een grootheid toont welke slechts aan de waarachtige kunstenaren is beschoren. Als het waar is dat het belachelijke slechts door eene kleine schrede van het sublieme is gescheiden, welnu, dan hebben de Fratellini deze schrede gedaan ! SCHILDERKUNST door A. PLASSCHAERT Charley Toorop \X7ANNEER wij tot de eenvoudige waardee ring van het werk van Charley Toorop wil len komen, konden wij, zooals ik eerst schreef, daar toe gemakkelijk komen, doordat wij zagen, dat deze schilderkunst een vastheid in zich bezit, en wel die der continuïteit, met andere woorden, dat de uitingen dezer schilderes het vaste, de vaste Ijjn eener zich ontwikkelende sterke persoonlijk heid vertoonen; dat het werk een vast en bepaald karakter ons doet zien. Wanneer wij dit hebben kunnen aannemen, moeten wij overgaan tot nauw keuriger bepaling van het karakter (in de schilder kunst) van Charley Toorop. En dan zien wij, on middellijk, dat haar de menschen, op eigen wijs, interesseeren; dat zij bovenal een schilderes is van menschen, en dat het innerlijk dezer menschen haar belangstelling inboezemt; zij is dus een schilderes met lust tot psychologie; zij heeft belangstelling voor het verschillend innerlijk. Dat is dus een nieu we nauwkeurigheid. Dan komt een verder onder zoek: voor welke soort van menschen interesseert zij zich, en gaat haar belangstelling naar den een ling, of naar een groep dezer menschen, d.i. naar een aantal dezer menschen, die een nieuwe eenheid vormen, naar verschillende personen verbonden door geestelijken, of moreelen band ? De onlangs gehouden tentoonstelling wees uit, dat Charley Toorop van nature 't meest wordt aangedaan door de eenvoudigen, de primairen liever, en dat zij deze als gezin of als groep het liefst geeft. Dit is een nadere be paling van haar wezen; en het vermogen deze groep of dit gezin uit te drukken in de schilder kunst (een eigenschap, zeldzamer in Holland ge' worden dan eertijds !) heeft zij gemeen met haren Vader, Jan Toorop; deze kracht drukt zich bij Charley Toorop op nieuwer wijs uit. Hier volgt van zelf uit, dat de schilderes niet uit is op een gemakkelijken, zoogeheeten adel" der verschijning, maar op ne, die de kenmerken vertoont van een leven vol moeiten (dit toch ontwikkelt het psychologische in den mensch); Charley Toorop's typen zijn dus niet wat de burgerman mooi" heet, maar zij zijn bovenal uitdrukkingsvol; zij vertoonen sterkgeprononceerde vormen; de gezichten drukken sterk een zekeren toestand uit. En ??is deze toe stand die der overwinning, of van de nederlaag? Ik zou durven schrijven: geen van deze twee toe standen is den modernen eigen; wij zijn bovenal onophoudelijk vechters tegen een zwaar lot, niet verslagen en niet triompheerend ten eenenmale; Charley Toorop, is met n woord, de schilderes eener tragische menschheid. De tentoonstelling toonde Charley Toorop, zoo als iedere andere haar ook zou toonen, als eeri karakter in de schilderkunst, vol aanleg en lust tot het psychologische; daarenboven is deze schilderes van menschen een schilderes van het gezin of de groep (een nieuwe eenheid !) Zij heeft voorts de openbare neiging (dat is modern) haar figuur etc. als volumen" sterk te doen gevoelen (de drie afmetingen dus), terwijl de spheer, die zij geven wil, als de tragische is te kenschetsen. Hier mee en hierdoor zijn allerlei dingen in de schilder kunst en ui haar schilderkunst bepaald, zooals de vorm, de kleur, terwijl ge nog bij dit alles moet voegen, dat zij, de moderne, den vorm gaarne groot houdt. Deze verzameling werken, die zij chronologisch in den katalogus rangschikte, begint met werk uit 1914, en eindigt met dat uit 1927; het is dus een overzicht, zonder daarom een volledig overzicht te zijn. Dadelijk vindt ge Charley Toorop's neiging tot de eenvoudigen, de primairen. Dat is reeds in de Oude Vrouw uit 1914 en dat gaat steeds door. Enkele portretten bewijzen, dat zij ook voor zoo geheeten gecompliceerderen niet vreemd staat, maar haar type is toch de tragische figuur der Eenvoudigen, en primairen (als bij Suze Bobertson !); zelfs, als Vincent van Gogh, haalt zij de te geringen-van-verstand in den kring van haar waar neming en schildert de Imbecielen vol sterke typeering. Is dus het hoofdkenmerk van haar werk dadelijk gewis, toch geeft het aanleiding tot het constateeren van duidelijke wijziging in haar uiting. Een dezer wijzigingen is zeker, dat de kleur zwaarder wordt gemanipuleerd, zie de werken met de sterke rooden en blauwen. De aard van de kleur is, in 't algemeen, forsch, donker. Alleen het laatste werk openbaart (tijdelijk?) de behoefte tot een grooter klaarheid, en verraadt nog sterker den drang het volumen nauwkeurig-bepaald te geven. Want dat is ook n der veranderingen bij Charley Toorop. Terwijl zij vroeger de figuur (zeker in haar teekeningen !) eer zag als een arabesk tegen den achtergrond, is dat thans geheel en al verdwenen, en is zij uit de school, die de dingen rondom met het zien af-tast; de ronde dingen zijn rond voor haar, de kubieke inderdaad kubiek. In deze figuren kunt ge nu en dan den invloed van Derain erkennen in het forsche modélé. Dit bewijst, natuurlijk, niets tegen de kracht dezer persoonlijkheid; een Charley Toorop is altijd te herkennen door een zwaar, weerbarstig modélé, door een felle karakteriseering en door een zware kleur; zij heeft een niets ont ziende eerlijkheid, en niet den minsten vleug tot behagen. Daarenboven blijkt, dat zij geschakeerd genoeg is een heele reeks werk te laten zien, zonder eentonig te zijn. Dit zijn allemaal goede dingen; ge zoudt haar soms nog de stille verteedering der schoonheid, die levende egaliseering (niet ver vlakking !) er bij willen toewensen en, maar laten we daarop wachten ! (iets verfijnds is in het kindje uit 1916 en in een paar der teekeningen uit 1927). Dezelfde eigenschappen, die ge aantreft in de figuur, zijn in het landschap en in het stil leven; in de twee Maasgezichten, in de herberg-mterieurs, en die van de stallen, in de helsche kermis van Schoorl, en in die van Middelburg. Zeer juist heeft Charley Toorop begrepen, dat voor de eenvoudigen, de viering van hun Zondag ook iets heeft van een plechtigen plicht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl