De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 6 augustus pagina 7

6 augustus 1927 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2618 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 6 AUGUSTUS 1927 Uit de Natuur De Goodleüe door Dr. JAC. P. THIJSSE ^J U bloeien de lelies. De meesten onzer her. inneren zich nog wel de scène die juffronw Prior had met de leerlinge, die op de plantkunde; les weigerde een lelie uit elkaar te plukken. Ge i weet wel: School-Idylle". Nu kan ik mij niet goed meer herinneren, of elk der leerlingen zoo'n ; lelie had gekregen. Dat zou al heel erg zijn geweest, maar zelfs al was er maar n enkele lelie bij be trokken, dan moeten wij Maud "zoo'heette ze gelijk geven, al gold het dan ook in dien tijd voor zeer bedenkelijk, wanneer je je zoo verzette tegen , de leerares. Er zijn een massa bloemen, die je uit elkaar moet peuteren, om ze zelfs oppervlakkig te leeren kennen en die peuterderij, gepaard aan nateekenen, kan groote opvoedkundige waarde hebben en Maud is , daar in den regel ook wel voorste vinden. Maar een lelie is zoo groot, zoo^mooi, zoo duidelijk, zoo : levendig, dat men haar het best kan leeren kennen "i ia den tuin zelve, waar zij groeit en bloeit. GOUDLELIE We nemen dan liefst een van de groote soorten, zoo een, die tegen de anderhalve meter hoog wordt en haar bloemen keert naar alle kanten, b.v. de goudlelie, een van de vele prachtige leliesoorten, die afkomstig zijn uit Japan en Korea. De bollen zijn alweer niet zoo duur meer als eenige jaren geleden en bij goede verzorging houden zij het geruimen tijd uit. De bloemen zijn flink groot; een bloemblad langs de bocht gemeten is langer dan een decimeter, kan zelfs de twee decimeter halen. Ze zijn wit met n of twee goudgele middenstreepen en verder wat gele en roode vlekken en verhevenheidjes. In het midden van elk bloemblad is een duidelijke gleuf, aan weerskanten omheind met korte draadvormige uitsteekseltjes. In die gleuf zit de honig, heel achterin, en die kan alleen bereikt worden door insecten met lang zuigapparaat. De lelies moeten het hebben van de vlinders, net als de kamperfoelie en ze hebben haast dezelfde bloeiinrichting, dezelfde geur, die vooral in den avond zeer sterk is. Dan lokken zij de grootste van onze vlinders, de pijlstaarten en wel liefst den grooten windepijlstaart en den ligusterpijlstaart. Deze laatste vliegt ook wel overdag in den feilen zonneschijn tegelijk met den meekrapvlinder. In het eene jaar zijn de pijlstaarten talrijker dan in het andere en menigen avond heb ik bij nüjn goudlelies ge staan, zonder dat er n opdaagde. Wel ontbrak nooit het grijze gamma-uiltje, maar daar heeft de bloem weinig aan, want die kruipt zijdelings over J. S. MEUWSEN, HoB. A'dam?R'dam?Den Haag. DB BESTE HOEDEN IN HOLLAND Ruize>Rijinen Vacantie-verblijf (De familie is uit de stad. Ckarivarius mag het huis bewaren. Zonder bediening.) Ik woon m 't stille, groote, oude huis, alleen. Een lommerrijke tuin, een park, ligt er omheen, In bonten tintenpracht van bloemen, schors en loover; De vijver blinkt in 't groen, een brugje buigt erover. Een lange, lichte gang; aan 't eind een glazen deur, Die 't oog lokt naar den tuin, naar zonneschijn en kleur. De kamers ruim en hoog, met breede vensterbanken, En luiken, statig ouderwetsch gevouwen planken. De keuken helder blank, met glimmend koperwerk, De eiken trappen zwaar gebeeldhouwd, diep en sterk En in dit gansche huis, waar ik loop rond te droomen, Wordt dag-en-nacht geen menschelijk geluid vernomen. 'k Verzorg mijn eigen nooddruft, als een kluizenaar: Wie zelf zijn potje kookt, die krijgt het goed en gaar. Ik spreid met vlotte hand mijn luchte legerstede, En als het duister daalt, lig ik er neer, in vrede. Maar overdag verwijl ik menig heerlijk uur Al peinzend op een bank bij een bemosten muur, Ver achter in den tuin. Wit latwerk steunt den wingerd, Die zich langs 't oude kannozijn gesteente slingert. Hoe veilig stemt die muur, door zon en bries gekust! Daarachter woelt de wereld, hier is enkel rust. Wie zoo'n verweerden wal in liefde kan aanschouwen, Weet wat een sfeer die schept van vrederijk vertrouwen. En keer ik weer terug in mijn Verlaten Huis, Op andren tijd zoo druk van daverend gedruisch, Dan voel ik even soms een schokje van de kilte, Maar straks omhult mij weer de vreugde van de stilte,... Ziehier een zinnebeeld. Dit huis gelijkt mijn geest, Waar 't eenmaal vol vertier van leven is geweest; Nu zijn de gangen stil. De rust is ingetreden. O mijn Verlaten Huis ! Ik woon er weltevreden. CHARIVARIUS de bloembladen naar de honiggleuf, zonder de meeldraden of den stamper aan te raken. En over dag komen blinkende groene en blauwe keizervliegen en vleeschvliegen aan de roode knobbeltjes op de bloembladen knabbelen, ook alweer zonder nut voor de bloem. Maar wanneer zoo'n groote pijlstaart komt aanzweven, zijn tong bliksemsnel in elk der honiggleuven steekt en een seconde later weer voor een andere bloem staat, dan is er goede kans, dat de onderkant van zijn lichaam in aan raking komt, hetzij met de helmknoppen, hetzij met den stempeltop. In de bloemen, die pas open zijn raakt hij de helmknoppen, in de oudere den stempel en zoo is er gezorgd voor kruisbestuiving. De meeldraden en de stijl verrichten hiervoor merkwaardige bewegingen, die ge in een tros van een half dozijn bloemen met n oogopslag kunt nagaan. Als een bloem pas open is, staan stijl en meeldraden rechtuit en de helmknoppen liggen nog in de lengte tegen de helmdraad. Deze stand is op onze foto niet te zien. Het eerste, wat nu gebeurt, is, dat de helmknoppen loslaten en op n enkel puntje balanceeren aan het einde der meel draden. Dit ziet ge aan de meest rechtsche bloem van onzen tros. Dan gaan de helmdraden omhoog buigen en de helmknoppen komen dan min of meer horizontaal te staan, altijd bij het minste zuchtje wiebelend en wobbelend op hun ne steunpunt. Wanneer nu een vlinder voor de bloem komt zweven, dan krijgt hij onvermijdelijk stuifmeel tegen zijn buik. Raken de helmknoppen hun stuif meel kwijt, dan buigen zij omlaag en nu komt de stijl de hoogte in, zoodat de stempel op dezelfde hoogte komt als waar eerst de helmknoppen waren en dus stuifmeel moet krijgen van een vlinder die pas een jonge bloem bezocht heeft. Is dat gebeurd, dan heeft de bloem haar doel bereikt en kan dan verwelken. Doordat in ons land het insectenbezoek bij deze lelies zoo schaarsch is, blijven de bloemen langen tijd frisch, soms wel een dag of tien, wat voor zomerbloemen heel lang mag heeten en ik heb ze dan ook wel in bloei gehad tot in September toe. Ge weet, dat men in de bloemenwinkels wel de helmknoppen van de lelies afplukt, om daardoor elke kans op bestuiving te verwijderen en zoo de bloemen lang goed" te houden. Maar dan is alle aardigheid er af, want juist dat balanceeren van den hehnknop op het eind van zijn helmdraad is zoo bijzonder onderhoudend. Er bestaan een vijftigtal soorten van lelies en allemaal zijn ze even interessant als mooi. Hotel Duin en Daal" - Bloemendaal Str. kond en warm water op alle kamers PRIVÉBADKAMERS - Telefoon 22223

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl