Historisch Archief 1877-1940
L
JTlct
(Slot)
J~\ EN volgenden dag gingen kapitein
^"^ Nino en zij» eerste vrouw zon
der iemand iets te vertellen van hun
bedoelingen ? ? erop uit, om ergens
een kadertje te huren; zij vonden er
een heel in 't begin van het dorp, aan
d«n weg naar het kerkhof, gelegen op
de hoogvlakte, met het land van
achteren en de zee van voren. Een
bed, een tafeltje en een paar stoelen
lieten zij er zetten, en toen het avond
was, brachten ze Rosa, de tweede
vrouw, met het kind, er heen; dadelijk
werd de deur gesloten en zwijgend
keerden de twee samen naar huis terug.
Toen verhiei zich in het gansche
dorp een koor van medelijden met dat
arme schepsel, dat zoo maar werd
opgeofferd, zonder complimenten de
deur uitgezet, alleen, en dat nog wel
in dien toestand, denk eens aan, in dien
toestand ! Hardvochtig was 't een
voudig ! En wat voor schuld had ze,
de stumper? Ja, 't was misschien
volgens de wet .... maar wat was dat
voor een wet ? Een barbaarsche! Neen,
waarachtig, dat was niet billijk, dat
was niet billijk !
En, vastberaden, trachtten velen
den volgenden dag kapitein Nino de
scherpe afkeuring van het gansche
dorp aan 't verstand te brengen,
toen hij, somberder dan ooit, op weg
was om toezicht te gaan houden bij
het inladen van de tartaan voor de
Aolgende reis.
Maar kapitein Nino, zonder stil te
staan, zonder zich om te draaien, met
zijn ruige zeemanspet diep in de
bogen waarvanv het eene open, het
andere dicht was en zijn wortel
houten pijpje tusschen de lippen,
maakte kort en goed een eind aan alle
vragen en beschuldigingen, door uit
te varen:
Laat me met rust ! Dat is mijn
zaak !
Ook de principalen", zooals hij de
kooplieden, magazijnmeesters, make
laars noemde, hadden niet meer vol
doening van hun bemoeiingen. Alleen
was hij tegenover hen minder stug en
kortaf.
Ieder moet 't voor zichzelf maar
weten, meneer antwoordde hij
Dat zijn familiezaken, waarmee nie
mand iets te maken heeft. God alleen.
En dat is voldoende.
En toen hij twee dagen -later weer
aan boord ging, kreeg zelfs de be
manning van zijn schip geen woord
uit hem.
Tijdens zijn afwezigheid echter
woonden de zusters weer samen in
Le Balate"; en kalm, gelaten, eens
gezind deden zij samen de huiselijke
bezigheden en zorgden voor het kind.
Tegen de buren, tegen alle nieuws
gierigen, die haar kwamen uithooren,
lieten ook de twee vrouwen niets los.
Zjj haalden de schouders op, sloegen
de oogen ten hemel en antwoordden
op alle vragen' met een droef glim
lachje:
Zooals God wil, buurvrouw.
Zooals God wil, buurman.
Samen gingen ze, met den kleine
aan de hand, den dag dat de tartaan
moest aankomen, naar de haven.
Ditmaal stonden er maar weinige
nieuwsgierigen op den steiger. Kapi
tein Nino, aan wal springend, gaf
beiden vrouwen zwijgend de hand,
bukte zich om het jongetje te kussen,
nam het op den arm en toog op weg,
evenals den vorigen keer gevolgd door
de twee zusters. Maar, voor de deur
van Le Balate" gekomen, ging nu
Rosa, de tweede vrouw, met kapitein
Nino naar binnen; en Filippa trok
kalm verder, met het kind, naar het
kamertje op den weg naar het kerkhof.
En toen nu de dorpelingen, die eerst
de tweede vrouw zoo hadden be
klaagd om het offer, dat van haar
werd gevergd, zagen, dat er voor geen
van beiden sprake was van een offer,
waren zij hoogst verontwaardigd,
ergerden zich over die eenvoudige,
vredige en redelijke oplossing; en
velen riepen er schande over. Of
liever, eerst stonden ze allemaal paf,
toen begonnen zij er hartelijk om te
lachen. De ergernis en verontwaar
diging kwamen pas later, en wel
omdat ze eigenlijk moesten erkennen,
dat, waar er toch geen kwestie was
van bedrog of schuld aan een van
beide kanten, en er dientengevolge
geen opoffering of veroordeeling van
een der vrouwen te verlangen was
vrouwen allebei, van kapitein Nino
Mo, voor God en voor de wet het
uitzonderlijke van het geval in aan
merking genomen, deze oplossing de
beste was, waartoe die drie stumpers
hadden kunnen komen om den
menschen geen aanstoot te geven. Wat
het meest ergernis wekte was de vrede,
de eensgezindheid, de berusting der
twee devote zusters, zonder een zweem
van ijverzucht, van jaloezie onderling.
Zeker, men begreep, dat Rosa, de
jongste, geen recht van spreken had,
niet jaloersch kon zijn op haar zuster,
aan wie zij alles te danken had, en
wier man zij al was 't niet met
opzet haar had ontnomen. Jaloersch
zouFilippa eer kunnen zijn; maar neen,
toch ook eigenlijk niet, want Filippa
wist heel goed, dat Rosa, haar kleine
meid", zooals zij haar zuster noemde,
niet schuldig was, haar niet had
bedrogen. Dus. . . . Voor beiden gold
ook de heiligheid van het huwelijk,
de verknochtheid aan den man, die
het brood verdiende, aan den vader.
Hij was altijd op zee, niet langer dan
een paar dagen in de maand aan den
wal; daarom, nu God het zoo had
gewild, zouden zij om beurten, in
vrede, zonder naijver, hun man op
wachten, wanneer hij, vermoeid, weer
keerde van de reis. Allemaal goede,
zuivere beweegredenen, zeker; maar
juist omdat ze zoo goed en zuiver
waren, wekten ze ergernis. En den dag
na zijn tweede thuiskomst, werd
kapitein Nino Mo bij den kanton
rechter geroepen, die hem ernstig
waarschuwde, dat bigamie niet ge
oorloofd was bij de wet. Nino Mo had
kort te voren met een rechtsgeleerde
gesproken en verscheen nu, als altijd,
ernstig, rustig, zeker van zijn zaak,
voor den rechter; hij antwoordde hem,
dat, in zijn geval, men niet kon
spreken van bigamie, daar zijn eerste
vrouw feitelijk als doode optrad en
altijd zou blijven optreden, zoodat hij
dus voor de wet slechts n vrouw
had, de tweede.
En dan, boven de wet der
menschen heer rechter is Gods
wet, en ik heb mij altijd beijverd die
te gehoorzamen.
Wat kon de rechter hier nog tegen
inbrengen ?
Maar de moeilijkheid begon pas op
het kantoor van den burgerlijken
stand, waar in het vervolg kapitein
Nino Mo geregeld om de vijf maanden
de geboorte van een kind kwam aan
geven. Dit is van de doode".
Dit is van de levende".
Den eersten keer, bij de aangifte
van het kind, dat de tweede vrouw
reeds onder 't hart droeg bij den
terugkeer van Filippa, die voor
de wet niet leefde, ging alles goed en
kon het kind als wettig worden inge
schreven. Maar hoe nu, vijf maanden
later, het tweede kind, van Filippa,
die nog altijd voor dood doorging, in
te schrijven? Of het eerste, geboren
uit een ongeldig huwelijk, was on
wettig, of het tweede. Een middenweg
was er niet.
Kapitein Nino Mo wreef zich eens
in den nek, waarbij zijn pet op zijn
neus zakte, krabde zich op 't hoofd,
en zei toen tegen den ambtenaar van
den burgerlijken stand:
Enne. . . . zoudt u het niet
kunnen inschrijven als wettig kind
van de tweede?
De ambtenaar zette groot e oogen op.
Wat? Van de tweede? En vijf
maanden geleden. . . .
Dat 's waar, dat 's waar viel
Nino Mo hem in de rede, en krabde
zich opnieuw op 't hoofd. Maar wat
is er dan aan te doen?
Wat is eraan te doen? stoof
de ambtenaar op. Moet je mij dat
vragen? Ben jij soms sultan, pacha,
bey? of wat ben je? Je moest je
verstand gebruiken, potverblomme,
en mijn boeken hier niet, in de war
komen sturen !
Kapitein Nino Mo deed een. stap
achteruit en legde de hand op de
borst.
k? riep hij. ?-- Maar wat
kan ik eraan doen, meneer? Als God
het zoo wil !. . . .
J» BÜ't hooren noemen van God werd
de ambtenaar woedend.
God. . . . God. ... (iixl. ... jelie
altijd met je God !
Gaat iemand dood, 't is Gods wil !
Oaat hij niet dood, Gods wil ! Wordt
er een kind geboren, Gods wil ! Leef
je met twee vrouwen, Gods wil!
Schei toch eens uit met je God ! De
duivel hale je, kom tenminste om de
negen maanden, neem de
welvoegelijkheid in acht, ontduik de wet; en ik
zal ze je allemaal als wettig'
neerkladden, den een na den ander!
Kapitein Nino Mo hoorde den uitval
onbewogen aan. En zei toen:
't Hangt niet van mij af, waarde
heer. Doet u, zooals het u goeddunkt.
Ik heb mijn plicht gedaan, 'k Kus xi
de handen.
En geregeld, om de vijf maanden,
kwam hij terug om zijn plicht te doen.
in de heilige overtuiging dat God het
zoo beval.