De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 13 augustus pagina 19

13 augustus 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

L JTlct (Slot) J~\ EN volgenden dag gingen kapitein ^"^ Nino en zij» eerste vrouw zon der iemand iets te vertellen van hun bedoelingen ? ? erop uit, om ergens een kadertje te huren; zij vonden er een heel in 't begin van het dorp, aan d«n weg naar het kerkhof, gelegen op de hoogvlakte, met het land van achteren en de zee van voren. Een bed, een tafeltje en een paar stoelen lieten zij er zetten, en toen het avond was, brachten ze Rosa, de tweede vrouw, met het kind, er heen; dadelijk werd de deur gesloten en zwijgend keerden de twee samen naar huis terug. Toen verhiei zich in het gansche dorp een koor van medelijden met dat arme schepsel, dat zoo maar werd opgeofferd, zonder complimenten de deur uitgezet, alleen, en dat nog wel in dien toestand, denk eens aan, in dien toestand ! Hardvochtig was 't een voudig ! En wat voor schuld had ze, de stumper? Ja, 't was misschien volgens de wet .... maar wat was dat voor een wet ? Een barbaarsche! Neen, waarachtig, dat was niet billijk, dat was niet billijk ! En, vastberaden, trachtten velen den volgenden dag kapitein Nino de scherpe afkeuring van het gansche dorp aan 't verstand te brengen, toen hij, somberder dan ooit, op weg was om toezicht te gaan houden bij het inladen van de tartaan voor de Aolgende reis. Maar kapitein Nino, zonder stil te staan, zonder zich om te draaien, met zijn ruige zeemanspet diep in de bogen waarvanv het eene open, het andere dicht was en zijn wortel houten pijpje tusschen de lippen, maakte kort en goed een eind aan alle vragen en beschuldigingen, door uit te varen: Laat me met rust ! Dat is mijn zaak ! Ook de principalen", zooals hij de kooplieden, magazijnmeesters, make laars noemde, hadden niet meer vol doening van hun bemoeiingen. Alleen was hij tegenover hen minder stug en kortaf. Ieder moet 't voor zichzelf maar weten, meneer antwoordde hij Dat zijn familiezaken, waarmee nie mand iets te maken heeft. God alleen. En dat is voldoende. En toen hij twee dagen -later weer aan boord ging, kreeg zelfs de be manning van zijn schip geen woord uit hem. Tijdens zijn afwezigheid echter woonden de zusters weer samen in Le Balate"; en kalm, gelaten, eens gezind deden zij samen de huiselijke bezigheden en zorgden voor het kind. Tegen de buren, tegen alle nieuws gierigen, die haar kwamen uithooren, lieten ook de twee vrouwen niets los. Zjj haalden de schouders op, sloegen de oogen ten hemel en antwoordden op alle vragen' met een droef glim lachje: Zooals God wil, buurvrouw. Zooals God wil, buurman. Samen gingen ze, met den kleine aan de hand, den dag dat de tartaan moest aankomen, naar de haven. Ditmaal stonden er maar weinige nieuwsgierigen op den steiger. Kapi tein Nino, aan wal springend, gaf beiden vrouwen zwijgend de hand, bukte zich om het jongetje te kussen, nam het op den arm en toog op weg, evenals den vorigen keer gevolgd door de twee zusters. Maar, voor de deur van Le Balate" gekomen, ging nu Rosa, de tweede vrouw, met kapitein Nino naar binnen; en Filippa trok kalm verder, met het kind, naar het kamertje op den weg naar het kerkhof. En toen nu de dorpelingen, die eerst de tweede vrouw zoo hadden be klaagd om het offer, dat van haar werd gevergd, zagen, dat er voor geen van beiden sprake was van een offer, waren zij hoogst verontwaardigd, ergerden zich over die eenvoudige, vredige en redelijke oplossing; en velen riepen er schande over. Of liever, eerst stonden ze allemaal paf, toen begonnen zij er hartelijk om te lachen. De ergernis en verontwaar diging kwamen pas later, en wel omdat ze eigenlijk moesten erkennen, dat, waar er toch geen kwestie was van bedrog of schuld aan een van beide kanten, en er dientengevolge geen opoffering of veroordeeling van een der vrouwen te verlangen was vrouwen allebei, van kapitein Nino Mo, voor God en voor de wet het uitzonderlijke van het geval in aan merking genomen, deze oplossing de beste was, waartoe die drie stumpers hadden kunnen komen om den menschen geen aanstoot te geven. Wat het meest ergernis wekte was de vrede, de eensgezindheid, de berusting der twee devote zusters, zonder een zweem van ijverzucht, van jaloezie onderling. Zeker, men begreep, dat Rosa, de jongste, geen recht van spreken had, niet jaloersch kon zijn op haar zuster, aan wie zij alles te danken had, en wier man zij al was 't niet met opzet haar had ontnomen. Jaloersch zouFilippa eer kunnen zijn; maar neen, toch ook eigenlijk niet, want Filippa wist heel goed, dat Rosa, haar kleine meid", zooals zij haar zuster noemde, niet schuldig was, haar niet had bedrogen. Dus. . . . Voor beiden gold ook de heiligheid van het huwelijk, de verknochtheid aan den man, die het brood verdiende, aan den vader. Hij was altijd op zee, niet langer dan een paar dagen in de maand aan den wal; daarom, nu God het zoo had gewild, zouden zij om beurten, in vrede, zonder naijver, hun man op wachten, wanneer hij, vermoeid, weer keerde van de reis. Allemaal goede, zuivere beweegredenen, zeker; maar juist omdat ze zoo goed en zuiver waren, wekten ze ergernis. En den dag na zijn tweede thuiskomst, werd kapitein Nino Mo bij den kanton rechter geroepen, die hem ernstig waarschuwde, dat bigamie niet ge oorloofd was bij de wet. Nino Mo had kort te voren met een rechtsgeleerde gesproken en verscheen nu, als altijd, ernstig, rustig, zeker van zijn zaak, voor den rechter; hij antwoordde hem, dat, in zijn geval, men niet kon spreken van bigamie, daar zijn eerste vrouw feitelijk als doode optrad en altijd zou blijven optreden, zoodat hij dus voor de wet slechts n vrouw had, de tweede. En dan, boven de wet der menschen heer rechter is Gods wet, en ik heb mij altijd beijverd die te gehoorzamen. Wat kon de rechter hier nog tegen inbrengen ? Maar de moeilijkheid begon pas op het kantoor van den burgerlijken stand, waar in het vervolg kapitein Nino Mo geregeld om de vijf maanden de geboorte van een kind kwam aan geven. Dit is van de doode". Dit is van de levende". Den eersten keer, bij de aangifte van het kind, dat de tweede vrouw reeds onder 't hart droeg bij den terugkeer van Filippa, die voor de wet niet leefde, ging alles goed en kon het kind als wettig worden inge schreven. Maar hoe nu, vijf maanden later, het tweede kind, van Filippa, die nog altijd voor dood doorging, in te schrijven? Of het eerste, geboren uit een ongeldig huwelijk, was on wettig, of het tweede. Een middenweg was er niet. Kapitein Nino Mo wreef zich eens in den nek, waarbij zijn pet op zijn neus zakte, krabde zich op 't hoofd, en zei toen tegen den ambtenaar van den burgerlijken stand: Enne. . . . zoudt u het niet kunnen inschrijven als wettig kind van de tweede? De ambtenaar zette groot e oogen op. Wat? Van de tweede? En vijf maanden geleden. . . . Dat 's waar, dat 's waar viel Nino Mo hem in de rede, en krabde zich opnieuw op 't hoofd. Maar wat is er dan aan te doen? Wat is eraan te doen? stoof de ambtenaar op. Moet je mij dat vragen? Ben jij soms sultan, pacha, bey? of wat ben je? Je moest je verstand gebruiken, potverblomme, en mijn boeken hier niet, in de war komen sturen ! Kapitein Nino Mo deed een. stap achteruit en legde de hand op de borst. k? riep hij. ?-- Maar wat kan ik eraan doen, meneer? Als God het zoo wil !. . . . J» BÜ't hooren noemen van God werd de ambtenaar woedend. God. . . . God. ... (iixl. ... jelie altijd met je God ! Gaat iemand dood, 't is Gods wil ! Oaat hij niet dood, Gods wil ! Wordt er een kind geboren, Gods wil ! Leef je met twee vrouwen, Gods wil! Schei toch eens uit met je God ! De duivel hale je, kom tenminste om de negen maanden, neem de welvoegelijkheid in acht, ontduik de wet; en ik zal ze je allemaal als wettig' neerkladden, den een na den ander! Kapitein Nino Mo hoorde den uitval onbewogen aan. En zei toen: 't Hangt niet van mij af, waarde heer. Doet u, zooals het u goeddunkt. Ik heb mijn plicht gedaan, 'k Kus xi de handen. En geregeld, om de vijf maanden, kwam hij terug om zijn plicht te doen. in de heilige overtuiging dat God het zoo beval.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl