Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 20 AUGUSTUS 1927
No. 262O
Hendrik van Veldeke
door Prof. Dr. J. PRINSEN J.Lzn.
EN gaat Van Veldeke huldigen als den oudsten
? Nederlandschen poëet; men wil een standbeeld
voor hem oprichten te Maastricht. In de middel
eeuwen bestond er geen Nederlandsche litteratuur
om de eenvoudige reden dat er geen Nederland
bestond, en toch is die huldiging een verheugend
verschijnsel. Er bestond Vlaanderen, Holland,
Gelder.. .. Maerlant en Jan van Heelu waren
geen landgenooten; Vlaanderen en Holland vochten
met elkaar als Frankrijk n Duitschland later.
Gedenk het Manpad. Het is de geniale idee van de
Bourgondiërs geweest al deze Lage Landjes
geleidedelijk onder hun gemeenschappelijk gezag te bren
gen en er een centraal bestuur en centrale recht
spraak te vestigen. Deze vereeniging kreeg eerst
in het midden der 16de eeuw haar volle beslag.
Nauwelijks voltooid, werd ze reeds bedreigd door
den opstand tegen Spanje. Noord en Zuid werden
vaneen gescheurd. Maurits boetseerde in het grove
de grenzen van het Noorden door zijn veroverings
tocht van Sluis tot Groningen; Frederik Hendrik
bakende deze grenzen verder af langs Den Bosch,
Venlo, Roermond en Maastricht. Zoo trad na den
Munsterschen Vrede Noord Nederland op als een
vrije, zelfstandige staat.De traditie van drie eeuwen,
de gemeenschap in lief en leed heeft er een onver
brekelijke eenheid van gemaakt.
En als wij thans Van Veldeke gaan huldigen,
is het als een bevestiging van die eenheid; in hem
zien we een eersten uit de veelheid, die eenheid
werd, het oudste symbool van een gemeenschappe
lijke cultuur, een Nederlandsche kunst. Hij het
eerst bracht schoonheid voort in dat
NederFrankisch, dat mede naast het Saksisch en Friesch
in deze gouwen gesproken wordt, dat mede ge
voed heeft onze gemeenschappelijke beschaafde
spreek- en schrijftaal. Als zoodanig zal hij daar
staan in het Zuiden op den Vrijthof voor de kerk,
?waaraan zijn naam verbonden is, als een symbool
en een grenswachter, al is dan ook zijn beteekenis
voor wat later de Nederlanden zou heeten, niet
groot geweest.
Want inderdaad voor de latere Nederlanden
staat Van Veldeke betrekkelijk op zich zelf; zijn
Vita van Sint Servaas is een mooi, goed werk,
maar merkbare invloed is er hier van hem niet
uitgegaan. Hij wordt hier in de Middeleeuwen
niet genoemd; alleen Maerlant rept even van zijn
Eneide. Doch niet minder streelend is de gedachte,
dat een kunstenaar uit onze gouwen een inter
nationale roeping heeft vervuld. Hij toch bracht
een nieuwe kunst aan Duitschland; hij is daar mede
de schepper van het höfische Epos. Hij, en naast
hem Lamprecht, die den Alexander bewerkte uit het
.Fransen, naast hem Chunrat, die het Bolandslied
overzette, naast hem Eilhart van Oberge, hij laat de
Fransche Latiniteit inwerken op^de brute
Germaansche kracht, een adelende invloed, krachtig
door de eeuwen heen, later gaande door de Pléiade,
het Fransche Classicisme, Voltaire, Rousseau tot
op Zola, de Parnassiens en Symbolisten toe.
Van Veldeke heeft het fijne, kunstig bewerkte
ProvenQaalsche ridderlijke minnelied in Duitsch
land overgebracht; hij heeft door zijn vertaling
van den Franschen Roman d'Enéas een machtigen
invloed op de Duitsche Minnesinger gehad. De
Duitschers beschouwen hem als te behooren tot
hun litteratuur. Zijn Duitsche tijdgenooten en de
grootste* onder zijn onmiddellijke volgers in de
kunst roemenlhem en erkennen zijn beteekenis.
Rudolf von Ems wijst hem aan als
der wise man
Der rechter rïme alrérst began.
Gottfried von Strassburg stelt vast, dat onze Van
Veldeke Impetedaz rste risintiutescherzungen".
Wolfram von Eschenbach en nog zoovele anderen
verkondigen zijn lof.
? Van Veldeke is een geleerd en zeer kunstzinnig
man geweest, voortreffelijk thuis in het werk van
zijn Fransche en Duitsche tijdgenooten en in de
Latijnsche poëzie, voor zoover die in zijn dagen
gekend werd, dat is voornamelijk Ovidius en
Virgilius. Het is zeer te betreuren, dat zijn Eneide
en zijn minneliederen ons zijn overgeleverd in een
sterk Hoogduitsch gekleurde taal, als ten minste
mag aangenomen worden, dat ze oorspronkelijk
in het Neder-Frankisch geschreven zijn, in dezelfde
taal, waarin hij ook zijn Sint Servaas schreef.
Te Winkel in den laatsten druk van zijn Ont
wikkelingsgang acht dit nog overtuigend bewezen
door Behaghel in diens uitgave der Eneide van
1882, waarbij Behaghel zoo goed en zoo kwaad als
het ging den Duitschen tekst heeft getracht over
te brengen in het Neder-Frankisch.
Van Veldeke's werk zou dus uit het oorspron
kelijk Limburgsch gebrekkig zijn vertaald in het
Thüringsch, toen hij zelf aan het Thüringsche hof
leefde. Tegenwoordig echter gelooven Duitsche
geleerden, dat van Veldeke zelf aansprakelijk is
voor zijn Thüringsch gekleurden tekst en dat hij
dus min of meer in twee verschillende talen zou
hebben gedicht.
In ieder geval, zijn Servaas behoort ons geheel toe,
al bezitten we dien ook slechts in een handschrift
van de vijftiende eeuw, waarin de oorspronkelijke
taal van Van Veldeke zelf heel wat geleden heeft.
Hendrik van Veldeke behoorde tot een adellijk
geslacht en moet bij Spalbeke niet ver van Maas
tricht geboren zijn. Hij moet in nauwe betrek
king gestaan hebben tot het klooster van
Sint Servatius te Maastricht. Geestelijke was hij
niet. Hij had groote sympathie voor Maastricht en
hij had eerbied voor den beschermheilige der stad,
Sint Servatius. Op aandrang van den kanunnik
Hessel te Maastricht, die doen der costeiïjen
plach" en van de gravin Agnes Van Loon, (of Loz),
wier leenman hij was, heeft hij naar een Latijnsch
prozaverhaal het leven van Sint Servatius be
rijmd. Dit is zeer waarschijnlijk zijn eerste werk,
vermoedelijk van 1171. Het bestaat uit 6228
verzen en verhaalt vloeiend, ietwat breedsprakig
het leven van den heilige. Maar aan alles voelen
we toch dat we nog aan den aanvang van onze
litteraire kunst staan. Het staat ver achter bij de
kunst van Hadewych en het proza van Beatrys
van Nazareth, die ons, zoo kort na van Veldeke,
treffen door groote volmaaktheid van vorm.
Op Gods bevel trok Servatius, na een vrome jeugd
en een leven van overpeinzingen te Jeruzalem
naar Tongeren, waar zeven jaar geen bisschop
geweest was. Een engel gaf hem den bisschopsstaf
en ofschoon Servatius enkel Grieksch sprak, hoorde
ieder hem in zijn eigen taal preeken.
Hoor hier de opdracht van den engel:
,,Servacius" sprack hi, Gods druyt (vriend)
Ich come vanden ghewarighen Gode
Ende ben hier tot dich sijn bode;
Mich hevet der werelt Heylant
Doer goei hier tot dich ghesant:
Du salt leysten sijn ghebot.
Dich ontbuyt der warighe Godt,
Datlu salt varen in Gallia.
Du salt Busschop werden dae.
God wilt dattu daer vares,
Ende doe die Keerstenheyt verwarcs:
Dattu sijne woert daer breydcs,
Ende dijnen ster/dach daer verbeydcs."
Aanvankelijk pruttelt Servaes tegen, als Mozes
zaliger:
Doen sprack der heUii/lie man:
Heer, ich en v-eyt noch en can
Weder den iceech noch die lant."
BINGHAM & LUGT
Haringvliet 85
ROTTERDAM
Der en-jhel antworrle te hant (terstond):
,.Onse Heer aal dich wale bewaren.
Ich xale mi! dir daer henen varen,
Ende sat dich daer heenen leyden.
Doch in Tongeren was men niet op hem gesteld ;
hij werd er verdreven en ging als kluizenaar te
Maastricht wonen. Toen Attila met zijn Hunnen
kwam, trok hij naar Rome om van den paus te
vernemen, hoe dit onheil te keeren. Op zijn terug
tocht werd hij door de Hunnen tijdelijk gevangen
gehouden. Wonderdadig werd hij gered. Te Metz
kwamen lui van Tongeren hem smeeken terug
tekomen. Hij werd met vreugde begroet, maar wilde
er niet blijven, voorspelde de stad den ondergang:
en trok naar Maastricht, alle heilige reliquiën uit
Tongeren meenemende. Daar is hij overleden,.
daar rust zijn gebeente. Bij zijn graf hadden wonder
dadige genezingen plaats. Verder hooren we van
dewandaden der Hunnen, van de vereering
vanServatius' nagedachtenis te Maastricht en hoe deze
stad in plaats van Tongeren tot bisschopstad ver
heven werd. Het boek vertelt verder de historie
van het nieuwe bisdom, van de hulde door konin
gen en keizers, Karel den Groote en Lodewijk den
Vrome, aan het heilig gebeente bewezen en van
tal van miraculen daar geschied.
Voor of tijdens de bewerking van de Vita van
Sint Servaas moet Van Veldeke een reis naar den.
Harz gemaakt hebben, die hem misschien nader
met de Duitsche poëzie in aanraking gebracht
heeft, wat hem geïnspireerd" kan hebben tot
de vertaling van den Roman d'Enéas. Deze was
nog niet geheel voltooid, toen hij zich ongeveer
1175 aan het Hof van Kleef bevond en daar zijn
werk te lezen gaf aan Margaretha van Kleef, die
toen de bruid w^is van Lodewijk III, landgraaf van.
Thüringen. Het handschrift is toen gestolen door
een graaf Ileinrich, een bewijs dat de heeren be
langstelling voor het genre hadden. Eerst na negen
jaar kreeg hij het terug door Lodewijk III in wiens
dienst hij zich te Thüringen begeven had. Hij
heeft het toen voortgezet.
In 1184 werden zijn beide zoons op den hofdag
te Mainz door Keizer Frederik Baxbarossa tot
ridder geslagen. Hendrik was daarbij tegenwoordig
en hij vertelt ervan in zijn Eneide. Misschien i;-'
hij daar zelf als dichter opgetreden. Vóór 1100
moet de Eneide voltooid zijn.
Ik kan hier op de Eneide niet verder ingaan.
Zeerstellig toont Van Veldeke ook in dit werk talent,
maar een talent, dat zich nog niet vrij kan bewegen
in het nieuwe materiaal. Kalff geeft daar een aardig
voorbeeld van in de schildering van de Sibylle.
Van vier regels uit den oorspronkelijken Fransehen
tekst, maakt Van Veldeke er 34; hij zoekt
naarpakkende vergelijkingen en naar ontstellende
persoonbeschrijving; de wil is er, maar hij komt
niet tot eenheid en beheersching van wat hij in
zijn verbeelding ziet.
Lieve, naieve wendingen vinden we ook in zijn.
erotische liederen, zijn verheerlijking van den
minnedienst.
Von minne kumet uns alle~ gitot;
dlu minne machet reinen muot.
Wuz solte ich sunder minne dan?
In verband met wat ik in den aanvang van dit
opstel zei, is deze Van Veldeke zeer zeker de maiu
die een nationale hulde verdient, te meer misschien
juist om zijn groote internationale beteekenis. En.
we mogen het dan ook van harte toejuichen, dat
er zich in het Zuiden van ons land een Comit
gevormd heeft om voor hem een gedenkteeken
te kunnen oprichten, een Comité, dat den zedelijken
steun vond van Xederlandsche geleerden van
Groningen tot Weltevreden, van New-York tot
Melbourne. van Luik tot Kaapstad.
Hotel Duin en Daal" ? Bloemendaal
Str. koud en warm water op alle kamers
PRIVÉBADKAMERS - Telefoon 2222J