Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 20 AUGUSTUS 1927
No. 2620
*
j},
Twee reezen
door Dr. W. VAN RAVESTEYN
Lenin en Gandhi
T ENIN, de drie jaar geleden bezweken leider der
Russische Kevolutie, de in de wijde wereld der
Sof jetrepublieken reeds bij zijn leven en meer nog
na zijn sterven tot mythischen heros uitgegroeide
man van staal, om wien zich bereids legenden en
wonderverhalen gekristalliseerd hebben als om
Alexander, Attila of Napoleon.
Gandhi, de nog levende, maar slechts naar den
geest, nauwelijks meer naar het vleesch levende
profeet der ontelbare Indische volksmassa's, de
man, in wien de ziel van het Oosten misschien
de zuiverste incarnatie heeft gevonden onder .alle
menschen van dezen tijd, de zachte, geweldlooze,
de Askeet naar het voorbeeld dier groote asketen,
die het Oosten sinds 30 en meer eeuwen heeft
voortgebracht, en die het hebben gemodelleerd,
Is er op 't eerste gezicht scherper antithese,
een wijder gapend onderscheid mogelijk, dan
tusschen deze beide?
En toch
Fülöp?Miller, de schrijver van misschien het beste
werk over het Russische Rijk, zooals dat na de
revolutiestormen zich nu vertoont aan den onbevangen
maatschappelijke!! vorscher, heeft het gewaagd,
niet alleen de antithese, maar ook het overeenkom
stige in deze beide reusachtige figuren te zien. l)
Dit boek wil het leven en werken van die twee
mannen uitbeelden, die, naar de meening van den
schrijver, in hun personen het beslissendst den
geest van den huldigen tijd belichamen. De
ideeën, die Lenin en Gandhi verkondigen, hun
' woorden en daden, zullen, duidelijker dan misschien
iets anders, aan toekomstige geslachten getuigenis
afleggen, wat onzen tijd heeft bewogen, in welk
opzicht hij iets blijvends heeft voortgebracht en
in hoeverre hij ons teleurgesteld heeft. Aan de
maat van Lenin's en Gandhi's werk gemeten zal
de beteekenis van onzen tijd latere tijden voor
oogen treden; het ontoereikende van deze beide
mannen ook zal de tragische gebreken van ons
tijdvak aantoonen, dat zich het bereiken van het
onbereikbare, het concrete verwerkelijken van
oeroude utopieën tot taak had gesteld."
Stout ondernemen, zooals men ziet.
De schrijver durft nu reeds, op het oordeel van
toekomstige geslachten vooruitloopend, zijn beide
zoo ongelijke en schijnbaar onvergelijkbare helden
te stellen als zuilen, als obelisken, waar toekomstige
eeuwen dit voor ons zoo bloedige en tragische
tijdvak aan zullen aflezen.
Fülöp-Miller ziet als het gemeenschappelijke
in Lenin en Gandhi in de eerste plaats het streven
naar het onbereikbare". Geen gering getuigenis
voorwaar, dat de schrijver, misschien onbewust,
hiermee onze zooveel gesmade eeuw meegeeft.
Immers, indien de meest representatieve figuren
van een tijd zich zoo hooge idealen hebben gesteld,
mag van den tijd zelve dan niet worden getuigd,
wat van alle groote tijdvakken in de menschelijke ge
schiedenis ons, historisch geschoolden 20e eeuwers,
het kenmerkende voorkomt? De tijden van
Confutse, Gautama, de Hellenistische filosofen,
van Christus, Augustinus. Gregorius, het Huma
nisme en de Groote Revolutie, kenmerken zij zich
ook, in hun meest representatieve geesten, niet
door dat streven naar het onbereikbare, zonder
hetwelk nu eenmaal op den langen lijdensweg
der menschheid niets bereikt schijnt te kunnen
worden ?
Doch Fülöp?Miller ziet in Lenin en Gandhi meer
terecht, wil het ons schijnen, nog andere overeen
komsten.
De Russische en de Indische boodschap (evan
gelie) zijn trots hun verschillenden vorm. beide door
denzelfden geest van aanklacht tegen de
Europeesche cultuur bezield."
Inderdaad: hierin, meer dan in beider streven
naar het onbereikbare, ligt het aan beiden gemeen
schappelijke. Meer terecht, omdat de heele studie
van beide mannen maar inzonderheid van
Lenin, haast op ieder bladzijde het bewijs levert,
1) RenéFülöp-Miller: Lenin
Amalthea-Verlag, 1927.
und Gandhi,
J. 8. MBUWSEN, Hofl. A'datn-R'dam-Den Haag.
DB BESTE HOEDEN IN HOLLAND
hoe bij dezen het genie van den practischen
staatsman, die zich bij zijn concrete daden,
nooit tot een stap naar het onbereikbare laat
verleiden, doch integendeel, voet voor voet, zij 't
ook soms met n plotselinge geweldige schrede, naar
zijn onbereikbaar ideaal voortschrijdt, misschien
datgene is, wat hem het meest kenmerkt. Gandhi
daarentegen, de zuivere Oosterling, niet geleid
door een theorie en wetenschappelijk inzicht
zoozeer als door intuïtie en diep meeleven met de
nooden der millioenen van zijn volk, schijnt
telkens en telkens op zijn weg te struikelen en
zelfs te keeren. (Waarmee, om misverstand te
voorkomen, in het geheel niet gezegd wil zijn, dat
Lenin louter of overwegend een verstandsmensch
zou zijn geweest; geen groot man was dat ooit).
De wezenlijkste overeenkomst echter tusschen
den man van bloed en ijzer" en den man des vredes,
den zachtmoedigen, lijdenden, wel voor zichzelf
standvastigen en onverbiddelijken, doch voor het
lijden van anderen terugdeinzenden Indiër, dat
gene ook, wat hun waarlijke grootheid en on
sterfelijkheid verzekert, is in beider diepe zelf
verloochening gelegen.
Dit rangschikt hen onder de allergrootsten,
doet een Napoleon, een Alexander, heel een tros
van wereldberoemde staatslieden bij henverblee-'
ken, stelt hen op n lijn met die helden der
menschelijke cultuur, die, hetzij op het gebied van
het denken, hetzij op dat van het schouwen, hetzij
op dat van het produceeren, slechts onmetelijks
hebben kunnen bereiken door een onmetelijk
lijden, gelijk eei; Beethoven, een Rembrandt of
een Leonardo.
Tragisch is deze zelfverloochening echter slechts
bij Lenin omdat hij, door de gevoeligheid der
Westersche cultuur onherroepelijk aangedaan, die
gevoelens om zijn levenswerk te"volbrengen, heeft
moeten onderdrukken, met veel grooter kracht dan
de Indische askeet behoeft om het natuurlijke in
zich te dooden.
Want deze Russische zoon uit een klein-adellijke
familie, was een Europeaan door opvoeding en
cultuur, even goed als welke West-Europeesche
communist Marx, zijn leermeester vóór allen
en geen Tolstoj of zelfs geen Bakoeuine, die de
Russische ziel" even zuiver vertegenwoordigen
als bijv. Dostojevski. Dezen man, die reeds als
jong student op de eerste vergadering, waar hij
getuigenis aflegde van zijn meening, schrik ver
wekte door zijn onverbiddelijke logica en staalharde
consequentie, stak het asketisme niet in het bloed,
zooals het den Russichen moedsjik en den Indischen
Brahmaan, zooals het Tolstoj en Gandhi, was in
geboren.
Het diepst kan men, hetgeen Lenin met bijna
bovenmenschelijke energie bij zichzelf heeft moe
ten onderdrukken, om zijn bovenmenschelijke taak
te volbrengen, misschien peilen uit n uiting als
in zijn prachtige brieven aan Gorki voorkomt,
die brieven, waarin de rnensch en de Europeaan
Lenin zich hoe zeldzaam ! blootgeeft, woorden
die Fülöp-Miller terecht als motto aan zijn levens
beschrijving heeft vooropgesteld:
Ik ken niets schoeners dan de Appassionata,
ik zou ze eiken dag kunnen hooren. Het is een
verbazingwekkende, bovenaardsche muziek. Met
trots en wellicht kinderlijke naïviteit denk ik lederen
keer, wanneer ik deze klanken verneem, het is
toch wonderbaar, wat menschen kunnen volbrengen.
Maar ik kan muziek niet vaak hooren; zij werkt
te zeer op mijn zenuwen. Ik zou dan beminnelijke
dwaasheden willen zeggen, en dien menschen het
hoofd willen streelen, die te midden van een vuile
hel, zulke schoonheden kunnen scheppen. Nu echter
is het geen tijd, om der menschen het hoofd te
streelen; nu vallen de handen neer, om de schedels
te splijten, zonder erbarmen te splijten, ofschoon
de strijd tegep ieder geweld ons verste ideaal is
en dat is een helsch moeilijke taak."
Ziedaar den diepsten Lenin, die in deze wreede en
hartverscheurende zinnen zijn diepste gedachten
blootlegt. Dorstend naar het schoone, de liefste
en zachtaardigste mensch van aanleg, maar die,
reeds als jongen door den marteldood van zijn
geliefden broeder tot in de ziel gewond bij
zichzelf gezworen heeft, om uit de vuile hel, die
de tegenwoordige wereld voor hem was geworden,
zijn medemenschen op te sleuren naar de hoogte en
die, voor die titanentaak, zich zelf al dat zachte,
lieve, schoone moest ontzeggen, waarnaar zijn ziel
smachtte.
Stel tegenover of naast deze woorden van Lenin
over een werk van Beethoven,Tolstoj's verdoeming
van Beethoven zoo goed als van Shakespeare en de
woorden, die Gandhi's verhouding tot wat voor
den modernen Europeaan het hoogste is, ken
merken, en gij ziet met n oogopslag, hoeveel
geringer de inspanning is, die het den Indischen
zoon eener Brahmanen-familie heeft moeten kosten
om te worden wat hij is: de verpersoonlijking van
het ahimsa", het niet-deren", toegepast en
uitgebreid over alle creaturen.
Ik ben met mijn kale vier wanden tevreden,
ik heb nauwelijks een dak boven mijn hoofd noodig.
Wanneer ik den met sterren bezaaiden hemel
bewonder, gelijk hij zich in oneindige schoonheid
aan mijn oog voordoet, dan beduidt mij dat meer
dan alles, wat menschelijke kunst mij kan geven.
Dat wil niet zeggen, dat ik de waarde van die
werken misken, die men in 't algemeen als kunst
aanduidt; ik persoonlijk echter gevoel, in verge
lijking met de eeuwige schoonheid der natuur,
te sterk hoe nietig zij zijn."
Deze Indiër, de representant van het oude,
vóórkapitalistische Indiëzonder den hemel
bezo,edelende fabrieken, zonder spoorwegen, zonder pe
troleum, zonder auto's, veracht en haat voor
zoover er in zijn ziel voor haat plaats is al deze
acquisieten", waarop de \Vestersche wereld groot
gaat. Een groot deel van zijn leven heeft hij gewijd
aan de propaganda van het spinnewiel als middel
om het Westersche vreemde kapitalisme in het
hart te treffen.
Gandhi staat tegenover heel de Westersche
cultuur gelijk de andere groote profeet in het
Westen geboren, maar met zijn Oostersche ziel,
Tolstoj.
Leniii daarentegen is, zeer terecht, de
rechtstreeksche opvolger en voltooier van het werk vanPeter den
Groote genoemd, die het eerst beproefd heeft de
Russische massa's uit den tragen dommel der
Oostersche behagel ij kheid en het far-niënte mee
te sleuren naar het tempo der Westersche wereld,
waar het rhythmo van den arbeid sinds de 16e
eeuw steeds srieüer klopt. Lenin, onder wiens
utopieën" het groote plan tot electrificatie van
heel Rusland, om licht, beweging, het moderne
rhythine van den arbeid tot in de vorste gehuchten
van het onmetelijk wijde land te voeren, hem mede
zoo duidelijk tot een Europeaan, een modern
mensch bij uitstek stempelt. Beiden, diepe haters
van het huidige kapitalisme, zeker, maar de een.
om het door de techniek te overwinnen, na het
op de spits te hebben gedreven; de ander om het,
zoo mogelijk nog, in zijn grondvesten aan te tasten
en in elkaar te doen storten. De een, de vertegen
woordiger van het geloof in de macht van den
menschelijken geest om ook over machine en tech
niek werkelijk Meester in plaats van slaaf, gelijk
tot dusverre, te worden. De ander, die in de mach
tige natuur der Tropen de Moeder, de Voedster,
de Godheid aanbidt, door den mensch nooit te
overwinnen, en die de Godheid, die slechts de
verhouding van Voedster en Moeder t
genoverden zwakken, kleinen sterveling duldt, op straffe
van hem, den mensch, in een bodemlooze hel
van honger, ellende en lijden te storten.
Zijn, zoo gezien, in deze beide antipodische
reuzen niet inderdaad al de groote problemen
der huidige menschheid, haar verleden en haar
toekomst besloten?
Is dit niet, in laatste instantie, de vraag, die
ieder denkend mensch zich heden ten dage met
angst en beklemdheid stelt: zal de menschheid in
staat zijn de onmetelijke krachten, die zij
deNatuur heeft afgedwongen, ook werkelijk aan te
wenden tot eigen en gemeenschappelijk heil, of
zal zij, als Prometheus, door den toorn der goden
nog honderdduizenden jaren aan de rots geketend
worden, waar zij nu reeds voor een overgroot deel
aan gebonden ligt?
BATENBURG & FOLMER
(G. W. POLMER)
DEN HAAG,
HUYGENSPARK 22
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTING
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN