De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 20 augustus pagina 7

20 augustus 1927 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Ito. 2620 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 20 AUGUSTUS 1927 Uit'de Natuur iee eo malaria door Dr. JAC. P. THIJSSE II. T~\ E Zuiderzee-droogmakers staan er heel wat beter voor dan indertijd de droogleggers van het Haarlemmermeer. Die verrichtten hun werk in vreeze en beven en moesten vooral opzien tegen ,het tijdperk, dat de modderige bodem bloot zou komen te liggen met tal van kleine stilstaande plasjes, volgens de opvattingen van dien tijd de broedplaats van schadelijke ,,dampen",van miasma, van malaria. De polderwerkers en anderen hebben toen ook veel van ziekte te lijden gehad, maar wij weten nu wel, dat die plasjes daar oorspronkelijk niet aan schuldig zijn geweest. Wanneer met eenige jaren de Wieringermeer komt droog te liggen, dan verschijnen ook daar allerlei p poelen, modderige poelen, zanderige poelen van allerlei aard en grootte. Maar al die pasgeboren poelen zijn onschuldig, even goed als de slooten en tochten, die hen bij de verkaveling zullen opvolgen. Het kwaad komt pas met de mug, met de malaria-mug en wel met de malariamug, die vatbaar is voor besmetting. En deze komt alweer pas met den mensch. DE GEWONE MALARIAMUG (Anopheles maculipennis) Eigenlijk behoort iedereen tegenwoordig de malaria-muggen te kunnen onderscheiden van de gewone. Daar mankeert nog veel aan. Het allerzekerste onderscheidingskenmerk zit hem in de tasters aan het zuigapparaat. Die zijn bij de malaria mug ongeveer zoo lang als het zuigapparaat zelve, bij de andere muggen op zijn hoogst half zoo lang, veelal zelfs korter. Wie goede oogen heeft, kan dat duidelijk zien, anders moet de loupe er maar bij. Dit kenmerk geldt alleen voor de wijfjes, maar dat is voldoende, want de mannetjes, die ge allemaal kunt kennen aan hun prachtige pluimsprieten, steken nooit en komen alleen voor in het zomerhalfjaar. Nu komen de malaria-muggen vrijwel voor door het geheele land. Er zijn wel plaatsen, die muggenvrij heeten, maar een ervaren muggenzoeker slaagt er doorgaans wel in, om ook daar onze vriendin Anopheles te ontdekken. Het verslag Koninkl. Boomkwoekerij lihliiu," Charles van Ginnektn 6 Zoon, Zundert, N.Br. Het van ouds gunstig bekende adres voor: Dennen, ter bebossching (uitsluitend Inheemsch zaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, Boomen en Heesters. Catalogi op aanvraag gratis en franco. Tel Interc. No. 1. Telegr.-Adr.: Wühelmina, Zundert. van de Wetenschappelijke commissie verhaalt daarvan een leerzaam geval, waaruit blijkt, dat de goede vakman toch altijd meer zekerheid verschaft dan de dilettant, al is die ook nog zoo vlijtig en geestdriftig. Nu is het echter zeer merkwaardig, dat de ziekte zelve beperkt blijft tot Noord-Holland en een deel van Friesland en daaruit maken we licht de gevolgtrekking dat de malaria-muggen daar anders moeten zijn, dan die van het overige Nederland. Ook buiten ons land is dit anophelisme zonder malaria" een gewoon verschijnsel met name in Denemarken, Engeland, België, Frankrijk en een groot deel van Duitsshland. Men meende wel, dat zulke muggen den mensch niet meer staken; ze zouden misanthroop zijn en hun heil zoeken bij varkens en kalveren. Vormen nu de philanthropen een afzonderlijk ras? Deze vraag houdt de Wetenschappelijke Commissie al lang bezig en kan alleen door lang durig en diepgaand onderzoek beantwoord worden. Daarmede nu heeft onder leiding van Prof. Swellengrebel de heer Dr. De Buck zich bezig gehouden en zijn dissertatie: De variatie bij Anopheles maculi pennis in verband met het Anophelisme zonder malaria", levert een belangrijke bijdrage tot de oplossing van het raadsel. De Buck vergeleek, voornamelijk door meting, duizenden muggen uit het besmette gebied met duizenden uit malariavrije streken en vond alvast een verschil in grootte: de misdadigers zijn het kleinst en ze bewonen bij voorkeur het brakwatergebied van Noord-Holland. Ze bezuigen even goed de menschen als het vee; ook de groote muggen uit het niet besmette gebied zijn niet bepaald afkeerig van menschenbloed; een scherpe onderscheiding van misanthrope en philanthrope muggen is dus niet te maken. De invloed van het zoutgehalte van het water, waarin de larven opgroeien is niet eenvoudig en direct, daar zijn stellig nog andere factoren bij betrokken, maar die zijn nog niet bekend. Ge ziet, er moet nog heel wat gewerkt worden, eer wij het naadje uit de kous weten, maar dan zal het ook weldra voor goed met de malaria uit zijn. Eén ding weten we zeker; wie niet door een malaria-mug gestoken wordt, krijgt ook geen malaria. De strijdleuze: geen muggen, geen malaria", blijft van volle kracht. Men zint dan ook nog steeds op nieuwe manieren en middelen om de muggen en hun larven te verdelgen. Het dooden van de larven geschiedt altijd nog vlug en goed door de wateren te besproeien met paraffine. Alkmaar en Amsterdam doen dat nog steeds zeer uitvoerig en systematisch, Hoorn is er mee opge houden. Onder leiding van Prof. Swellengrebel zijn. bij Medemblik proeven genomen met Parijsch groen en daarover heeft Dr. H. de Rook zijn disser tatie geschreven: Parijsch groen als anopheleslarven-doodend middel". Het wordt, met stof ver mengd als fijn poeder op het water gebracht en vergiftigt dan snel de larven, die het eten. De poppen worden er dus niet door gedood, want die eten niet, maar ze sneuvelen wel door de paraffine, want die werkt op de ademhalingswerktuigen. Parijsch groen is per vierkante meter goedkooper dan paraffine, maar het uitstrooien vereischt meer tijd en de bewerking moet sneller herhaald worden. In breede slooten heeft het wegens zijn snelle werking eenig voordeel boven paraffine. Beide middelen zullen dus wel naast elkaar gebruikt moeten worden; de groote campagne van dit jaar tegen de muggen van Medemblik zal ons ook in dit opzicht wel wijzer maken. Wanneer we de malaria-muggen in NoordHolland en Friesland konden verdelgen tegen den tijd, dat de Zuiderzee droog zal zijn, of tenminste terugbrengen tot een onschadelijk minimum, dan hadden we verder geen zorgen. Het ziet er echter niet naar uit, of we daarin zullen slagen en dan moeten wij er ons op voorbereiden dat de muggen de nieuwe polders binnendringen. Het is van groot belang te weten hoe dat gebeurt en hoe snel en ook dit vraagstuk is thans bij de Wetenschappelijke Commissie in onderzoek. Als het volgend jaar verslag verschijnt kan ik daar misschien meer van vertellen. Links: Kop van de Mala.riamug (wijfje) Rechts: Kop van de gewone steekmug (wijfje) Boekbespreking door HERMAN MIDDENDORP Stephanie Claes-Vetter. Verholen krach ten. Novellen. Brussel en Amsterdam N. V. Standaard Boekhandel en P. N. van Kampen en Zn. Ze zijn niet van de slechtste, deze novellen van mevrouw Claes-Vetter. Deze schrijfster kwam een paar jaar geleden voor den dag met een verhaaltje Vroeg schemer", waarin zij een onderwerp be handelde dat zij blijkbaar niet aankon. Zij is nu voorzichtiger geweest en blijft over het algemeen binnen de grenzen van haar kunnen. Een uit zondering moet gemaakt worden voor de schets Mijnheer en Mevrouw"; in de uitbeelding van het Haagsche milieu schiet zij tekort. Dat kan Jeanne Beyneke van Stuwe beter. En de andere novellen: een belangrijke aanwinst voor onze proza-litteratuur zijn ze niet, maar ze zijn met een zekere vlot heid geschreven en ook niet al te oppervlakkig. In het eerste verhaaltje doet het kind, dat het tweede huwelijk van haar vader voor elkaar brengt, een nogal bedenkelijken aanslag op ons gemoed; er is overeenkomst met sommige films, waarin de een of andere aanvallige kleine wonderen verricht, en de ouders van tijgers tot lammeren maakt. Het beste verhaaltje lijkt mij Masoeurke Basilie", eenvoudige schets van een oude ziekenverpleegster, die niet kan begrijpen dat ze onge schikt wordt voor haar beroep. In Leed" is de dialoog uitmuntend, maar het verhaaltje zelf is te poover, te schraal. Dat laatste moet ook gezegd worden van Uitstaan". In de religieus-symbolieke schetsen heeft de schrijfster wel iets bereikt, al blijven ze slap. Elias Kraemmer. De iveg naar het licht. Vert. uit het Noorsch door N. BasenauGoemans. Amsterdam, g. j. H. J. W. Becht. Een roman van ouderwetsche breedsprakigheid. Een typisch midden-negentiend'eeuwsch boek; tenminste als men het vergelijkt met Cremer c.s.. dan vindt men denzelfden goedmoedigeu humor, dezelfde ietwat zoetelijke braafheidstendenz. Een figuur als die van den torenwachter Stolz, met zijn boersche flinkheid en zijn naïef recht-door-zeegaan is van begin tot einde cliché. Uit zuiver-artistieke overwegingen had de vertaling van dit ver ouderde boek wel achterwege kunnen blijven. Als vulsel voor bibliotheken is het uitmuntend; het is een gezellige dikke kluif, het is genoeglijk verteld en het Hollandsch van de vertaalster is goed. VAM HELLES ? TABAK is

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl