Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 AUGUSTUS 1927
No. 2621
HET STILLE STRAND
HET STILLE NOORDEN
Schilderkunst
door A. PLASSCHAERT
Permeke, te Oostende
Reizen is niets dan zichzelf, op andere wijs,
herkennen in verschillende streken, in verschil
lende groépeeringen van gebouwen, in een klein
en troostrijk détail, in een stemming van lichte
lucht en lage wolken, in een kamersche schemering,
in een starren distel, in een moeder, die ziet naar
en langs haar kind, in veel stille vreezen in veel
oogen, in de donkertoornige lijn van een
betwistenden mond, in een snel-uitvliegende begeerte,
in handen, die ge zoudt willen aanraken, in lippen
vermoeid, en buigingen van lichamen en die
zijn enkel schoon l en in menschen, met
andersgeschakeerde krachten en geheimen, anders dan de
eigene. Reizen, al is het thuis, lezend in een blauwe
Hachette, is mild en bewogen zichzelf vergrooten
door d'annexatie van een vergeten of nog-niet
gevonden provincie, door het steil stellen van een
standaard op een eiland, dat even ver is als het is ne
derig en lieflijk... Maar reizen is bovenal: het
herkennen en het zoeken van menschen, stille of
luide ornamentaties van ons leven; het herkennen,
en erkennen (en nooit waren wij daar niet
welbereid toe) van krachten, in de symbolen der lijven
gevangen, van krachten, die een weg, fel, zich
zoeken door eiken weerstand heen en tot elk zeker
en zuiver doel.
Dat is reizen en dat is het nog: het lichaam
gunnen zijn genoegen en bij een maal, even ge
schakeerd als het vertrouwelijk gesprek is ver
troostend, een'wijn verrast begroeten en gebotteld
,vuur" de al open hartelijkheid laten vergrooten...
II
Het is ten eerste, het was ten minste het eerste
bij dezen tocht, die langs St. Truien en Brussel
naar Oostende ging: het zoeken van een kracht. Het
was, in Snit-Truien, achter een oud huis neerzitten
in een koelen ouden tuin, of 't verborgen waar
deeren van een ander huis vol herinneringen, waar
de verlatene met matte lippen sprak over wie
heen-ging; het was daar een' eenzame ontdekker,
die overrijk, met de gebaren van een vader in armen
en handen, arm bleef in dien rijkdom, omdat de
VAH HELLES
? TABAK ?
IS rVX/ALITEIT
lichamen, die zich moesten laten streelen, eigenwijs,
schraal bleven van deze edele liefkoos ing; het was
in Brussel ,,au filet de boeuf", de sobere weelde
genieten van een feest waar geest en tong en lippen
en het dorstig keelgat tesaam genoten in n beet
of in n teug, maar het was toch de tocht naar een
kracht; het was bovenal de tocht naar Permeke,
den schilder, die van Antwerpen weer terugtrok
naar het meer vertrouwd Oostende, waar een haven
met zware visschersbooten hem aanleiding was tot
meer dan n van die schilderijen, wier overvol
heid van kracht de figuren doet zicellen van binnen
naar buiten, en hun een eenvoudige grootheid
geeft, die alle bestudeerde synthese ijdel doet
schijnen en allen zoogeheeten groot-gehouden vorm
maakt tot een vereenvoudiging slechts van de,
het volumen tegen den achtergrond bepalende,
lijnen.
Want bij Permeke heeft het licht een vol volu
men en heeft het lichaam een vol volumen.
Alles leeft daar in een volle natuur of in een
vol kamerlicht, kolossaal, plomp en overweldigend
en bezeten van een stillen, sterken demon, die
mij nu niets anders lijkt dan de reusachtige adem
haal, die gaat door een Al, dat bezield is, en ziel,
en toch lijfelijk tegelijk, en die de schilderijen die
ge daar naast ziet, blameert als waren dat alle
sierlijke of gewilde, of wrang-zinnelijke leugens
zooals de Christus van Van de Woestijne, die in
het museum te Brussel, overdreven, in een thea
trale wringing, hangt naast dat interieur vol men
schen, dat de Vreemdeling heet, en waar
Rembrandt dionysischer wordt ge-e venaard, zonder
eenige nabootsing en waar, tusschen de menschen,
Permeke's zelfportret (een der vele) ge erkent,
met zijn ook komische kracht.
III
Permeke woont te Oostende in een huis, waar
ook een notaris zou kunnen wonen met een
weibeklant kantoor. Het is een huis met ruimte, en
toch met dien besloten anderen vorm, die het
Belgische huis van het Hollandsche onder
scheidt, en waar ge den feller-bloedrijken Vlaming
thuis begrijpt te zijn, openbaarder in en tegenover
het leven dan de meesten van ons. Maar het huis
is niet vol van de traditioneele meubelen, het is
leeg van huisraad op n kamer na
(moedwilligmodern gevuld) en op, misschien, de keuken na,
die ik niet zag. Verder zijn er in alle ruimten schil
derijen en teekeningen; in de gang, in de kamers,
in het atelier, in alle ruimten'?en in alle grootte's
en schalen. Want de teekenaar Permeke, die een
figuur kan teekenen met de psychologische sub
tiliteit van een Breughel, en met de als een snaar
strakgespannen lijn van een Westerling, die een
ouden, vroegen chinees u doet herdenken of die een
teekening vult met de ronde rompen der menschen
en met de meer te saamgebonden vormen van
een brood of een brok gekookte ham, die teekenaar
is in zijn sterken eenvoud niet minder dan de schil
der, en meer dan n blad bewijst meer dan ns
de zich-veranderende. naar omstandigheden nood
zakelijk veranderende en^zich schikkende
hartsGTDDINGfl
ITUYNENBURG MUYS|
SbCHILDERSI
tochtelijke volheid, strakheid bij eenvoud of
kunde.
En meer en meer vindt ge in de schilderijen eiis
in de teekeniugen (mocht het nooit tot procéd
worden !) de eenvoudige voorstelling, de
dagelijksche daad: het snijden van het brood, het eten
van de avondpap. of de moeder met het kind, de
visschersvrouw voor de zee (Permeke is zelf
een ervaren zeiler !). de gebouwen der boerderij,
de boeren zelf met de beesten (wie schildert, zóó
koeien na Breughel?), een kop. trotsch in zichzelf.
een leelijk wijf (schijnbaar-geteekend als door een
kind), of de jagers in een landschap als twee zware
poppen in een eeuwige landstreek of de
kerel met het kapmes, waar het leven uit alle
dingen puilt, als moest de aarde haar krachten
in uitstulpende vormen wat verluchting geven
tegen een te-veel aan spanning.
En Permeke zelf? Ge noemt dat gewoonweg:
kort en gedrongen; met witte wenkbrauwen
en witte wimpers tegenover zijn
buitenkleurgezicht. Ook een natuurverschijnsel ! Met van
alles in hem, van den eenvoudige veel, maar
van den eenvoudige, die subtiel is (zooals boeren
kunnen zijn). Met van tijd tot tijd. weinig keer
maar genoeg, een uitdrukking, waardoor ge be
grijpt, dat hij die schilderijen maakt en die
teekeningen-lijnen trekt, of die volumina doet zwellen
van eigen intensiteit en bloed. Met een breedheid
in de kracht van zijn oogen, en een slimheid, die
voor hem zelf als een genoegen moet zijn. Maar
bovenal met een volheid van alles, als een
vruchtbre grond, waar het natuurlijke een onomgaanbare
verwerping beduidt van het gekunstelde en kunst
matige; een kracht, die van nature voortbrengt en
van nature zwelt, van een vruchtbaarheid, die niet
let op een meer of minder, maar die gul geeft
zooals alleen een werkelijk schilder dat kan: haast
onrechtvaardig van sterkte tegenover de zwoegers,.
de zweeters, de zwakken en de moedwüligen
En ik voel geen enkele overdrijving in wat ik
neerschreef: een tocht naar Permeke is een tocht,
naar een (menschelijke) kracht.