De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 27 augustus pagina 19

27 augustus 1927 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2621 DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 27 AUGUSTUS 1927 19 f'f \' f V' t* \t' (Slot) "7 IEZOO l" sprak ze, binst ze de J) rokken weer naar beneden liet gordijnen, ,,'k Wenschte dat z' alledagen uitgingen en dafr er dan alledagen zoo'nen vijffrankkalant afkwam lijk Stafke !.. .. En zoo'ne stomme vent zou dat afslaan !.. . . Zoo stom! ..... zoo stom I...." . Ja, maar.... ze zijn nog ni weerom binnen !" schampte de Teppe terug. ,,Wacht maar ! Stafke zal ons wel een pijp te smoren geven ! 't Spel begint * maar pas." III Alles verliep goed. De Teppe stond er warelijk van te zien hoe goed ze 't in malkander had gestoken om 't komediespelerke onder Mieke gesmok keld te krijgen ! Tegen den tweeën door een smal, bouwvallig gangsken, dat den bouw verbond met een verlaten achterhuizensteegsken, kwam Stafke mys, terieus binnengeslopen en ze deed hem zich wegsteken in 't reuzenkamerke. En als een kwartierke daarop door de groote poort Soe-den blazer kwam en de twee pijpers met hun lange dwarsfluiten en Gust met zijn grooten antieken trommel, wenkte ze de mannen hun keuken binnen om een glazeke gersten komen te drinken. 't Zal warm worde !" zei ze. Hier, zie, jongens! Da's tegen den dorst ; die komt. Drinkt maar leeg, daar is er nog in onzen kelder !,, Ze dronken er een, en een tweede, vertelden iets en binst dien deed Net met de oogen teeken aan den Teppe i dat bij er van onder moest muizen. Een wijlke dacht de Teppe aan : wraak. Als hij nu eens niet ging, van , krommenaas gebaarde, en precies of hij i wist van niets onder Mieke kroop, waar i dat Stafke nu zekers al zat. Dat zou wat worden ! Maar och ! de ruzies j in huis ! Geenen minuut rust zou hij j nog kennen ! Daarbij, hij begon zelf j plezier te" krijgen in dees komedie en j daarom trok hij zich ongemerkt weg i en sloop stil naar boven. ' De beiaard die te spelen begon van: ; Als die daar zegt de reus die komt, de reus die komt ? Hij beuzelt daarom ! (? kwam hun verwittigen, dat het tijd werd. Waar is de Teppe? vroeg Soe, die opstond en naar buiten ging. Die zit er zeker al in," antwoordde Net. Soe speelde zijnen jas uit, hing hem aan een haak tegen den muur en kroop onder Goliath. Teppe, couragie !" buiksprak Go liath die effen omhoog wipte. Van 't zelfde, Soe !" antwoordde Mieke n ook zij wipte op. Net smeet de ronde poort wagen wijd open en op straat waar wel hon" derd kinderen te wachten stonden, helmde er een luid: bravo !" los om de reuskes te verwelkommen. De pijpers speelden het reuzenlieke mee met den beiaard, de trommel rof felde hol-antiek. De kinderen zon gen, de groote menschen op de stoe pen lachten en langzaam waggelden de poppen de zonnige straat in: vlak achter de muzikanten den grimmigen, gehelmd- en geharnasten Goliath-metden-baard en de kwade oogen, en achter hem het bolle Mieke met heuren lachend-blozenden balonnenkeskop en heuren strooien hoed met binders. Lijk de traditie het wilde hielden ze even halt op de Hooge-Brug en ga ven daar dan hunnen eersten, flikker af voor de meedrummende kinderen en voor de menschen die in hun deuren en hun vensters verschenen. Daarop zakten ze de brug af en de Groote Markt op. Doch al meteens bleef Mieke pal FEUILLETON: De klecht van de reeskes door ANT. THIRY (Met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Fred. Bogaerts) staan en liet beuren vent, die niets vermoedde, met zijn pijpers en zijnen roffelaar gerust verder waggelen. Ze draaide zich eens naar rechts, daarop naar links, als zocht ze iets en schokte toen naar 't huis Den Bijkorf", waar in 't balkon een magere, deftige menheer met een geel, chineeschbesnord hertvreters-gezicht, stond toe te zien. Alleman keek verrast en nog meer als Mieke zoowaar een arm ophief en plots met een luide zinnekenstem begon te spreken: Bonjour, mijne lieve menheer De vari nog zoo'n plesante treiterderijen, haastten zich mee. En warelijk, geen twintig meter waren ze verder of weer hield ze halt en alle zochten ze vensters en balkons af, nieuwsgierig wie mogelijk nu de vlaag ging krijgen. Doch ze zochten thans te hoog. Tegen een dik, opgeblazen ventje met een wit vest over zijnen bollen buik en een panama op zijnen rooden, siga ren rookenden smulpaapkop, die in de deur van De Gulden Kraan" preten tieus stond toe te zien, was het dat Mieke losgichelde: Rijck!.... Comment ca-va-'t-il? ....Nog altijd even zuur?.... Da' moogde niet doen, man! en zekers niet als ge toch zoo geerne schepene zoudt willen worden !.. . De menschen van de stad zouen u toch zoo geerne,hebben, ze zien u toch zoo geerne !. . .. En..." Iedereen spitste de ooren. Die ging er van krijgen ! Doch de zure menheer, die plots rood uitsloeg, keerde zich rap om, vluchtte naar binnen en deed driftig de balkondeuren toe op 't gelach dat t' allenkanten losspetterde. Mieke bewoog nog eens heuren arm, gichelde spottend: ,,IIij gaat loopen !. . . . oejoejoe !. . . . ik word bang !" en vervoegde haastig heur gezelschap. Niet alleen de kinderen, die juichten: Mieke spreekt, bravo !" liepen heur achterna, maar ook de groote men schen, in geprikkelde verwachting Wie da'k daar zien ! Daar hebben we zoo waar onzen vriend Balon ! Proficiat, hij is er verdjed ! nog dikker op geworden dan gepasseerd jaar ! Zeg eens, bruur, speelde gij 's morgens bij uwen koffie nog altijd twintig pistoleekes binnen met uw twelf eieren? Kunde nog altijd op n week een tonneke mtinich meester en is een bief steek van drij-pond nog altijd ni genoeg voor 's noenens ? A propos, zeg eens, tegen wanneer gade nu bersten ? '' Alleman schetterde. En ook het dikzakske lachte een beetje mee. Doch toen Mieke daarop geslepen vroeg: Maar zeg eens, van wat be taalde gij dat?" viel de lach van zijn gezicht, en niet kwaai'oogen keek hij naar heur kartonnen mombakkestronie. Hij stak er de vuisten naar uit, drong vooruit om heur telijf te gaan, maar op 't gemaakt-angstig gegil van Mieke: Goliath ! hij wil mij sla-gé" dat 't volk aan 't gieren bracht, draaide hij zich om en vluchtte De dulden -Kraan" binnen. Mieke schokte gauw terug achter heuren reus met zijn fluit-en-trommel muziekske. De traditioneele toer van de Groote Merkt werd gedaan en zoo kwamen ze achter het stadhuis, waar ze naar aloud gebruik hunnen tweeden flikker zouden afgeven. 't Stadhuisvolk, klerken, vorsters, zelfs de secretaris en de burgemeester met een paar schepenen kwamen uit de vensters hangen om ernaar te zien. En ook al 't volk uit de oude brouwe rij Hei Dambord" aan den overkant stak den kop door de klein' vensterkes om toe te kijken. Er werd plaats gemaakt, de muzi kanten stelden zich in fachette, Goliath plaatste zich tegenover zijn Mieke en op de maat van 't gepijpte reuzenlieke voerden ze hunnen dans met heen en weer getrippel en gedraai uit. Daarop stelden ze zich weer in hun gewone volgorde en schoven verder naar de Sint-Huibrechtstraat toe, steeds omdrumd van de op zottigheid beluste kijkers. Doch pas waren de pijpers en ook Goliath achter 't hoekske van die straat of Mieke bleef weer eens staan, draaide zich om en kwam terug de markt op. 'k Heb, verdjed ! iets vergé-té!" kreste ze als huilend en haastig wag gelde ze naar 't stadhuis, gevolgd door al dat valk. Ter plaatse waar ze daar juist had staan dansen schokte ze stil, keerde zich naar de koppen die in de vensters hingen. Bonjour ! Bonjour ! stadhuisbollen allemaal !" riep Mieke, terwijl heuren eenen arm als daarstraks weer stijf omhoog ging. Daar zien we ze nu, al de geleerdheid, lettervreterij en pennelikkerij te samen in hun kot ! Nog een keer: bonjour!" Alleman proestte het uit. De koppen in de vensters schok ten effen achteruit, wierden plots serieus en keken sterrelings naar dien zotten reuskeskop die daar een meter of twee boven 't gewone volk zoo'nen ongewonen klap los liet aan hun adres. Laat me ze nu eens allemaal goed bekijken !" spotte de stem verder. Daar zie 'k den burgemeester, 'k Wil van hem niets zeggen. Maar dat geel ventje daar nevens hem met zijn ge niepig judasse-gezicht, die moet ik hebben ! Zeg eens, kadee, zijde nog altij zoo goed aan 't konkele om zelf burgemeester te worde. G'hebt het nu toch al ver gebracht, ge zijt al schepene. De rest komt ook wel en dan kunde troxiwen !" Weer was er luid gegier en dat steeg nog als de hoeren verschrikt achteruit weken en de ramen naar beneden duwden. De klerken en de vorsters hun gezicht ontspande zich en 't leek wel of ze meelachten. /e gaan loopen ! Hoe flauw! Voor eene keer in 't jaar da'k buiten koom !" kloeg ze verder komiek. Maar 'k zie nog genoeg klein' ruigt en daaronder 7,ijn er ook zoo'n paar. ..." Doch pas had ze 't gezegd, of op een schot waren alle koppen weg, alle vensters bonkten ruw naar beneden en 't gelach en de schimpscheuten vlaagden weer omhoog. Bravo, Mieke !" werd er geroepen. Ze /.ijn bang ! Ze kunnen er niet tegen." Doch lang duurde dat plezier niet. Vier politieagenten verschenen er. Ze drongen ruw door 't volk en naar Mieke toe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl