Historisch Archief 1877-1940
No. 2622
DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 3 SEPTEMBER 1927
17
Dingen die dezer dagen misschien wel
eens gezegd zullen worden
Met leekening voor ,,de Groene Amsterdammer", door J. W. Bloem
M
'i
k
Is u op reis geweest?
Ja zeker. En, waarheen?
Naar Zwitserland. Mooi weer?
Ja, over 't algemeen
Perfekt. Haast altijd zon.
Nou, hier heeft 't dan gegoten.
Dat schreef Mama. Wat sneu !
En zeker erg genoten?
O 't was verrukkelijk.
U kent de streek misschien?
Ja, Zwitserland ! Waar was 't ?
In Ober-Engadin.
O ja. Wat is 't daar mooi.
En dan die vergezichten !
Dat Alpenglühen, nee,
Ik hou niet van gedichten,
Maar als je zóóiets ziet....
En 't eten? Ook heel goed.
Zoo'n lijst, je weet soms zelf
niet wat je kiezen moet.
'k Vin wél, in Holland zijn
de porties meestal grooter,
En dan bij ons de groenten,
altijd in de boter.
't Schijnt dat men die manier
in 't buitenland niet kent.
In 't eerst is 't flauw. Maar och,
je raakt eraan gewend.
Wel ja ! 's Lands wijs, 's lands eer.
En waar hebt u gezeten?
Wij hebben de vacantie
aan den Rijn gesleten.
De Rijn blijft altijd mooi.
Ja. Eddy was wat moe,
Dweept met den Rijn; ik zeg:
dan gaan we daar naar toe.
O die ruïnes, nee,
daar hoor je Wagner zingen.
En dan die vergezichten,
en die wandelingen !
U ook op reis geweest?
Nee. Wij zijn thuis gebleven.
We hadden veel bezoek,
van nichtjes en van neven,
En och, hoe gaat het dan?
Je huis is altijd vol,
De tuin, het tennis veld,
de meisjes vonden 't dol.
We maakten, u begrijpt,
geregeld auto-tochten.
Mijn man chauffeert. Enorm.
U moet hem zien bij bochten !
Ik heb wat uitgestaan.
Ons land is toch zoo mooi.
Daar heb je Valkenburg,
den Achterhoek, het Gooi,
Je hoeft het heusch niet in
het buitenland te zoeken.
En dan, zoo'n wagen brengt
je in de verste hoeken.
Daar heb je nu die vergezichten
aan den Rijn,
Dan zeggen wij wel eens:
ons landje mag er zijn.
U nog op reis geweest?
Ja. Naar de Schotsehe meren.
Nou dut 's iets, waar je wel
een jaartje op kunt teren !
Hoe hebt u het gehad?
O schitterend. Volmaakt.
Een land, waar j' altijd meer
van in verrukking raakt.
Die vergezichten, nee.
't Logies liet wat te wenschen.
De zindlijkheid. zoo-zoo.
Maar heel geschikte menschen.
Het vleesch beviel ons niet;
die zoete saus daarbij !
Mint sauce, o ja, dat was 't.
Nee, dat was niets voor mij.
Vervelend was, daar kreeg
je bijna eiken dag van.
Maar toetjes, ja dat 's waar,
daar hebben ze wel slag van.
En telkens weer wat nieuws.
Hoe was de reis op zee?
Nog last gehad? Ik? Nooit.
Mijn man. Mij viel het mee.
Je blijft maar veel op 't dek.
Je moet er niet aan denken,
En nooit aan middeltjes
de minste aandacht schenken.
Nee. Zeeziek was ik nooit.
Nou, vrouw. . . . Het is nietwaar.
Ik voelde me al lang,
dat weet je best, hél naar;
Je hebt dan veel te doen,
de drukte van het pakken,
En dan, op reis, niet waar?
je mist zooveel gemakken.
Maar zeeziek was ik niet.
nog op reis geweest?
Ja. 't Was ons jubilé.
Dat 's waar ! Uw huwlijksfeest.
En waar naar toe? Parijs.
Dat blijft ons steeds bekoren.
Die winkels, die café's,
en dan die Eifeltoren !
We waren even erg
in ongelegenheid.
Hoe zoo? Toch niet gerold?
Nee. De bagage kwijt.
Affreus ! Ja. («are du Nord.
Enfin, we reclameerden,
Zoodat de koffers toch
per slot nog arriveerden.
Maar 't icas een schrik. Dat spreekt.
We hadden nogal wat.
Je bent dan in .Parijs,
in een mondaine stad,
En weinig goed op reis,
daar kan 'k volstrekt niet tegen.
'k Vin, beter ergens mee,
dan ergens om verlegen.
U nog op reis geweest?
O, ja. Naar Neuenahr.
We hebben wat gekuurd.
Verruklijk is het daar.
En bij de bron muziek
Al in de morgenuren.
We waren altijd vroeg.
Ja, dat hoort bij het kuren.
Vertel eens even van
die kennismaking, Han.
O ja, hoe aardig je
't op reis soms treffen kan r
Daar was een oude heer,
ik ga eens kennis maken,
Wat blijkt nu, toen we even
wat aan 't praten raken?
Zijn broer was met mijn oom
in Dordt nog schot)! gegaan !
Is 't mogelijk ! 't Is waar.
We sloot' ons daadlijk aan.
We hielden geen van beiden
van moderne boeken,
Hij kwam ons zeker ook
in Holland eens bezoeken,
We inviteerd' 'm op
een glaasje Moezel wij n,
Dan zeg je toch wel eens:
wat is ons landje klein !
Nu is mijn vulpen leeg,
ik merk het aan het lekken:
Geen inhoud, maar een stroom
precies die reis-gesprekken.
CHARIVARIUS
TELEFOONTJE
door CEL 2
Juffrouw, kunt u mij verbinden met eert
van de ministers die overhoop liggen met de
Rekenkamer ?
Niet allemaal tegelijk alsjeblieft.
Wat blief'? Minister Kan? Is hij werkelijk
op zijn bureau? op zoo'n mooien zonnigeri dag?
Hallo, Excellentie, is u daar?
Nee, over iets veel ergers. Over de
Rekenkamer !
Precies. Waar blijft de onafhankelijkheid
van den Minister niet alleen maar ook van zijn
ambtenaren. Als die niets meer zouden mogen
doen zonder zich eerst af te vragen: wat zouden
de heeren van de Rekenkamer wel er van zeggen !...
Al was je het zelf. Als ik van nature zuinig
ben en ik heb om mij heen iemand die niet anders
doet dan mij er aan te herinneren dat ik zuinig
moet zijn, dan zou je alleen al uit protest ver
kwistend worden.
Ja, ja, dat geval met die fietsenbewaarplaats?
Ik heb het gelezen. Is dat zoo gegaan? Heeft u de
loonen van de bewaarders met een gulden verhoogd
enkel en alleen omdat de Rekenkamer ze te hoog
vond ?
Bravo ! Je bent minister of je bent het niet.
En bovendien, niet waar, fietsen is een gezonde
sport.
Maar als ik vragen mag: wie controleert op
zijn beurt de Rekenkamer?
En of ! Zuinigheid l Wie weet wat daar v
ooiden dag kwam. Ambtenaren /.ijn nu eenmaal
ambtenaren al zitten ze in de Rekenkamer.
En dan elk jaar een mooi verslag. Net zoo
prikkelend van inhoud als dat van de heeren
rekenaars.
Eet eens op wat ik zeg. Na het tweede rapport
van de ministers zou de Hekenkamer eieren voor
haar geld kiezen en zij 7.011 u en de collega's met
rust laten. Wie boter op /.ijn hoofd heeft, vooral
als het margarine is. niet waar? ....
Bonjour, Jan.... I'ardon, Kxcellentie, ik
dacht in eens weer aan dien dribbel op liet
Heuvelloveld. Och, wat een tijd, wat een tijd ! . . . .