De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 3 september pagina 2

3 september 1927 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 3 SEPTEMBER 1927 No. 2622 Toena. derin door Prof. R. CASIMIR f 't % '* i Een nieuwe fase in den schoolstrijd J N 191? dachten we een oogenblik, dat de school strijd uu was. We vergisten ons. Hij herleefde in de gemeenten. Hij werd gevoerd bij het ver zamelen van handteekeningen van ouders, noodig om een school te krijgen. Hij leeft nog in de blaadjes van de Unie, die vooral tegen Augustus worden ver spreid. Hij rommelt in de onderwijsorganen. Hij beeft zijn tragi-comischen kant, als men ziet, hoe een schoolbestuur aan 't werven moet gaan om een school bevolkt te krijgen, wier oprichting ze eerst krachtens de wet van de gemeente heeft gevraagd. Maar toch heeft hij zijn hoogtepunt overschreden en een zeer duidelijk uitgesproken keerpunt is dezer dagen waar te nemen in het Rapport der Staatscommissie van 16 Jan. 1925, no. 10, die ouder voorzitterschap van Mr. V. H. Butgers stond. Mr. Butgers heeft lang gewacht voor hij het verslag zijner commissie in behouden haven bracht: het werd 11 Mei 1927 aan de Koningin gezonden. Het ?stuk werk en de landsdrukkerij verdient er allen lof voor is prettig gedrukt, van een paar kaartjes en een aantal grafieken voorzien. Het rapport zal wel grootendeels door den voorzitter zijn geschreven en is zeer wel leesbaar, goed ingedeeld, en brengt in den tekst en in de bijlagen een schat van gegevens, inzichten en beschouwingen. Al ben ik zelf lid dezer commissie geweest, zoo zal men het niet ongepast vulden, indien ik dit oordeel neerschrijf, daar de lof vooral den arbeid van den ijverigen secretaris en den bekwamen voorzitter betreft. Zij, die belang stellen in de regeling van ons middelbaar en gymnasiaal onderwijs, en de voor bereiding voor onze hoogescholen en universiteiten, zullen dit rapport gaarne bezitten, al is 't alleen maar om den overvloed van gegevens, die men hier overzichtelijk bijeen vindt, omtrent toeneming der scholen, plaats van vestiging, aantal leerlingen, aantal studenten aan de universiteiten, het aantal uitgereikte diploma's en omtrent de uitgaven voor het bijzonder onderwijs. Maar in het verslag is n voorstel, dat een nieuwe fase in den schoolstrijd beteekent, en dat zijn beteekenis hieraan ontleent, dat het de onderteekening draagt van zulke op den voorgrond tre dende staatslieden als- Butgers, van Wijnbergen, Tilanus en Albarda, die gerekend mogen worden, de onderwijsinzichten van de drie rechtsche par tijen en van de S.D.A.P. te vertegenwoordigen. Vooral de onderteekening der drie eerste, rechtsche leden is van belang. Een der opdrachten van de commissie was, na te gaan, hoe met inachtneming van de belangen van 's rijks schatkist, de Begeering een normale ont?vrikkeling van het openbaar en bijzonder middel baar en voorbereidend hooger onderwijs ook in de toekomst mogelijk kan maken. De vraag had haar recht. De groei der scholen "voor M.O. is in de jaren voor 1922 geweldig geweest. De netto kosten voor het Bijk stegan van 1.901.372 in 1913 tot 9.391.513 in 1927 (raming). Hetaantali scholen steeg aldus van 1900?1926: Openbare gymnasia 29 tot Bijzondere gymnasia 7 ,, B.H.B. Scholen 5 j. c 12 Gem.H.B.S. 5j.c 26 Bijz. H.B.S. 5 j. c 2 41 42 49 52 59 Totaal 76 tot 243 Uitgaven en scholen werden verdrievoudigd; eveneens het aantal leerlingen, dat van 13.224 tot 40.462 steeg in 1926. Het aantal diploma's (eind examen gymnasium, staatsexamen, eindexamen H.B.S. *) steeg van 970 tot 4152 in 1926. Dien overeenkomstig was er een groote vermeerdering van het aantal studenten. Aan de universiteiten alleen nam dit toe van 3650 in 1914 tot 7362 in 1925/1926. De laboratoria werden te klein, afgestudeerden konden geen plaats meer vinden, voor een weten schappelijk proletariaat werd gevreesd. De toestand van 's rijks kas drong reeds in 1922 tot het toevoegen van een artikel aan de betreffende wetten, waard oor bepaald werd, dat voor 6 October *) Ter afkorting gebruik ik i:an nu aan den term M. O., daaronder, ten-ij anders yezeyd, ook de gymnasia begrijpend. 1923 voor scholen, na 6 October 1921 opgericht geen subsidie uit 's Bijks schatkist worde verleend. En bij de wet van 28 Juli 1924 werd die maatregel ook uitgebreid tot stichting en uitbreiding van gebouwen van reeds gesubsidieerde, (volledige) scholen, en werd geen termijn meer genoemd. Aan de kroon bleef het voorbehouden, in bijzon dere gevallen een uitzondering te maken. Dit is gebeurd met 11 Katholieke en 2 Christelijke in richtingen. * * * Er was dus déze toestand ontstaan: Gemeenten konden vrijelijk hun scholen vermeerderen of uit breiden, bijzondere inrichtingen konden gén aan spraak meer maken op subsidie, doch hingen af van het inzicht van het departement. Dit nu streed tegen het wezen der bevrediging op onderwijsgebied. Immers de gedachte was steeds geweest, dat een groep ouders krachtens eigen levensbeginsel recht had op een school, als zij aan bepaalde voorwaarden van maatschappelijken aard voldeden. De lager-onderwijswet van 1920 heeft de bepalingen van de grondwet dan ook zoo uitgewerkt, dat aan de gemeentebesturen geenerlei oordeel toekomt over de wenschelijkheid of de nood zakelijkheid of levensvatbaarheid der aangevraagde school. Als het geëischte aantal ouders de school vraagt, en enkele andere eischen vervuld zijn, moet de gemeente hare medewerking verleenen. En de rijkskas moet opkomen voor de salarissen van het aantal onderwijskrachten, dat overeenkomt met het aantal leerlingen. Voor het lager onderwijs had de regeering de sleutel van de brandkast uit handen gegeven. De toe stand werd deze, dat zij zegt: als gij maar aan die en die voorwaarde voldoet, moogt gij zooveel uit mijn kas nemen: geen macht, die er zich tegen verzetten kon. Voor het M.O. was de toestand niet geheel gelijk. Geldelijk niet, omdat er maar 80 % van de toe gelaten uitgaven (die minder zijn dan de werkelijke) wordt vergoed en de schoolgelden gemiddeld niet meer dan 15 % der uitgaven goed maken. Maar ook stond in de wet subsidie kan verleend worden" en over de beteekenis van dit woord ,,kan'' was meeningsverschil. Beteekent het, dat het sub sidie verleend wordt, als aan de voorwaarden is voldaan, of dat de minister dan nog mag weigeren en dus de eindbeslissing aan hem blijft? Was dit het geval geweest, dan ware misschien het heele stopwetje niet noodig geweest. Dat het stopwetje niet kon blijven, spreekt van zelf. Als in de grondwet staat, dat onder bepaalde bij de wet vast te stellen voorwaarden aan het bijzonder M.O. subsidie kan worden verleend, dan moet men in de wet op het M.O. die voorwaarden (al zijn 't nog zulke zware) vinden en niet een be paling, dat er tot nader tijdstip gén subsidie zal kunnen worden toegekend. Terecht wijst de com missie er dan ook op, dat het stopwetje moet ver dwijnen. Maar moet dan de deur voor de stichting van openbare gemeentelijke en bijzondere scholen weer wagenwijd worden opengesteld? Het is te verwach ten, dat er nog vele nieuwe scholen bij zullen komen. Wanneer er geen rem is, voorziet de commissie, , ,dat binnenkort opnieuw een snelle groei van het aantal scholen plaats zou hebben, zoowel van BoomschKatholieke als van Protestantsch-Chiistelijke en van niet confessioneele instellingen. Zoo is ver meerdering van het aantal lycea te voorzien". Welke moet de rem zijn? De commissie verwerpt verzwaring der eischen aan het bijzonder onderwijs te stellen. Immers eischt dit nu reeds een niet on aanzienlijk offer van de voorstanders: het school geld is dikwijls hooger dan op de gelijksoortige openbare school en de ouders betalen bovendien dikwijls contributies, vrijwillige bijdragen, enz. Evenmin heeft de commissie het haar taak geacht, om eenige aanwijzing te geven, hoe de geschikte toelating tot het M.O. zou zijn te regelen, al wil zij behalve in gevallen van erkende bekwaamheid, in allen gevalle schoolgeld heffen, en al wijst zij op het nut van goede U.L.O. en Nijverheidsscholen, welke voor velen, die nu ten onrechte het M.O. bezoeken, de meer geschikte inrichtingen geacht moeten worden". * * * Maar moet er dan gén rem zijn? Ja, zegt de commissie, dit is dringend noodig en zonder dat in de nota's, die afwijkende mee ningen huldigen, uitdrukkelijk van het tegendeel blijkt, komt zij tot een oplossing, die een geheel nieuwe fase in den schoolstrijd beteekent. Zij stelt n.L voor, dat de Kroon alleen dan subsidie verleent^ aan schoolbesturen of gemeenten, indien na inge wonnen advies van den Onderwijsraad bij Konink lijk besluit bepaald is, dat in verhouding tot de daaraan verbonden verhooging der Bijksuitgaven de behoefte aan de school of aan de uitbreiding vol doende gebleken is. Wordt het verzoek niet ingewilligd, dan moet de beslissing met redenen omkleed en moet het advie» van den onderwijsraad tevens ter kennis van be langhebbenden worden gebracht. Daardoor wordt wel de beschikking van de Kroon aan zekere regelen gebonden, maar deze krijgt een groote bevoegdheid. Practisch zal dus de Minister van O. K. en W. beoordeelen, of er al dan niet behoefte bestaat aan een bijzondere middel bare school. Er is nu een tachtig jaren lang ge streden voor 't ouderrecht". En nadat verschillen de plannen voor de regeling van 't bijzonder onder wij s beurtelings waren aangehangen of voorgesteld, heeft de tegenwoordige subsidieregeling, waarbij de regeering zich onthoudt van iedere beoordeeling va.n wenschelijkheid of behoefte, ingang gevonden. In een vroegere periode vond de overheid dikwijls, dat er heelemaal geen behoefte aan bijzonder onder wijs bestond. Onder vigeur der wet van 1806 moest toestemming gevraagd worden voor de opening eener school, en zelfs die toestemming werd wel eens geweigerd. Men vond dat er geen behoefte was aan een bijzondere school en gaf dit in 't af wijzend besluit met zooveel woorden te kennen. Thans zal de overheid opnieuw de behoefte be oordeelen, en zij kan dat alleen, door in overweging te nemen, of de levensrichting, die de nieuwe school zal voorstaan, voldoende belangrijk vertegen woordigd is niet alleen, maar of zij genoeg afwijkt van die va,n bestaande scholen om te rechtvaar digen, dat er een nieuwe wordt opgericht. De regeering dus beoordeelaar van ricJiti»;/ enrichtingsonderscheid, niet als noodmaatregel, maar als blijvende regeling. En dit geboren uit geldelijke overwegingen. Erkend is dus door onderwij skopstukken van rechtsche allure, dat de finantiën een grens zetten aan de toepassing van ouderrecht en richtingsvrij heid. Zoo is dus nu in 1927 in eerste beginsel werkelijk heid geworden, wat C. H. den Hertog' in 1884 al voorspelde. Hij raadde aan: (Jccf de bijzondere school haar zin, laat het proces der splitsing door zieken, dan zal het uitzieken, want men zal van zelf tot de ontdekking komen, dat dit al te duur is en men zal op zijn wegen terugkeeren. In beginsel gebeurt het hier. Nuchter gezegd komt de regeling, door de commissie ontworpen, hierop neer: (Je kunt een bijzondere middelbare school krijgen, als wij 't noodig en niet te duur vinden, maar voor elk wisjewasje van meeningsverschil bij een kleine groep geven wij geen geld. Blijf dan maai' op de bestaande scholen en zie uw richtingsversch.il over 't hoofd. Als dit stelsel aanvaard wordt voor 't M.O., waar om het dan voor 't l.o. verworpen? En waarom dan niet in de toekomst gezien, dat er een veel grootere eenheid is van zedelijke overtuiging en didactische grondslagen, dan men ons, in dezen tijd van segre gatie, wel wil wijs maken? Dan zal er misschien weer een grootere toenadering komen. Eén ding blijkt duidelijk: men kan 't onderwijs als algemeen belang niet buiten den staat oin regelen. De bijzondere school is op allerlei manieren al zoo gebonden aan de wettelijke voorschriften, dat de naam vrije school" al een wonder slecht epitheton is geworden. Nu wordt ook de toekenning der sub sidie (en daarmee in de meeste gevallen de op richting) aan een arbitraire beslissing der regeering gebonden. De zoo uitgescholden staatsschool, doodgemaakt en vervolgd en bespot, herleeft. . . . in de gedaante der bijzondere school, die meer en meer gaat gelijken op Groens oude ideaal: een school. BATENBURG 6 FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG, HUYGENSPARK 22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl