Historisch Archief 1877-1940
WELEER EN NOU
door en met .teekeningen van CORNELIS VETH
Onhoorbaar opent zich het hooge riet,
Een man loert om zich heen, of geen hem ziet.
't Scalpeermes heeft hij in de hand gevat :
't Is de Apache op het oorlogspad.
De roover van zijn land, dien hij besloop,
Bewondert hem nu in de bioscoop.
De Apache
De film vertoont ook dezen bleeken sluiper;
Die haalt nog romantiek uit zulk een gluiper.'
De naam Apache is voor hem te mooi.
Hij vecht niet voor zijn land, maar aast op prooi.
Hij is een laffe schurk in 't werklijk leven,
Die, als men hem voorkwam, zou staan te beven.
i'.
Schilderkunst
door A. PLASSCHAERT
M. Adamse, Pictura, den Haag
Mijn vriend Adamse vervolgt langzaam en zeker
een weg, die naar de innigheid toe moet gaan, en,
het blijkt hier, inderdaad er heen gaat. Het stil
leven, dat wij op deze tentoonstelling zien, is onge
twijfeld vol vooruitgang; de verf wordt zuiverder,
klankrijker opgebracht; er is.'geen verkeerde
nadruk.; de materie doet niet te zwaar en te
dik aan. Drie stillevens zijn daarvan de beste
getuigenis, twee met een paar potjes, en een
grooter, voller, guller geschilderd met het witte
Delftsche vergiet (18, 20 en No. 2), terwijl het
Beethovenmasker (No. 3) de zelfde goede hoedanig
heden doet zien als dat vergiet op No. 2. Daarnaast
zijn te vermelden: de eieren en een meisjeskopje.
Wat ik altijd gehoopt heb van Adamse schijnt
zich te voltrekken; hij begint een eenvoudige
?zuivere persoonlijkheid te worden, en de toewijding
van een eenvoudige lief de is kenbaar in wat hij
thans maakt. Dat is wat wij in zijn stilleven zochten,
en wenschten te vinden. Adamse is een eerbaar
"werker, en deze eerbaarheid, die van het karakter
ia, was steeds een goed hulpmiddel ter ontplooiing
van wat iemand aan gaven bezit. Een zoodanig
schilder dient iedereen tegemoet te komen; een
portret in Pictura, dat, na de voltooiing, klakkeloos
werd geweigerd door wie een kriterium stelde,
dat ik nooit zoii hebben aanvaard, blameert (het
is van Mevrouw Rijken) niet den schilder, maar de
"weigerende lastgevers.
OEBESTEVARIIÏAS
H. Draver, De Bron, den Haag
. De heer H. Drayer schijnt een Haagsch
teekenleeraar te zijn, die in de uren, die zijn officieel
werk hem laat, schildert en zich in zwart en wit uit,
etc. Zijn schilderkunst is dikwijls donker, naar het
tragische heen als kleur; de vorm heeft de lust tot
het kxibieke volume ten eerste en bovenal ge
vende; de evenwijdigheid van lijnen wordt gaarne
geaccentueerd. Dit zijn allemaal eigenschappen,
die wij bij de modernen vinden, het vereenvoudigen
(wat niet altoos hetzelfde is als synthese geven)
hoort daartoe. Ook dit doet de heer Drayer.
Natuurlijk herkent ge invloeden; een gezicht
op huizen doet mij aan bepaalde vroege Kelder's
denken, terwijl de boomvormen (van de kale
boomen.) aan sommige Amsterdammers herinneren.
Dit behoeft niet te verwonderen, daar ge in dit
werk naast persoonlijker zaken als het witte
wagentje etc. en n der gezichten op huizen, of
op een straat, zwakke werken vindt, die beter niet
waren tentoongesteld, en die bewijzen, dat de heer
H. Drayer een nog niet sterke persoonlijkheid is,
tenminste als schilder, met enkle sterkere momenten.
Wat van de schilderijen is te zeggen is evenzeer
waar voor het zwart-en-wit. Hoe zou 't ook anders
kunnen?
Grégoire, Gemeente?Museum, Amsterdam
Ik was bevreesd, dat Grégoire's werk, wanneer
ge er veel van zaagt., zou tegenvallen. Het mist
toch spanning, en zelden heeft de kleur bekoring;
meestal is zij schoolsch, en met moeite gemanipu
leerd; ge vindt daarenboven geen persoonlijk
accent, of geen voldoend-persoonlijk accent in den
vorm. Tot mijn spijt heeft de tentoonstelling deze
vrees niet ijdel doen blijken er is weinig, dat de
aandacht trekt of dat ge, bij voorkeur, nog eens
gaat kijken. Wanneer ge den Ahasverus ziet, die
aan den Pelgrim van Toorop doet denken, dan
weet ge tegelijk den afstand, die Toorop's kunst
scheidt van die van Grégoire, beiden katholieken
en beiden katholieke onderwerpen behandelend.
Er is in de decoratieve voorstellingen van Grégoire
een ronde lijn, een gebogen lijn.'waaruit ge gansch
het karakter kunt lezen van dit werk; zijn zwakte»
zijn gebrek aan innerlijken drang. En de portretten
en de stillevens, die hij maakt, zijn nog zwakker
dan de decoratieve voorstellingen; zij zijn van een
scholier van de Akademie, van wien ge in de toe
komst niet veel verwacht (zie bijv. Matthieu
Wiegman's portret, etc.) Ik vermoed, dat mij
naar aanleiding van dit alles van Grégoire n
ding maar in de herinnering zal blijven, en dat is.
de afstand, die Grégoire's werk scheidt van de
teekening van Piet Wiegman, die Grégoire en zijn.
vrouw voorstelt.
Jan Sluyters, bij van Lier, te Amsterdam
Het was een verkwikking na Grégoire Jan
Sluyters te vinden bij van Lier. Niet, dat wij in den
laatsten tijd niet op de hoogte gehouden worden
van wat Sluyters, die kan gelden als de schilder
van Amsterdam, doet en vermag, maar er is altijd
verfijning, soms alleen maar moedwilligheid, in
zijn werk; zwier, en een zeker fel branden in de
kleur kunt ge er dikwijls eveneens aantreffen en.
teederheid. Er is hier een kinderportret, ten voeten
uit, van een dochtertje van Sluyters; het portret
met de kanaries zoudt ge 't kunnen noemen. Er is.
daarop een partij, de linkerbenedenhoek, met
bloemen, waartusschen ge eveneens een
kanariebeest ziet zitten, en die bloemen hebben het
zeldzame, wat, ongeveer, Redon's bloemen kuanen
hebben, een teederheid, die gegeven is in de teeder
heid der verschijning van de bloemen; zij ver
schijnen zedig, zoudt ge moeten zeggen. Twee
schilderijen zijn hier dan verder met nadruk
temelden; het naakt met de witte kan (dat veel beter
hing in het Stedelijk Museum) en waarvan mij »
stemming van het gezicht n kleur van 't naakt
altijd doet denken, dat zóó een maangodin kon
worden geconterfeit, en, de forsche tegenstelling
daarvan, de Negerin, met de zware kleur en du
geslotenheid van het geheel in de lijst.
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam~R'dam~Den Haa«
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND.