Historisch Archief 1877-1940
0E GROENE AMSTERDAMMER VAN 10 SEPTEMBER 1927
Uit de Natuur:
Rijk Drente
door Dr. JAC. P. THIJSSE
T~\ E Nederlandsche Natuurhistorische
Vereeniging heeft dit jaar haar congres gehouden te
Assen en de Asser Afdeeling heeft gepoogd, ons in
dien korten tijd zoo veel mogelijk te laten zien van
de Provincie, die tegenwoordig zoo in beklag is.
Door een samenloop van omstandigheden hebben
we den Zuidoosthoek maar eventjes aangeraakt en
dat mag wel de reden ervan zijn, dat de meesten
onzer weer naar huis zijn gegaan met de gave
herinnering aan een heerlijk mooi land met prettige
en flinke bewoners. Natuur en historie werken
samen, om het te maken tot een toeristenland van
den allereersten rang, dat, naar het mij op het
oogenblik voorkomt, het best wordt bestreken uit
Assen, Emmen en Dwingeloo.
Wanneer ik alles wat we daar in vier zeer volle
dagen hebben gezien en genoten eens goed wilde
beschrijven, dan had ik daar zeker wel vier heele
nummers van de Groene voor noodig. We zullen
ons moeten beperken tot een kort overzicht, dat
niet eens een verslag mag heeten, want ik maak
mij ook vrij van de chronologische volgorde en
begin meteen met onzen derden tocht, den grooten
^
^:
'?j»*.
EEN JENEVERBES IN HET
MANTINGERBOSCH (Foto W. Beyerinck)
tocht, die net een wijzertje rond heeft geduurd, van
acht uur in den morgen tot acht uur 's avonds.
Het was voornamelijk te doen, om het hart van
Drente en met een langen stoet van auto's en auto
bussen er waren meer dan honderd
tochtgenooten rolden we het vriendelijk Assen uit en over
Schieverr en Anrijp, Ekehaar en Amen naar het
Grollo'er veld en verder.
De esschen en weilanden van deze dorpen sluiten
vrij wel aan elkander. Slechts hier en daar ligt
nog een hardnekkig stukje hei en ofschoon de
dorpjes en boerderijen al menigmaal een speciaal
karakter vertoonen, voelen we toch duidelijk, dat
we het eigenlijk oer-Drente nog niet voor ons heb
ben. En er'is n ding, dat ons nog herhaaldelijk zal
treffen, de Drentsche eik wordt gaandeweg ver
drongen dóór de Canadeesche populier. Wij oudjes
loninkl.Boomkïiiaakefii.Jilhelmina;'
Charles van Ginneken & Zoon, Zondert, N.Br.
Het van ouds gunstig bekende adres voor:
Dennen, ter be bossching (uitsluitend Inheemsch zaad)
Exotische Dennen- en Sparrensoorten,
Bosch- en Haagplantsoen,
Boomen en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis en franco.
Téi Interc. No, 1. Telegr.-Adr.: Wïlhelmina, Zundert.
zijn opgegroeid bij de prachtige eiken, zooals Van
der Sande Bakhuizen die schilderde op de wallen
langs de Drentsche schapendriften, de breede banen
onder statig geboomte, die uitliepen op de oneindig
heid van de hei. Hier en daar in Drente zijn die
schapendriften nog wel te vinden, doch schaarsch,
en maar zelden met oude eiken en nog zeldzamer
met een oneindig heide-verschiet aan hun uitgang.
Doch laat ons niet klagen, want we zijn nu over
het Amer diepje heen en een uitgestrekte hei ligt
voor ons: het Grolloër veld. Grollo zelf bereiken
we niet, maar we rijden naar Schoonlo, dat als een
vesting voor driekwart is omgeven door eeuwenoud
eiken kreupelbosch op stuifheuveltje. Van
Schoonloo gaat het op Elp af, nu nog eens echt over
eindelooze" hei, maar de nieuwe klinkerweg beduidt
toch, dat hier weldra de ploeg zijn intree zal doen.
Op den Elper esch groeien alweer de prachtige
driekleurige viooltjes in de roggestoppel. De rogge
zelf staat op schoven en ziet er miserabel uit, de
korrels zijn in de aren ontkiemd door het natte
jaar. Het lijkt heel oppervlakkig en ongevoelig
om zoo maar door Elp heen te rijden, maar we
doen het toch, bereiken het Oranje kanaal, volgen
zijn aardig begroeiden noordoever tot de brug van
Orvelte en stappen daar uit onze wagens. Elp en
Orvelte zijn namelijk de twee mooiste oude dorpjes
van het hooge Drentsche Veld.
Onze. lui wandelen door het dorp heen. Er is een
oude herder met schapen, een tondeldoos en andere
paraphernalia, maar wat het meest de camera's in
actie brengt dat zijn de prachtige boerderijen met
de fluweelige stroodaken, de bijzonder mooie
schuren en schuurtjes met merkwaardige
balkenconstructies en luifeldaken, voor velen onzer iets
heel onverwachts. Ik herinner mij nog, dat ik jaren
geleden Orvelte voor het eerst zag en toen moest
denken aan de schilderachtige dorpjes in het
Boven-Rhónedal. De bevolking kwam uitloopen,
vroolijk, vriendelijk, nieuwsgierig. Wat wij daar
kwamen uitvoeren? Ik vertelde hun wat van het
Behoud van Natuurmonumenten, van de hei en
de jeneverbessen en de goudplevieren en dat
begrepen ze best. Ook vertelden zij mij, dat op oude
huizen de stroodaken weer als stroodak vernieuwd
worden en dat een nieuw huis wel meestal een
pannendak krijgt, maar ook nog wel eens een
stroodak. Ook kregen we te hooren van
OudOrvelte en van de roovers B remmer en Brander,
of hoe ze ook geheeten mogen hebben. Echt, om
nog eens daar heen te gaan, wat rustiger te praten
en ook om te zien wat er nog over is van het
Orvelter Zand en de Meeuwenpiassen in het
EUertsveld.
Nu moesten we verder en kwamen in een heel
andere wereld. Eerst den grooten weg naar Zweeloo
op, toen rechts af langs een spiksplinternieuwen
weg en daar waren we in het Witte Veen, do
nieuwe groote ontginning van het Landschap
Drente. Het rauwe veen is geëgaliseerd,
gedraineerd, bewerkt door de werkeloozen en nu wonen
er de arbeiders in keurige huisjes, ieder met zijn
stukje grond, 't Ziet er alles frisch en fleurig uit
en de kinderen kijken vroolijk uit hun oogen. Wij
hopen, dat ze zullen opgroeien tot flinke, redzame,
fiere menschen en komen later nog eens kijken,
als de groote boerderijen zijn gesticht. Dan zullen
er ook wel boomen komen, boschjes en hagen en
misschien kruipen de huisjes wat bij elkander tot
een dorpskern. Op het oogenblik is de tegenstelling
tusschen het rijpe Orvelte en het kerschversche
Witteveen nog wel wat schril.
Nu draaien we weer eens rechtsaf en komen bij
een oud boerenplaatsje. En nu gooi ik mij in de
schouders, want links van ons ligt het Balinger en
Mantinger Zand, een bezitting van de Vereeniging
tot Behoud van Natuurmonumenten: heide en
stuifzand en heuvels, begroeid met eik en den en
berk en jeneverbes. Een heuvelkling met dicht
eiken-kreupelhout beschermt de Mantinger esch
tegen ons stuifzand. Zuidwaarts ervan ligt het
Groote Veld nog geheel woest" en dras met vele
veenplassen en daar broedt nog de goudpluvier.
Ook zijn er reeën en vossen en al de bloemenpracht
van de drassige heiden. Hier komen we later ook
nog wel eens.
Even door Mantinge ook alweer zoo'n oud
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP IEDEREFLESCH
Boekbespreking
door HERMAN MIDDENDORP
Rein Valkhoff. Toffie en Co. Met
teekeningenvanJ. H.Luis. Amersfoortz.j.
Valkhoff en Co.
Een aardig, frisch en vooral natuurlijk jongens
boek. Een, dat de moeite waard is om er even extra
de aandacht op te vestigen. Natuurlijkheid is een
eigenschap, die in de jongensboeken van de laatste
jaren maar schaarsch wordt aangetroffen; wie
onze tegenwoordige jeugdlectuur eenigszins kent,
zal opgemerkt hebben, dat er bij veel schrijvers
een neiging schijnt te bestaan, om tegen elkaar op
te bieden met onwaarschijnlijke avonturen. Er
zou op dit gebied een vermakelijke bloemlezing
van krasse staaltjes samengesteld kunnen worden.
Men verkijkt zich bij een oordeel over dit soort
boeken makkelijk op het succes, dat ze vinden in
hun lezerskring; jongens zijn in den regel in staat,
de meest barbaarsche nonsens in een boek te
savoureeren. Wat gelukkig nog niet wil zeggen
zoover is de smaakbederverij niet gevorderd
dat ze een boek, waarvan de handeling binnen do
perken van het waarschijnlijke blijft, niet op prijs
zouden kunnen stellen.
Ik geloof dat dit boek van den heer Valkhoff
er wel in zal gaan. Ik meen dat het een eersteling
is, en ik hoop dat de auteur meer zulke boeken zal
geven (maar in vredesnaam geen vervolgen" !)
Van goede jongensboeken hebben we niet gauw
te veel. Het is humoristisch zonder overdreven
komiekerigheid en gevoelig zonder dat het sen
timenteel wordt.
VAM HELLES
TABAK
IS
dorp stappen we weer uit, om een bezoek te
brengen aan het Mantinger Bosch, nu eens echt
werkelijk een eeuwenoud bosch, want het wordt al
vermeld in de oude kronieken. Het hooge hout is
echter meerendeels geveld, maar het onderhout
is er nog en wel meest in den vorm van geweldige
hulsten. Daarnaast staan berken, lijsterbessen,
bramen en kamperfoelie, alles nu in kleur en fleur
van bloem en vrucht en doorweven met adelaars
varens in tropische weelderigheid. Op menige
plaats bereiken de varenveeren in de hulsten een
hoogte van een meter of vijf. Het bosch is haast
ondoordringbaar en we kunnen er ons niet lang in
ophouden. Maar met April of Mei moeten we er
weer even heen, om de weelde van
voorjaarsbloemen en vogelweelde te genieten, 't Is een ware
schatkamer en niemand wist er van, totdat een
paar jaar geleden Dr. Beyerinck er over schreef
in De Levende Natuur.
(Wordt vervolgd)
Hotel Duin en Daal" - Bloemendaal
op alle kamers
Str. koud en warm water
PRIVÉBADKAMERS
Telefoon 22223