De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 24 september pagina 10

24 september 1927 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 SEPTEMBER 1927 No. 2625 Tegenstellingen Het, met veel Es ist nickt-voa.hr"-geweld, door Hindenburg onthulde monument ter herdenking van den slag bij Tannenberg, Het, door maarschalk Petain plechtig en eerbiedig onthulde doodenhuis, ter her denking van den slag bij Verdun Schilderkunst Hollandsche Kunstenaarskring, Amsterdam Ik schreef in een vorig artikel, dat de HollandBche Kunstenaarskring zich in een moeielijke periode bevindt. Dat blijkt ook (want dat is altijd een teeken l) uit de onthouding van een aantal leden der vereeniging en daartoe behooren van de feesten als Jan Sluyters, Gestel, Polet, Piet Wieg man. Wanneer zulken zich niet vertoonen beteekent dat, dat zij tot de door iedereen erkenden behooren, en dat v oor hen de tentoonstellingen niet meer die noodzaak bezitten, die zij in vroeger tijd voor hen hadden. Maar er zijn toch naast deze onthoudingen tekortkomingen; er is niet gevraagd of wellicht gevraagd met restricties, waardoor op deze ten toonstelling, en die kon dat velen ! gemist worden, die haar zeker hadden versterkt, terwijl er aan wezig zijn, die haar verzwakken. De laatsten zal ik niet noemen, maar tot hen, die ik mis, behoort o.a. Van TJytvanck, de teekenaar en schilder van vele portretten en H. Wiegersma, wiens werken toch den HoUandschen Kunstenaarskring of aan het bestuur niet onbekend kunnen geacht worden te zijn, en waarin meer vaart is en meer eigenaardige hoe danigheden zijn dan in een aantal der genoodigden. Ik wijs met nadruk op dit alles, omdat ik den Hollandschen Kunstenaarskring zeer genegen ben, en Mj, een langen tijd, een functie vervuld heeft in het Amsterdamsche leven, die ik gaarne steeds, bij voortduring, goed zag voortgezet. En zelfs als wij veronderstellen, dat hij niet in ons land alleen ? een goede tentoonstelling kan vormen, waarom vraagt hij dan geen sterke buitenlanders want er zijn er nog genoeg, die hier niet bekend zijn, en ^ waarom organiseert de beeldhouwer uit de leden niet eens een tentoonstelling van enkele sterke niet-Hollanders, opdat wij op ons gemak, en zeker, kannen vergelijken, wat wij hier tot het beste rekenen, en wat daar tot het beste wordt gerekend. De kosten! Ik weet, die zijn groot, maar Botterdam, den Haag, Amsterdam kunnen zich toch combineeren? Tot de genoodigden behooren, behalve zij die reeds aan meer tentoonstellingen van deze ver eniging deelnamen o.a. Bieling, Charles Eyck, Hulshoff Pol, Kuyten, Joep Nicolas, Willink, en naar ik meen ook Martinez. Het werk van den Cubaan Martinez is niet op zijn sterkst hier te zien. Het schijnt mij toch toe, dat in de andere stillevens, die ik van hem ken, de kleur ongetroebelder was, dat het heele schilderij, meer sonoor, toch meer licht hield; dat de vormen geboetseerd waren in straffer spanning. Martinez is een schilder, dien ge door dit werk zoudt kunnen onderschatten, en dat is een vervelend gevoel voor wie, door welke om standigheden ook, beter op de hoogte is. Toch kan hier dadelijk neergeschreven worden dat door werk als van Martinez de tentoonstelling niet dat verwarde heeft gekregen dat in den Hollandschen Kunstenaarskring nog niet voorkwam. Komt het dan door Remicns? Ongetwijfeld behoort deze teekenaar en beeldhouwer tot de zwakken. Vooral de teekeningen missen wat in teekeningen der beeldhouwers kan trekken; de andere zorg om de volumina; de zorg de lichamen te geven moeten, anders dan, zeker, de coloristen ze zien. Van de beeldhouwwerken is de Tijger, en de kop a la Raedecker het meest aangename nog dat wij van hem moesten be/.ien. In den (teakhouten) tijger is de spanning in het dier haast overdreven; in de kop (87) zooals ik zei de a la Raedecker, kunt ge gemakkelijk erkennen, hoeveel grooter de psy chische spheer is, die het werk van Raedecker tot een zóó gewaardeerde afzonderlijkheid maakt. Goede beelden zenden als uit een kern hun innerlijke straling, en deze straling schijnt het beeld blijvend te omhullen wie vindt dat bij Remiëns Zeker komt iets van het verwarde in de ten toonstelling door het werk van A. C. Willink. Dat komt niet door de lust het vleesch van zijn naakten zóó sterk te willen modelleeren (ge voelt te weinig het skelet!), niet door deze modelleerlust komt het, die ge, op andere wijs, bij Hynckes toch waardeert (moge de stad Hynckes meer fel leven geven dan hij buiten vond), maar door een' geest, dien wij in Holland weinig vinden en weinig liefhebben. Van waar en door wien ook beïnvloed, Willink heeft hier te veel in zijn uitingen, als kwamen deze van Italianen door een Duitscher tot hem. Er is een niet diep verborgen akademisme in deze beelden", dat bij ons te lande eigentlijk zeldzaam is, en enkele schijnbaar maar vreemde, in schijn moderngevonden attributen, kunnen dit akademisme niet verbergen. Een klein schilderijtje met boomen, etc. heeft een te verdragen en niet opdringende kleur; het rose der naakten daarentegen doet ons zoo weinig de gave der kleur veronderstellen in den schilder, dat we niet anders dan kunnen hopen, dat een komende tentoonstelling (bij Kleykamp) beter dunk ons zal brengen dan we in Amsterdam konden krijgen. Nu, moet ik zeggen, is ook om andere redenen (psychische uitdrukking der fi guren) Willink een tegenvaller. Me j. Coowenberg, bij Kleykamp, den Haag Sterkste spanning in de lijn en een ongereptheid van 't zwart-en-wit moeten de eigenschappen zijn van werk, zooals mej. Couwenberg wil maken. Te schrijven dat haar zoo iets gelukte, was het begaan van een onjuistheid. Vooral in de njn, in de spanning der lijn schiet zij te kort; het ongerepte van het wit-en-zwart is beter benaderd. Maar deze teekenares van vrouwe-,J mannen- en ^kinder portretten (in een paar vrouweportretten is zij nog: op haar best) mag toch niet vergeten, dat de psy chologische inhoud van een portret een der aan gename noodzakelijkheden daarvan is, en wan neer denkt zij daaraan genoeg? A. PLASSCHAERP Bij D. G. Santee Landweer, Heerengracht 396> De eigenaar van dezen kleinen genoeglijken kunsthandel vraagt de aandacht voor een ten toonstelling van fransche prentkunst. Opnieuw bewijst hij dat er voor weinig geld nog iets goeds. te krijgen is. Onder de litho's van Daumier, zijn specialiteit, exposeert hij eenige vroege bladen uit het weekblad la Caricature, dat in 1835, om politieke redenen verboden werd. Daarbij is er een, Ie repos de la France, dat de beste eigen schappen van den teekenaar in zich vereenigt,. eenvoud van voordracht en grootsche conceptie. Louis Philippe is op den troon in elkaar gezakt aan weerszijden treuren de geplukte gallische haanen het vernederde Frankrijk in een vrouwenfiguur ge symboliseerd. Aan een haast weerzinwekkend thema is hier zulk een aangrijpende en nobele vorm gegeven, de opbouw is zoo klassiek en de tragiek in zulk een verheven ernst gedrenkt, dat de gedachte aan? een caricatuur verdwijnt. Hier gaat een vergelijking; met vroegere Engelsche caricaturisten niet meer op. Tusschen het genie van dezen zuidelijken Franschman en dat van den Germaanschen Beet hoven bestaat verwantschap. Beiden hebben een heilige en smartelijke verontwaardiging in dert tegelijk meest beknopten en meest volmaakten opzet weten te vertolken. De fraaie en uit een picturaal oogpunt rijkere prenten uit de latere Charivari, waarvan de heer Landweer uitnemendeexemplaren toont, missen den verheven en naieven geest, die aan zulk een prent ten grondslag ligt. Aan deze hoogten kunnen etsers als Charles Jacque en Adolphe Hervier niet tippen. Dat neemt niet weg dat vooral de eerste, als hij zich liet gaan,. een levendigheid en frischheid van voorstellingbereikte, die ge den dikwijls te zoetsappigen schilder niet zoudt nageven. Niet de illustratieve, gecomponeerde, aan een voorbijën tijd herinne rende, vriendelijke vertellingen behooren tot zijn beste werk, maar de plaatjes die hij vermoedelijk buiten', op de plaats zelve bekraste en waarop hij soms met de weergave van een paar zwijnen volstond. Daar vindt ge niets minder dan een synthese van landelijke heerlijkheid. En 't lijkt niet overbodig te vermelden dat het mooisvoor prijzen tusschen / 3.50 en / 12 te verkrijgen is. HENNL'S. J. S. MEUWSEN, HolL A'dam-R'dam-Den Haag, DE BESTE HOEDEN IN HOLLANB

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl