De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1927 24 september pagina 11

24 september 1927 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER VAN 24 SEPTEMBER 11 WELEER EN NOU door en met teekeningen van CORNELIS VETH De ouderdom, bezadigd maar nog kras, In meenge kwestie nog de raadsman was. Als hij al schuiflend bromde in zijn baard, Heeft elk geluisterd, 't was allicht de moeite waard. Het kleinkind dat hem schuchter eer bewees, Bloosde verheugd als hij het schertsend prees. De grijsaard Oud zijn is in zijn oog de grootste schand Maar 't jong zijn heb je immers in de hand ! Kaal is toch mode. de tailleur doet al zijn best Een jeuige démarche doet de rest. Eén kunst zal deze jongeling nooit leeren: Gij raadt het al: 't is l'art d'eire r/rand-père. COMOEDIA Grand Theatre : Dr. Juci", door Fodor t_T ET is niet slecht, maar een stuk als dit had supérieur moeten zijn om in te slaan. De vrouwelijke dokter, die in haar beroep opgaat, maar omdat zij koel redeneerend, de genoegens van het leven niet ontwijkt, daar toch de dupe van wordt, dat is ten slotte een goed opgeworpen probleem, waarin men het publiek met interesse kan. laten deelen. Maar dat laatste blijft in den zeer wisselvalligen blijspeltrant, waarin het is uit gewerkt, vrijwel een illusie. Als deze bekoorlijke geneesvrouwe in een dans jurk tegenover een soort salonbokser, een eleganten krachtpee komt te staan en zich te middernacht 4 op zijn landgoed als huisdokter laat roepen, dan mag zij toch wel hersens genoeg hebben om te be grijpen, dat haar preutsche zelfverzekerdheid haar niet veel zal helpen maar integendeel, in de onverimjdelijke verhouding tusschen hen beiden slechts f*1,? ' * een raffinement meer beteekent. Haar zelfcontrole is al naar de haaien voor er eigenlijk sprake van is. ,Bn als zij bezwijkt voor de stille kracht achter het quasi-Latijnsch dispuut over bacterieën en melk, nu dan zou zij ook al veel eerder bezweken zijn «n eigenlijk meer aan den kant van de tweede rol, die van het Süsze Madel", thuis behooren. Afgezien van de lichtvaardige wijze, waarop de schrijver ons wil beetnemen, heeft het stuk echter toch, en vooral in de tweede acte, handige en ook wel geestige scènes, al is de charge vaak een beetje would-be en al is men door het onregelmatige ver loop van den dialoog nooit drie seconden zeker van zqn glimlach. Bovendien schuiven er in dit stuk een paar idioten rond, waarvan men eigenlijk niet weet wat ze beteekenen en hoe ze in deze omgeving geduld worden. En tenslotte rest nog altijd het belangrijkste: waarheen na afloop met dr. Juci, deze blauwkous in zij P.... Gelukkig beeft Tientje de la Mar van de hoofdrol een zeer knappe en zoo aannemelijk mogelijke ver tolking gegeven: rustig, gedecideerd in haar stelHögen en naar Verzet, en naar het einde toe vrouwe lijk sterk en natuurlijk. Ook Pierre Myin vermeed de gemakkelijke effecten en kunstpauzes, die in dit op de zaal geschreven stuk zoo dankbaar zouden zijn. Uiterlijk zeker niet de vereischte Harry Liedtke, vergoedde hij veel door knap tegenspel met een vleugje ironie. Minny Erfmann droeg een paar nuoie klejren. Volkstooneel: Hallo Batavia" en De Jantjes" Meer dan de vorige maal is de Plantage met deze revue op den goeden weg: een vlot en gezond, zij het niet bar geestig verloop en vele curieuse en ook goede momenten van volkskunst en volksgunst, dank zij Oor Smit (eene vrouw) en Deef Goubitz, en dank zij ook de zang van Emile van Bosch, al kan men over den opbouw dezer laatste scène van meen ing verschillen met het publiek, dat de zaal schier tot puin klapte. Ver boven de revue uit steekt echter opnieuw de prestatie van den danser Janos. Hij heeft zijn groote Einlage geheel omgewerkt: in, plaats van het gave, fijngeestige type van den sloomen clown thans een kleine reeks grotesken, populairder mis schien en ook grover van effect, maar nu geheel zelfstandig. Ook brengt deze nieuwe zetting de kwaliteiten van zijn partner Olivia, in een aller aardigste ukullele-song bijv., beter tot haar recht en tevens doet een prachtige Donauwalzer beiden goede society-dancers kennen. Ik ben blij dit op nieuw te kunnen constateeren: als musical act en excentrics zijn Janos en Olivia een veelzijdig, mo dern en technisch voortreffelijk nummer, zooals er het laatste jaar in ons variétémaar weinig ver toond is. In Carréis de schuit met de Jantjes weer eens voor den dag gehaald en men zal er geen spijt van hebben, als men oude en dankbare herinneringen nog eens gaat opfrisschen. Ik heb de Jantjes altijd een van de weinige daden van ons tooneel gevonden en het spel van Elsensohn als de prachtige Dolle Dries, Timrott als de Blauwe, van betere komaf, en Bouber als de goocheme Schele is warm, goed en van een groote, meeslepende dramatische op rechtheid. Wien dit stuk niet uit het hart gegrepen is, voelt het sterke, elementaire volkssentiment misschien als sentimenteel effect. Ik voor mij ken op het tooneel wel geen ontroerender oogenblik dan de afvaart van de Prinses Amalia", met demeiden en het volk op de kade te hoop geloopen, of de scène in de kantine in de Oost, als over het grind der sterren het heimwee naar het moederland teruggaat, en verlangen en ondergang vorm krijgt in een der eenvoudigste volksliederen, die onze taal bezit. HENRIK SCHOLTE George Verenet R is n der ouderen aan het Tooneel heen gegaan, nu niet een der grootsten, maar toch. iemand, die jaren geleden een persoonlijkheid was, die meetelde. Was hij met Willem Royaards niet en der eersten uit beteren stand, dan waaruit vroeger de tooneelspelers werden gerecruteerd ? Had hij niet vrijwillig zijn studies opgegeven, om uit roeping het Tooneel te dienen? Illusies had hij, meenende op de planken te vinden het ideaal, waarvan hij droomde. Met geheel zijn ziel gaf hij zich aan zijn kunst. . . . die hem zooveel teleur stellingen baarde en toch ook zooveel genot gaf. Hoeveel malen heb ik niet met hem gesproken in de jaren, dat wij samen op 't Leidscheplein verbonden waren, hoe was hij zelfs toen nog een kunstenaar, die van de kleine of groote rollen, die hij vervulde, telkens eene creatie maakte, die opviel door goed begrip en beschaving. Z'n uiterlijk en z'n stem deden den man van beschaving kennen, in zijne gesprekken trof een toon, die men weinig hoorde aan het Tooneel. Zoo heeft hij gestreden voor zijn kunst. . . . zoo. heeft hij gestreden voor zijn dagelijksch brood* Want langzamerhand verdwenen zijn illusies en de laatste jaren was ook hij gedwongen te zwerven,. nu hier, dan daar, onbruikbaar als de meestedirecties hem vonden. Nu is hij heen gegaan, vergeten door het publiek, dat hem vroeger menigmaal toejuichte, vergeten zelfs door velen zijner collega's. Maar er zijn et nog, die aan hem de herinnering bewaren van een trouw kameraad, en zoo zal zijn nagedachtenis ook voor mij blijven voortleven. H. K. TEÜNE B-v

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl